ECLI:NL:RBAMS:2023:2010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
9962237 CV 22-8596
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding wegens gebreken in aannemingsovereenkomst

In deze zaak vordert eiser, [eiser], vervangende schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], wegens gebreken in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De partijen hebben op 1 oktober 2020 een overeenkomst gesloten voor de renovatie van de badkamer, toiletruimte en keuken van eiser, met een aanneemsom van € 24.841,30. Na de aanvang van de werkzaamheden heeft gedaagde meerwerk verricht voor een bedrag van € 5.967,50. Eiser heeft echter gebreken geconstateerd, waaronder problemen met de aarding van de elektriciteit, scheuren in het stucwerk en lekkages. Eiser heeft gedaagde meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen, maar gedaagde heeft hier geen gehoor aan gegeven. Eiser heeft vervolgens een deskundigenrapport laten opstellen door TOP Expertise, waaruit blijkt dat de gebreken het gevolg zijn van tekortkomingen in de uitvoering door gedaagde. Eiser vordert nu een vervangende schadevergoeding van € 9.424,90, alsook de kosten van het deskundigenonderzoek en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en wijst de vordering tot schadevergoeding toe, met uitzondering van enkele posten die niet voldoende onderbouwd zijn. De kantonrechter compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 9962237 / CV EXPL 22-8596
Vonnis van 31 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. Ramautar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 juni 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 12 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast,
- de brief namens [eiser] van 15 februari 2023 met drie bijlagen,
- de mondelinge behandeling van 28 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont op het adres [adres] .
2.2.
[gedaagde] exploiteerde een aannemersbedrijf. In 2022 heeft [gedaagde] zich uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.
2.3.
Partijen hebben op 1 oktober 2020 een aannemingsovereenkomst gesloten voor het renoveren van de badkamer, toiletruimte en keuken van [eiser] . Ook zag de overeenkomst op elektrawerk in alle ruimtes, met uitzondering van de zolder.
De aanneemsom voor deze werkzaamheden was € 24.841,30. Na aanvang van de werkzaamheden hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] meerwerk zou verrichten voor een aanneemsom van € 5.967,50. Het meerwerk bestond uit werkzaamheden aan de meterkast, het aarden van de woning en stucwerk aan de plafonds.
2.4.
In oktober 2020 is [gedaagde] met de werkzaamheden gestart. In april 2021 heeft hij voor het laatst werkzaamheden uitgevoerd.
2.5.
Op 25 mei 2021 heeft [eiser] [gedaagde] een WhatsApp-bericht gestuurd, waarin [eiser] schrijft dat hij tintelingen in zijn vingers voelt als hij de kraan in de badkamer aanraakt en dat hij denkt dat er een probleem is met de aarde van de stroom.
2.6.
Op 24 juni 2021 heeft [eiser] [gedaagde] per e-mail in de gelegenheid gesteld om er binnen één week voor te zorgen dat alle stopcontacten geaard zijn.
2.7.
In juli 2021 heeft Stahlhöfer Electrotechniek B.V. (hierna: Stahlhöfer) in opdracht van [eiser] een nieuwe aardelektrode geleverd en aangebracht voor een bedrag van € 1.470,15. In een schriftelijke verklaring van Stahlhöfer staat dat zij bij haar opname constateerde dat de aarding in de woning niet aanwezig was en dat tijdens het vernieuwen van de groepenkast en de badkamer een potentiaalvereffening had moeten worden aangebracht. Ook staat in de verklaring dat de wandcontactdoos naast het meubel in de badkamer in de zone zat waar niets mag zitten, dat de vloer niet geaard was en dat de metalen gestellen ook niet van aarde waren voorzien.
2.8.
