Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1959 in Suriname, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, bipolaire type en katatonie. De betrokkene was niet in staat om zich te laten horen tijdens de zitting, wat de noodzaak van verplichte zorg onderstreepte. De advocaat van de betrokkene voerde aan dat de zorg ook op vrijwillige basis kon worden verleend, maar de rechtbank oordeelde dat de Wvggz voorrang heeft boven de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo) in situaties waarin onvrijwillige zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank concludeerde dat de betrokkene wilsonbekwaam was en niet in staat om in te stemmen met de behandeling. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om de ernstige nadelen af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, waarin verschillende vormen van verplichte zorg konden worden toegepast, waaronder het toedienen van voeding en medicatie, medische controles, en beperking van de bewegingsvrijheid. De rechtbank benadrukte dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de verplichte zorg evenredig en effectief was. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter E. Dinjens, met W. Aukema als griffier.