ECLI:NL:RBAMS:2023:2014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
10172064 / CV EXPL 22-14118
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in civiele procedure over onbetaalde facturen tussen K.S.H. B.V. en NAUTICADAM B.V.

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 31 maart 2023 een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen K.S.H. B.V. (eiseres) en NAUTICADAM B.V. (gedaagde). K.S.H. B.V. vordert betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 9.761,03, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De eiseres heeft diverse facturen gestuurd voor werkzaamheden aan schepen, maar de gedaagde heeft deze facturen niet voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is overgelegd, waardoor aangenomen wordt dat partijen op basis van mondelinge afspraken hebben gewerkt. De rechter heeft aangegeven dat er nadere inlichtingen nodig zijn om vast te stellen welke werkzaamheden zijn afgesproken en uitgevoerd, en welk bedrag de gedaagde verschuldigd is. Om deze reden is er een mondelinge behandeling bepaald, waarbij partijen inlichtingen kunnen geven en de mogelijkheid van een schikking kan worden onderzocht. De rolzitting voor het vaststellen van de datum van de mondelinge behandeling is gepland op 28 april 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10172064 / CV EXPL 22-14118
Vonnis van de kantonrechter van 31 maart 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
K.S.H. B.V.,
gevestigd te Kesteren,
eiseres en hierna: KSH,
gemachtigde: mr. S. van Steenwijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
NAUTICADAM B.V.,
gevestigde te Amsterdam,
gedaagde en hierna: Nauticadam,
gemachtigde: mr. C. Ravesteijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 oktober 2022 met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord, binnengekomen op 13 december 2022,
- het tussenvonnis van 30 december 2022 waarin tot een schriftelijke voortzetting is besloten,
- de conclusie van repliek met producties 7 tot en met 10,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
KSH en Nauticadam zijn overeengekomen dat KSH tegen betaling werkzaamheden zou verrichten voor Nauticadam aan diverse schepen of wrakstukken.
2.2.
KSH heeft het volgende aan Nauticadam gefactureerd:
Factuurnummer
Datum
Bedrag (incl. btw)
[fact.nr. 1]
08-04-2022
€ 4.235,00
[fact.nr. 2]
20-04-2022
€ 1.000,00
[fact.nr. 3]
02-05-2022
€ 1.000,00
[fact.nr. 4]
02-05-2022
€ 1.500,00
[fact.nr. 5]
19-05-2022
€ 400,00
[fact.nr. 6]
19-05-2022
€ 320,00
[fact.nr. 7]
19-05-2022
€ 1.000,00
Totaal
€ 9.455,00
2.3.
KSH heeft meermaals betaling van deze facturen aan Nauticadam verzocht, zoals op 16 en 22 juni, 13 juli en 13 augustus 2022. Tot op heden zijn deze facturen niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
KSH vordert dat de kantonrechter Nauticadam – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeelt tot betaling van:
I € 9.761,03 aan openstaande facturen met wettelijke handelsrente tot 1 oktober 2022,
II de wettelijke handelsrente over € 9.455,00 vanaf 1 oktober 2022,
III € 1.418,25 aan buitengerechtelijke incassokosten,
IV de proceskosten en de nakosten.
3.2.
KSH legt daaraan ten grondslag dat Nauticadam ten onrechte de facturen onder 2.2 onbetaald heeft gelaten.
3.3.
Nauticadam verweert zich. Volgens Nauticadam is er niet meer werk afgesproken dan wat er is betaald. Nauticadam betwist ook de juistheid van de facturen. Zij verlangt dat KSH inzichtelijker maakt wat er aan uren, middelen en materialen zijn besteed. Nauticadam vindt de omschrijving van de ‘diverse’ werkzaamheden in de facturen te algemeen en zet vraagtekens bij de ronde bedragen die soms zijn berekend op basis van gewerkte uren en soms op basis van stukprijs per boot.

4.De beoordeling

4.1.
Er is geen schriftelijke overeenkomst in deze procedure overgelegd, dus gaat de kantonrechter ervan uit dat partijen op basis van mondelinge afspraken werkten. Dat KSH werkzaamheden voor Nauticadam uitvoerde, blijkt voldoende uit de stukken. Het is de vraag of er opdracht is gegeven voor de werkzaamheden waarvoor KSH nu betaling vraagt en welk bedrag Nauticadam daarvoor verschuldigd is.
4.2.
Om vast te stellen wat er aan werkzaamheden is afgesproken en uitgevoerd, verlangt de kantonrechter naast de al ingediende stukken nog nadere inlichtingen. Deze inlichtingen zien op de grondslag voor het uitgevoerde werk. En voor zover er een opdracht was gegevens voor werk geldt dat, indien de afspraken daarover niet duidelijk zijn, Nauticadam een gebruikelijk of redelijk loon is verschuldigd voor het uitgevoerde werk op basis van artikel 7:405 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Daarbij kan van belang zijn wat er in het verleden voor vergelijkbare werkzaamheden is gerekend en betaald.
4.3.
De kantonrechter zal alsnog een mondelinge behandeling bepalen, zodat partijen nadere inlichtingen kunnen geven en zodat de mogelijkheid van een schikking kan worden beproefd.
4.4.
Op de rolzitting van 28 april 2023 zal worden bepaald op welke datum de mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
4.5.
Tot uiterlijk drie werkdagen vóór die rolzitting kunnen partijen hun verhinderdata over een periode van vijf maanden, ingaande vier weken na heden, schriftelijk opgeven aan het Bureau Teamplanner per post (postbus 70515, 1007 KM Amsterdam) of per e-mail (TeamplannerD.kanton.rb.amsterdam@rechtspraak.nl). Bij de opgave van de verhinderdata moeten kenmerk van de zaak en de datum van de rolzitting vermeld worden.
4.6.
Op deze rolzitting hoeven partijen dus nog niet te verschijnen. Na afloop van de rolzitting krijgen partijen schriftelijk bericht van de datum waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
4.7.
Partijen kunnen maximaal 20 dagdelen als verhindering opgeven. Indien toch meer dan 20 dagdelen als verhindering worden opgegeven, zal daar niet in alle gevallen rekening mee kunnen worden gehouden. Indien een partij binnen genoemde termijn geen verhinderdata opgeeft, zal het tijdstip van de mondelinge behandeling worden vastgesteld zonder verhinderingen van die partij in de planning te betrekken.
4.8.
Na vaststelling van de datum van de mondelinge behandeling wordt geen uitstel van die datum verleend.
4.9.
Stukken voor de mondelinge behandeling moeten uiterlijk zeven werkdagen voor de datum van de mondelinge behandeling per post of per e-mail, onder gelijktijdige verzending per post, ingediend worden bij de griffie van de afdeling privaatrecht, team kanton van de rechtbank. Kopieën van deze stukken moeten tegelijkertijd gezonden worden naar (de gemachtigde van) de andere partij.
4.10.
Voor de mondelinge behandeling zal 60 minuten worden ingepland.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden waarop partijen inlichtingen aan de kantonrechter kunnen geven en waar de mogelijkheid van een schikking zal worden onderzocht,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer zal dienen ter rolzitting van 28 april 2023 te 10:00 uur om een datum voor de mondelinge behandeling vast te stellen,
5.3.
bepaalt dat verhinderdata kunnen worden opgegeven zoals hiervoor vermeld,
5.4.
draagt partijen op gevolg te geven aan de hierboven vermelde instructies,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. R.C.J. Hamming, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.