In een brief van 12 september 2021 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] , Stichting Achmea Rechtsbijstand (hierna: Achmea), [gedaagde] gesommeerd om de herstelkosten van € 1.470,15 te betalen. Ook staat in deze brief dat nieuwe gebreken aan het licht zijn gekomen en is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om deze gebreken binnen veertien dagen te herstellen. De genoemde gebreken waren, voor zover relevant, krimpscheuren in het stucwerk op meerdere kamers, scheuren in de tegels van het toilet beneden, lekkage aan het toilet beneden en scheuren in het voegwerk in de toiletruimte op de verdieping.
2.9.
[eiser] heeft expertisebureau TOP Expertise (hierna: TOP) verzocht onderzoek te doen naar de gebreken die zijn beschreven in de brief van 12 september 2021. TOP heeft op 18 januari 2022 een rapport uitgebracht. Daarin staat dat de wederpartij was uitgenodigd om het onderzoek bij te wonen, maar dat de aangetekende brief niet is aangenomen. In het rapport worden, voor zover relevant, de volgende gebreken beschreven:
  • Er zitten horizontale scheuren in het stucwerk, die ontstaan zijn doordat de aannemer een radiatorleiding in de muur heeft gefreesd die niet of onvoldoende geïsoleerd is. Daarnaast zitten er verticale en diagonale scheuren in het stucwerk. Het stucwerk klinkt hol en is mogelijk niet of onvoldoende voorgestreken, waardoor de hechting te beperkt is gebleken en het stucwerk is gescheurd.
  • Er zitten scheuren in de tegels van het toilet beneden en de voegen en tegels van de toiletruimte op de verdieping. De tegels klinken hol, wat duidt op onvoldoende hechting met de ondergrond. De exacte oorzaak van de scheuren is niet gebleken en kan met destructief onderzoek worden vastgesteld. De tegels zouden te strak kunnen zijn aangebracht, waardoor spanning ontstaat bij temperatuurswisselingen, maar ook zou geen of onvoldoende voorstrijk kunnen zijn gebruikt, waardoor de hechting op de ondergrond onvoldoende is. Omdat het gaat om nieuw tegelwerk, moet worden geconcludeerd dat het werk niet voldoet aan de redelijk te stellen eisen van goed en deugdelijk werk.
  • In het toilet beneden bevindt zich een lekkage in de aansluiting tussen de toiletpot en de achterwand, mogelijk doordat een rubbertje scheef zit.
  • Naast de geconstateerde scheuren in het stucwerk en het loszittende stucwerk, is het stucwerk in de hele woning niet vlak aangebracht.
  • Naast de geconstateerde scheuren in het tegelwerk van de toiletten, zijn er meerdere andere gebreken in het tegelwerk. In het toilet op de benedenverdieping is het tegelwerk niet glad aangebracht, maar staat de wand bol. Daarnaast zijn er in de badkamer twee tegels met een gaatje, lopen diverse voegen niet recht en evenwijdig aan elkaar en zijn diverse voegen niet vol en vlak aangebracht.
TOP heeft per gebrek een raming gegeven voor de herstelkosten.
2.10.
Bij brief van 27 januari 2022 heeft Achmea het deskundigenrapport met [gedaagde] gedeeld. In deze brief staat dat [eiser] niet langer wenst dat [gedaagde] de gebreken herstelt, maar aanspraak maakt op een vervangende schadevergoeding. Ook maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek van € 1.512,50.
2.11.
[gedaagde] heeft de vordering van [eiser] per e-mail van 9 februari 2022 afgewezen.
2.12.
Bij brief van 24 februari 2022 heeft Achmea [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om binnen vijf dagen een bedrag van in totaal € 10.937,40 te betalen voor de herstelkosten en de kosten van het deskundigenonderzoek.
2.13.
