ECLI:NL:RBAMS:2023:1999

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
C/13/723918 / FA RK 22-6401
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag moeder en benoeming oma als voogd over minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 januari 2023 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedatum 1] 2016. De moeder, die op 17-jarige leeftijd vanuit Tibet naar Nederland is gekomen, kan de zorg voor haar dochter niet aan en heeft haar dochter vanaf de geboorte bij haar moeder (de oma) laten wonen. De oma heeft de dagelijkse zorg en opvoeding op zich genomen, maar kan geen belangrijke praktische zaken regelen zonder toestemming van de moeder, die vaak onbereikbaar is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het subsidiaire verzoek van de oma en de moeder ondersteund, maar heeft ook aangegeven dat er onvoldoende informatie is om het gezag van de moeder definitief te beëindigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het perspectief van de minderjarige niet bij de moeder ligt en dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de consequenties van het verzoek begrijpt en dat het in het belang van haar dochter is dat de oma als voogd wordt benoemd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de oma juridisch verantwoordelijk wordt voor haar, en heeft daarom het gezag van de moeder beëindigd en de oma benoemd als voogd. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 723918 FA RK 22/6401 (KM/MD)
Beschikking van 10 januari 2023
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
en
[de oma] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de oma,
beiden bijgestaan door advocaat mr. D.G. Peters te Amsterdam.
Betreffende: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats 1] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het gemeenschappelijk verzoek van partijen met bijlagen, ingekomen op 14 oktober 2022.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 10 januari 2023.
Gehoord zijn: de moeder en oma bijgestaan door hun advocaat en een tolk (een familielid) en mevrouw [naam 1] namens de Raad. Tevens was mevrouw [naam 2] , als ondersteuning van verzoeksters aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Op [geboortedatum 1] 2017 is te [geboorteplaats 1] de minderjarige [minderjarige] geboren uit de affectieve relatie van de moeder en een man die [minderjarige] nooit erkend heeft en volgens verzoeksters niet meer in Nederland woont. Van de vader is alleen de voornaam bekend.
2.2.
De moeder is van rechtswege belast met het gezag over [minderjarige] .
2.3.
De moeder is op 17-jarige leeftijd vanuit Tibet naar Nederland gekomen en kan de zorg voor [minderjarige] niet aan. Daarom woont [minderjarige] vanaf haar geboorte bij oma, die voor haar zorgt en haar opvoeding verzorgt.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeksters verzoeken primair het gezag van de moeder te beëindigen en oma als voogd over [minderjarige] te benoemen, subsidiair oma samen met de moeder te belasten met het gezag over [minderjarige] .
3.2.
De reden voor het verzoek is dat de moeder de zorg voor [minderjarige] niet kan dragen. [minderjarige] volgt speciaal onderwijs. Hoewel oma alle zorg op zich neemt, kan zij een aantal praktische en belangrijke zaken niet regelen, zonder toestemming van de moeder. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken als de verblijfsvergunning, kinderbijslag en toeslagen. De moeder is soms langere tijd niet bereikbaar en lijdt onder de druk van de verantwoordelijkheid die zij heeft over haar dochter die zij eigenlijk niet aankan. Hierdoor wordt de ontwikkeling van [minderjarige] bedreigd. De moeder en oma hebben al langere tijd de wens om oma juridisch verantwoordelijk te laten zijn voor [minderjarige] . Ook maatschappelijk werk ondersteunt het verzoek. [minderjarige] woont nu al geruime tijd bij oma.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder desgevraagd aangegeven dat zij de consequentie van het verzoek begrijpt en het verzoek onderschrijft. Zij wil dat haar moeder ook juridisch gezien de verantwoordelijkheid zal dragen voor [minderjarige] .

4.Standpunt van de Raad tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het subsidiaire verzoek van verzoeksters in ieder geval moet worden toegewezen, omdat oma op dit moment geen praktische zaken kan regelen voor [minderjarige] en dat is niet in haar belang. De Raad kan niet goed inschatten wat het beëindigen van het gezag van de moeder op langere termijn voor [minderjarige] gaat betekenen. Daarvoor heeft de Raad onvoldoende informatie op dit moment. Volgens de Raad is het op dit moment het belangrijkste dat de oma slagkracht krijgt en zij juridische zeggenschap over [minderjarige] krijgt.

5.De beoordeling

5.1.
Beëindiging van het gezag, zoals primair door verzoeksters wordt verzocht, kan worden uitgesproken op verzoek van de Raad of het Openbaar Ministerie. Tevens is degene die niet de ouder is en de minderjarige gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, bevoegd tot het doen van het verzoek indien de raad voor de kinderbescherming niet tot een verzoek overgaat. Indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent, benoemt de rechtbank een voogd over de minderjarigen.
5.2.
Het is de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de moeder ligt. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding voor [minderjarige] te dragen binnen een voor haar aanvaardbare termijn, zodat voldaan is aan het criterium van artikel 1:266 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder gemotiveerd naar voren gebracht dat zij de zorg voor [minderjarige] niet op zich kan nemen en dat het in het belang van [minderjarige] is dat de oma haar voogd wordt. Om redenen die voor de rechtbank niet echt duidelijk zijn geworden, kan de moeder de zorg en opvoeding van [minderjarige] al lange tijd niet aan en geeft zij om die reden ook geen uitoefening aan haar ouderlijk gezag. Het is een verdrietige situatie, waarbij onduidelijk is hoe de moeder zich zal in de nabije toekomst zal ontwikkelen en of zij weer een rol zal kunnen spelen in het leven van [minderjarige] . De Raad heeft terecht naar voren gebracht dat weinig inzicht is in de psychische situatie en omstandigheden van de moeder is en wat op de lange duur deze omstandigheden bij de moeder zullen zijn. De huidige realiteit is echter dat het de oma is die vanaf haar geboorte de volledige verzorging van [minderjarige] op zich heeft genomen en alles voor haar regelt. Voldoende is gebleken dat de oma met name bij het regelen van praktische zaken voor [minderjarige] tegen grenzen aanloopt, omdat zij geen gezag heeft. .. Het is dan ook in het belang van [minderjarige] dat de oma juridisch gezien de verantwoordelijkheid over [minderjarige] draagt. . Omdat bij toewijzing van het subsidiaire verzoek de oma en de moeder nog altijd moeten overleggen over zaken die [minderjarige] aangaan en de moeder regelmatig onbereikbaar is, acht de rechtbank dit niet in het belang van [minderjarige] . Alles in aanmerking nemende is het in het belang van [minderjarige] dat het primaire verzoek wordt toegewezen en zal de rechtbank het gezag van de moeder beëindigen. Door de beëindiging van het gezag van de moeder ontstaat een gezagsvacuüm. De rechtbank zal daarom de oma belasten met de voogdij, nu dit in het belang van [minderjarige] is.
5.3.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het gezag van de moeder;
- benoemt over de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats 1] ,
tot voogdes:
[de oma] ,
wonende te [adres] ,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1966;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2023 door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. M.T.C. Duijzer en schriftelijk vastgesteld op 18 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).