ECLI:NL:RBAMS:2023:2004

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
13/271162-22 (A) 13/322692-22 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en de ISD-maatregel in Amsterdam

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De zaak betreft twee parketnummers, 13/271162-22 (A) en 13/322692-22 (B), waarin de verdachte wordt beschuldigd van diefstal. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld na een terechtzitting op 16 maart 2023. De officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. P.A.Th. Lemmers. De tenlastelegging omvatte diefstal van een portemonnee van twee slachtoffers op 9 december 2022 en diefstal van goederen uit een Albert Heijn op 21 oktober 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken. De officier van justitie stelde dat de feiten bewezen konden worden, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte geen opzet had om te stelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet goederen had weggenomen en dat de voetbaltruc die hij gebruikte bij de diefstal van de portemonnee als geweld kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten. Tevens is een geldbedrag van € 270,- dat bij de verdachte was aangetroffen, teruggegeven aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
ÁG413071484846XÈ
G413071484846
Parketnummers: 13/271162-22 (A) 13/322692-22 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 30 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
verblijvend op het adres [adres] ,
gedetineerd in de [PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. I.A. Groenendijk en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.A.Th. Lemmers, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht. Ten slotte heeft de rechtbank [deskundige 1] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan het vonnis gehecht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
ten aanzien van zaak A:
op 21 oktober 2022 te Amsterdam een tandenborstel en een potje wax/gel van Albert Heijn heeft gestolen,
ten aanzien van zaak B:
1.
op 9 december 2022 in Amsterdam een portemonnee met inhoud van [slachtoffer 1] heeft gestolen,
2.
op 9 december 2022 in Amsterdam met geweld of bedreiging met geweld een portemonnee van [slachtoffer 2] heeft gestolen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de in zaak A ten laste gelegde diefstal bij de Albert Heijn heeft verdachte door het goed in zijn jaszak te stoppen, de feitelijke heerschappij over dat goed gekregen en is er sprake van diefstal.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte niet de intentie had om niet af te rekenen. Verdachte had tijdens het winkelen in de Albert Heijn geen winkelmandje bij zich en had bij de kassa zijn handen vol. Hij heeft daarom winkelartikelen in zijn jas gestopt. Het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak echter.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde partieel vrij te spreken van het geweldselement. De verdachte heeft immers geen geweld maar een truc gebruikt bij de diefstal. De bestolene heeft door de voetbaltruc niets gemerkt van geweld en ook geen pijn ervaren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde acht de rechtbank bewezen dat sprake was van een voltooide diefstal op het moment dat verdachte met zijn spullen in zijn jaszak zonder te betalen voorbij de kassa was gelopen. Dat verdachte, naar hij heeft verklaard, de bedoeling had de twee producten af te rekenen maar was vergeten dat hij deze nog in zijn jaszakken had, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste eis de rechtbank van oordeel dat de voetbaltruc, waarmee verdachte aangever uit balans probeerde te brengen door aangever tegen zijn benen te schoppen, een geweldshandeling oplevert als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde:
op 21 oktober 2022 te Amsterdam levensmiddelen, te weten een tandenborstel en een potje wax/gel, die aan winkelbedrijf Albert Heijn, filiaal [adres supermarkt] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde:
op 9 december 2022 te Amsterdam een portemonnee met inhoud, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
op 9 december 2022 te Amsterdam, een pasjeshouder, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Come, I want to show you something. Tiki taka” en
- die [slachtoffer 2] een hand te geven en
- met het been tegen de benen van die [slachtoffer 2] aan te schoppen en
- die [slachtoffer 2] af te leiden en
- een pasjeshouder uit de jaszak van die [slachtoffer 2] te pakken.
De rechtbank leest de in zaak B onder 2 ten laste gelegde “portemonnee” als “pasjeshouder”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest. Zij heeft daartoe gesteld dat verdachte voldoet aan zowel de harde als de zachte criteria. Verdachte is alcoholverslaafd en heeft geen inkomen. De ISD-maatregel is bedoeld voor verdachten zoals hij. Binnen het kader van ISD kan gewerkt worden aan de terugkeer van verdachte naar Marokko. Verdachte heeft in Nederland immers geen geldige verblijfsstatus.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, maar verdachte een kans te geven om de relatie die hij met een in Nederland wonende vrouw heeft te redden. Zijn relatie met haar biedt verdachte perspectief op een geldige verblijfstitel.
De door verdachte begane diefstallen werden gevolgd door een periode van detentie. Dit heeft het geplande huwelijk van verdachte met de in Nederland wonende vrouw doorkruist en verdachte zou als hij weer op vrije voeten komt de huwelijksplannen nieuw leven in willen blazen. De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft verschillende producten gestolen bij Albert Heijn en heeft zich vervolgens, lopend in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis, op één dag opnieuw schuldig gemaakt aan een tweetal vermogensdelicten. Het ging hierbij om zakkenrollerij waarbij hij een pasjeshouder heeft buitgemaakt en de diefstal van een portemonnee met inhoud. Feiten als deze brengen naast financiële schade ook veel hinder en ongemak met zich. Daarnaast draagt verdachte door zijn handelen bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onveiligheid en onbehagen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering van 21 februari 2023, opgemaakt door reclasseringswerker [deskundige 2] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij een veroordeling adviseren wij een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Er is sprake van een vicieuze cirkel van delicten en detenties, die hij tot dusver niet kon doorbreken. De heer [verdachte] is niet eerder in beeld geweest bij de reclassering voor een adviesrapport en/of
reclasseringstoezicht. De reclassering ziet, vanwege betrokkenes status als ongewenst vreemdeling en zijn lage responsiviteit, geen mogelijkheden in een voorwaardelijk kader toezicht te houden op bijzondere voorwaarden om de kans op recidive te kunnen verminderen. Een ISD-traject is ons inziens het optimum remedium om het delictpatroon te doorbreken.
[deskundige 1] heeft ter terechtzitting het advies bevestigd en het rapport daar waar nodig toegelicht en aangevuld.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is onder 5 bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 20 maart 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de huidige periode ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het voornoemde strafblad volgt ook dat is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. Het moet gaan om een verdachte die een zeer actieve veelpleger is en die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Beslag

Het geldbedrag, ter hoogte van € 270,-, is aangetroffen bij de fouillering van verdachte, kort nadat het ten laste gelegde in zaak B onder 1 had plaatsgevonden. Aangever [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat er in zijn portemonnee vier of vijf eurobiljetten van vijftig en briefjes van tien en twintig zaten. De rechtbank gaat ervan uit dat het geldbedrag dat bij verdachte is aangetroffen daarom het geld van aangever [slachtoffer 1] betrof en niet aan verdachte toebehoorde. De rechtbank zal daarom teruggave gelasten van dit geldbedrag, als hieronder bij de beslissing gespecificeerd, aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende hiervan kan worden aangemerkt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A en het in zaak B onder 1 ten laste gelegde, telkens:
diefstal;
ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten aan [slachtoffer 1] , van:
- € 270,- ( € 270,- (Omschrijving: PL1300-2022264002-6273643).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en H.J. Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2023.
[....]

[....]

[....]

[....]

[....]

[....]

[....]

.