Op 30 mei 2022 heeft Achmea [gedaagde] gesommeerd om het bedrag van € 10.937,40 binnen drie dagen te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de kantonrechter [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen vonnis veroordeelt tot:
primair
1. betaling van een bedrag van € 9.424,90 aan vervangende schadevergoeding,
subsidiair
2. nakoming van de overeenkomst middels herstel binnen twintig dagen na dit vonnis, op straffe van een dwangsom,
zowel primair als subsidiair
betaling van:
3. de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.023,96,
4. de kosten van het deskundigenonderzoek van € 1.512,50,
5. de wettelijke (handels)rente over het onder 1 gevorderde vanaf 27 september 2021,
6. de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst, omdat meerdere werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen en is daardoor in verzuim. [eiser] heeft zijn vordering tot nakoming daarom omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding van in totaal € 9.424,90. Dit bedrag is opgebouwd uit de factuur van Stahlhöfer van € 1.470,15 en een bedrag van € 7.954,75 dat TOP Expertise voor het herstel van de overige gebreken heeft begroot.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De elektrawerkzaamheden
4.1.
[eiser] vordert vergoeding van de factuur van Stahlhöfer voor het leveren en aanbrengen van een nieuwe aardelektrode. Hij legt aan deze vordering ten grondslag dat hij met [gedaagde] heeft afgesproken dat alle ongeaarde stopcontacten zouden worden geaard. Dit is in eerste instantie ook gebeurd, maar [gedaagde] heeft de bestaande aarde vervolgens ongedaan gemaakt tijdens de werkzaamheden aan de badkamer en is weggegaan zonder te controleren of de nieuwe meterkast en stopcontacten geaard waren. Als gevolg daarvan constateerde [eiser] in mei 2021 dat er spanning op de badkamerkranen stond en dat hij schokken kreeg van het water. [eiser] heeft het gebrek laten herstellen door Stahlhöfer. Dit bedrijf constateerde dat de aarding in de woning niet aanwezig was. Omdat [gedaagde] ervoor zou zorgen dat de woning geaard was, moet hij de uitgevoerde herstelwerkzaamheden vergoeden, aldus [eiser] .
4.2.
[gedaagde] voert aan dat de factuur niet voor vergoeding in aanmerking komt. Hij heeft toegelicht dat een aardelektrode wordt aangebracht buiten de woning, dus nog vóór de meterkast. Partijen echter zijn niet overeengekomen dat [gedaagde] de bron tot aan de meterkast van aarde zou voorzien. Hier bestond ook geen aanleiding voor, omdat [gedaagde] bij aanvang van de werkzaamheden heeft gecontroleerd of (de meterkast in) de woning geaard was en dit het geval bleek te zijn. [gedaagde] was op grond van de aanneemovereenkomst slechts verantwoordelijk voor elektrawerkzaamheden in de woning, waarbij de meterkast voor hem het startpunt was, en die werkzaamheden heeft hij naar behoren uitgevoerd. [gedaagde] heeft alle stopcontacten conform de meerwerkafspraak van aarde voorzien. Toen hij zijn werkzaamheden afrondde, heeft hij geen probleem geconstateerd bij de badkamerkranen. Dat hier later een probleem is ontstaan en dat een nieuwe aardelektrode is geplaatst, komt dus niet doordat [gedaagde] de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, aldus [gedaagde] .
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de factuur van Stahlhöfer niet hoeft te vergoeden. Daarbij is van belang dat de factuur ziet op het leveren en aanbrengen van een nieuwe aardelektrode. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat deze werkzaamheden onder de overeenkomst tussen hem en [eiser] vielen en dat een verband bestaat tussen de werkzaamheden die hij heeft uitgevoerd en het spanningsprobleem dat later is ontstaan. [eiser] heeft hierna niet nader gemotiveerd waarom sprake is van herstelkosten die voor rekening van [gedaagde] moeten komen. Daarmee is onvoldoende gebleken dat de nieuwe aardelektrode nodig was doordat [gedaagde] de overeengekomen werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering daarom af.
Het stucwerk, voeg- en tegelwerk en de lekkage aan het toilet
4.4.
