ECLI:NL:RBAMS:2023:2023

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
13/000239-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en het vervoeren van cocaïne

Op 31 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 29 december 2022 in Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het vervoeren van cocaïne. Tijdens de terechtzitting op 17 maart 2023 heeft de officier van justitie, mr. B.S. Selier, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Onnink, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen van het merk Umarex/Glock, type 17 gen 5, voorhanden had en vijftien bolletjes met in totaal 2,83 gram cocaïne vervoerde. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor de handel in cocaïne niet voldoende was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het vervoeren van de cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het in beslag genomen geldbedrag van € 1.310,- aan de verdachte teruggegeven. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vuurwapenbezit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/000239-23
Datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985 ,
wonende op het adres [woonadres] ,
gedetineerd in [PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.S. Selier en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G. Onnink naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Umarex/Glock, type 17 gen 5, kaliber 9x17mm of 7,65mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,83 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. Hoewel er indicaties zijn dat verdachte zich bezig hield met de handel in cocaïne, kan dit volgens de officier van justitie niet worden bewezen. De politie heeft de daadwerkelijke overdracht van de cocaïne immers niet waargenomen. Voor feit 2 kan daarom alleen een bewezenverklaring volgen voor het opzettelijk vervoeren en in ieder geval het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 geen verweer gevoerd. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de cocaïne heeft verstrekt en verkocht. Verdachte dient daarvan dan ook partieel te worden vrijgesproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 29 december 2022 zagen verbalisanten voor de ingang van het winkelcentrum [centrum] in Amsterdam twee personen staan. Eén van deze twee personen bleek later verdachte te zijn. Een onverzorgde vrouw, die door verbalisanten ambtshalve werd herkend als een verslaafde persoon, liep naar verdachte toe en gaf hem een geldbriefje. Verdachte stopte het geld weg en zocht vervolgens iets in zijn kleding. De tweede persoon keek naar de verbalisanten en waarschuwde verdachte. Verdachte stopte toen met wat hij aan het doen was en liep een winkel in. Verbalisanten hebben verdachte vervolgens mee naar buiten genomen en hem gefouilleerd. In zijn jas werden een vuurwapen en een mes aangetroffen. Tijdens de insluitingsfouillering op het cellencomplex zijn vervolgens ook nog vijftien bolletjes met vermoedelijk verdovende middelen en 1.310 euro aan briefgeld (26 briefjes van 50 euro en één briefje van 10 euro) bij verdachte aangetroffen.
Feit 1
Het in de jaszak van verdachte aangetroffen vuurwapen is onderzocht. Dit bleek een (ongeladen) pistool te zijn van het merk Umarex/Glock, model 17 gen 5, met kaliber 9x17 mm of 7,65 mm.
Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen eerder van een jongen had afgepakt, omdat hij de gemeente helpt om wapens van de straat te houden. Hij had het wapen nog in zijn jaszak zitten toen hij op 29 december 2022 van huis vertrok om boodschappen te gaan doen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat feit 1 kan worden bewezen.
Feit 2
De aangetroffen verdovende middelen zijn in het laboratorium onderzocht. Het bleek te gaan om vijftien plastic bolletjes met 2,83 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bolletjes in de week voorafgaand aan zijn aanhouding voor zijn buurman in bewaring had genomen.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van cocaïne. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte wel bewezen dat verdachte 2,83 gram cocaïne heeft vervoerd. Feit 2 kan dan ook worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 29 december 2022 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Umarex/Glock, type 17 gen 5, kaliber 9x17 mm of 7,65 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
op 29 december 2022 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd 2,83 gram van een materiaal bevattende cocaïne.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel van drie maanden. Verder heeft de raadsman in overweging gegeven dat verdachte ook een taakstraf van 150 uur kan uitvoeren.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg. Dit is een zeer ernstig feit en kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengen. Het bezit van vuurwapens leidt maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dit is een groot maatschappelijk probleem.
Verdachte heeft daarnaast vijftien bolletjes met 2,83 gram cocaïne vervoerd. Verdachte is met zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken. Harddrugs zijn sterk verslavend en zijn schadelijk voor de gezondheid. Verslaafden plegen vaak vermogensdelicten om in hun gebruik te kunnen voorzien. Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met georganiseerde drugshandel. Gelet op de wijze waarop de cocaïne was verpakt, de coupures waarin het contante geldbedrag bij verdachte is aangetroffen en de omstandigheid dat hij op straat contact had met een onverzorgde vrouw die hem papiergeld gaf, is bij de rechtbank het vermoeden ontstaan dat verdachte zich bezig hield met de handel in verdovende middelen. De rechtbank gaat bij de bepaling van de strafmaat dan ook uit van een dealerindicatie. Deze omstandigheid werkt strafverzwarend.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 maart 2023. Hieruit blijkt dat verdachte één keer eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vuurwapenbezit. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. Voor het vervoeren van 0-10 gram harddrugs noemen de oriëntatiepunten een taakstraf van dertig uren als uitgangspunt.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Verdachte heeft niet meegewerkt met het psychologisch onderzoek en de reclassering. Hij heeft geen inzicht getoond in zijn handelen en hij heeft evenmin op de zitting verantwoording afgelegd. Daarom is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte is € 1.310,- (goednummer 6281654) in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat dit geldbedrag dient te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- 1.310 EUR (goednummer 6281654)
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2023.
[.....]

1.[.....]

[.....]