[eiser] vordert een vervangende schadevergoeding voor het herstellen van het stucwerk, de scheuren in de tegels en voegen van de toiletruimtes, de overige gebreken in het voeg- en tegelwerk en de lekkage aan het toilet beneden. Als onderbouwing van deze vordering verwijst hij naar het rapport van TOP.
4.5.
[gedaagde] voert aan dat de vordering moet worden afgewezen, omdat het werk al lang en breed was opgeleverd op het moment dat [eiser] voor het eerst over gebreken klaagde en het werk daarmee voor rekening en risico van [eiser] is. Dat het werk is opgeleverd, blijkt uit de omstandigheid dat [gedaagde] de werkzaamheden heeft afgerond en [eiser] de werkzaamheden vervolgens stilzwijgend heeft aanvaard doordat hij de woning in gebruik heeft genomen. De kantonrechter volgt dit verweer niet. Daarbij is van belang dat niet is gebleken dat een oplevering in de zin van de wet heeft plaatsgevonden (zie artikel 7:758 van het Burgerlijk Wetboek). [gedaagde] heeft de werkzaamheden weliswaar afgerond, maar hij heeft [eiser] niet gevraagd om de werkzaamheden na te lopen en te keuren. Uit het feit dat [eiser] de woning in gebruik heeft genomen, is - anders dan [gedaagde] betoogt - niet af te leiden dat hij de wijze waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd aanvaardde. Ook als wel een oplevering in de zin van de wet zou hebben plaatsgevonden, dan had dat niet betekend dat [eiser] niet meer over de door hem genoemde gebreken had kunnen klagen. Een oplevering zou [gedaagde] namelijk alleen hebben ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die [eiser] op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Van zulke gebreken is in dit geval geen sprake, omdat de scheuren pas later zijn ontstaan en niet is gesteld of gebleken dat [eiser] de overige door hem genoemde gebreken direct had moeten opmerken. De kantonrechter zal hierna daarom per genoemd gebrek beoordelen of [eiser] recht heeft op een vervangende schadevergoeding.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervangende schadevergoeding voor het stucwerk toewijsbaar is, gelet op de bevindingen van TOP. In het rapport staat dat de scheuren enerzijds zijn ontstaan doordat een radiatorleiding in de muur is gefreesd die niet goed is geïsoleerd en anderzijds doordat het stucwerk onvoldoende is gehecht. Daarnaast constateert TOP dat het stucwerk in de hele woning niet vlak is aangebracht. Voor zover [gedaagde] kritiek heeft op het onderzoek van TOP, overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] is uitgenodigd om bij het onderzoek aanwezig te zijn. Op die manier had hij inbreng kunnen leveren en zijn kritiek kunnen substantiëren. [gedaagde] heeft de aangetekende uitnodiging echter niet aangenomen. Hij heeft in deze procedure aangevoerd dat de scheuren komen door de constructie van de woning, het feit dat de woning oud is en trillingen door langsrijdend verkeer. Met het aandragen van deze alternatieve oorzaak heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat het stucwerk niet goed is uitgevoerd. De oorzaken die TOP voor de scheuren noemt, hebben namelijk niets te maken met trillingen in de woning. [gedaagde] moet de kosten voor herstel van het stucwerk daarom vergoeden. TOP heeft de kosten voor het isoleren van de buizen en herstel van het stucwerk begroot op € 775,00, vermeerderd met 9% btw, dus in totaal € 844,75. De kosten voor het herstellen van het stucwerk in de gehele woning zijn begroot op € 3.200,00, vermeerderd met 21% btw, dus in totaal € 3.872,00. Het totaalbedrag voor het stucwerk komt daarmee op € 4.716,75.
4.7.
De kantonrechter is verder van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de scheuren in het voeg- en tegelwerk moeten worden aangemerkt als een gebrek, omdat onduidelijk is waardoor deze scheuren zijn ontstaan. In het rapport van TOP staat namelijk dat de oorzaak van deze scheuren niet vast is komen te staan en [gedaagde] betwist dat de scheuren zijn ontstaan door de manier waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Voor deze scheuren hoeft [gedaagde] daarom geen vervangende schadevergoeding te betalen. Ook hoeft hij geen vervangende schadevergoeding te betalen voor de overige gebreken in het voeg- en tegelwerk die TOP heeft beschreven. Deze gebreken zijn namelijk niet genoemd in de brief van 12 september 2021 waarmee [gedaagde] werd gesommeerd tot behoorlijke nakoming/herstel van een aantal andere gebreken. Deze gebreken in het voeg- en tegelwerk zijn voor het eerst in het rapport van TOP genoemd. Daarna heeft [eiser] in zijn brief van 27 januari 2022 echter ook voor deze gebreken direct aanspraak gemaakt op (vervangende) schadevergoeding zonder dat [gedaagde] in de gelegenheid was gesteld om deze gebreken te herstellen. Voor deze gebreken is [gedaagde] dus niet in verzuim en daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder een vervangende schadevergoeding kan worden gevorderd.
4.8.
[gedaagde] heeft niet betwist dat de lekkage in het toilet is ontstaan vanwege een gebrek in de uitvoering van de werkzaamheden. De herstelkosten voor de lekkage worden daarom toegewezen. TOP heeft deze kosten geraamd op € 150,00, vermeerderd met 9% btw, dus in totaal € 163,50.
4.9.
In totaal wijst de kantonrechter een bedrag van € 4.880,25 aan vervangende schadevergoeding toe (€ 4.716,75 voor het stucwerk en € 163,50 voor de lekkage aan het toilet).
4.10.
[eiser] vordert wettelijke (handels)rente over de hoofdsom. Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente bestaat geen aanleiding, omdat het gaat om een schadevergoeding. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld om de wettelijke rente te betalen over het toegewezen bedrag. De rente wordt toegewezen vanaf 27 september 2021, omdat [eiser] onbetwist heeft gesteld dat [gedaagde] vanaf die datum in verzuim is.
4.11.
Omdat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een vervangende schadevergoeding, is er geen aanleiding om hem te veroordelen om gebreken te herstellen. De kantonrechter wijst de subsidiaire vordering daarom af.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft met de brieven van Achmea voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief, omdat de gevorderde hoofdsom niet volledig wordt toegewezen. De kantonrechter wijst het bedrag daarom toe tot het wettelijke tarief.
Kosten van het deskundigenonderzoek
4.13.
[eiser] vordert vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. [gedaagde] vindt dat deze vordering moet worden afgewezen. Hij voert aan dat onduidelijk is welke werkzaamheden de expert heeft uitgevoerd en hoe lang hij daarover heeft gedaan, zodat niet kan worden beoordeeld of aan de dubbele redelijkheidstoets is voldaan.
4.14.
De kantonrechter is van oordeel dat de kosten van het deskundigenonderzoek voor vergoeding in aanmerking komen. Het is redelijk dat [eiser] TOP heeft ingeschakeld om de gebreken te onderzoeken en de schade te begroten. Als onderbouwing van de hoogte van de kosten heeft [eiser] als aanvullende productie de offerte van TOP overgelegd. Daarin worden de werkzaamheden toegelicht en is een uurtarief van € 125,00 exclusief btw opgenomen. [eiser] heeft hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de kosten zijn opgebouwd. De kantonrechter acht deze kosten redelijk. Dat betekent dat aan de dubbele redelijkheidstoets is voldaan. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld het gevorderde bedrag van € 1.512,50 te vergoeden.
Proceskosten
4.15.
Partijen worden over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Daarom compenseert de kantonrechter de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Omdat geen kostenveroordeling wordt uitgesproken, zijn de gevorderde nakosten niet toewijsbaar.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 4.880,25 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 27 september 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de kosten van het deskundigenonderzoek van € 1.512,50 aan [eiser] te betalen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 741,76 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eiser] te betalen.
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter, bijgestaan door mr. C.C.H. Hersbach, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.