ECLI:NL:RBAMS:2023:1963

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
728861 / JE RK 23-53
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in het belang van de minderjarige handelt, wat leidt tot een gebrek aan onbelast en emotioneel veilig contact tussen de moeder en de minderjarige. De moeder heeft de omgang met de minderjarige stopgezet, ondanks de duidelijke wens van de minderjarige om contact met haar moeder te hebben. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid voor de moeder om haar standpunt in te brengen tijdens de volgende zitting. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengd, omdat de situatie van de minderjarige zorgwekkend is en de moeder niet in staat lijkt om een positieve rol in haar leven te vervullen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het essentieel is dat de moeder werkt aan het creëren van een veilige en onbelaste relatie met de minderjarige, en dat de GI (Gecertificeerde Instelling) betrokken blijft bij het proces om de omgang te faciliteren. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 23 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/728861 / JE RK 23-53
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt voorts belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van 13 januari 2023, ingekomen bij de griffie op
27 januari 2023;
- het verweerschrift van de moeder van 13 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
15 maart 2023.
Op 17 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. I. Vledder;
- mevrouw [naam] , namens de GI.
De moeder is, met voorafgaande afmelding, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Zij heeft vooraf een verweerschrift aan de kinderrechter toegestuurd, met daarin ook een verzoek om aanhouding. De zitting is namelijk verplaatst van 10 maart 2023 naar 17 maart 2023, zonder dat met de moeder te communiceren, aldus de moeder. Op
17 maart 2023 is zij verhinderd en de nieuwe advocaat die zij heeft gevonden ook. De moeder heeft dit verzoek pas gedaan in haar verweerschrift dat de kinderrechter op
15 maart 2023 heeft ontvangen, terwijl de moeder bij brief van 17 februari 2023 al is geïnformeerd over de nieuwe zittingsdatum. De kinderrechter heeft dan ook geen aanleiding gezien om de zaak aan te houden en het verzoek van de moeder afgewezen. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat snel duidelijkheid komt en de moeder heeft haar standpunt uitgebreid naar voren gebracht in het verweerschrift.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 3 januari 2023 (C/13/729891 / JE RK 23-108), waarop afzonderlijk is beslist.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. Bij beschikking van 24 maart 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 24 maart 2022, laatstelijk verlengd tot 24 maart 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van
27 september 2021 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Nadien is de machtiging telkens verlengd, laatstelijk tot
24 maart 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar.
Tevens verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij vader voor de duur van één jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en legt het navolgende aan haar verzoek ten grondslag.
Ondanks de inzet van de GI lijkt de moeder niet open te staan om samen vorm te geven aan de omgang van haar met [minderjarige] . De GI vindt het belangrijk dat de moeder inzicht krijgt in haar eigen problematiek, waar de angst voor de vader vandaan komt en waarom zij geen emotionele toestemming kan verlenen voor contact tussen [minderjarige] en de vader. De moeder kan niet reflecteren op haar eigen handelen van de afgelopen jaren. Zij heeft in november 2022 een politiemelding gedaan over de vader en ook meerdere Veilig Thuis-meldingen. De moeder klaagt ook bij het netwerk van de vader en het schoolbestuur van de school van [minderjarige] over de vader. De vader is daardoor bang dat de moeder ook bij anderen, zoals zijn werkgever, over hem zal klagen De stress die dit bij de vader veroorzaakt, gaat ten koste van zijn beschikbaarheid voor [minderjarige] . Op school wordt gezien dat [minderjarige] zich schuldig voelt over het verminderde contact met haar moeder. Zij zou haar moeder graag meer willen zien. De GI wil onderzoeken hoe [minderjarige] contact met haar moeder en haar familie kan onderhouden, zonder dat zij belast wordt met negatieve zaken over de vader. Ook wil de GI een KOPP-training (een training voor kinderen van ouders met psychische problemen) inzetten om [minderjarige] te versterken in het contact met haar moeder. Binnenkort start Leef Sterk bij de vader die opvoedondersteuning biedt aan de vader. Onderzocht dient te worden welke positieve rol de moeder in het leven van [minderjarige] kan vervullen. Daartoe is een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader noodzakelijk.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI naar voren gebracht dat de moeder op dit moment het contact afhoudt en de omgang met [minderjarige] heeft stopgezet. Het is onjuist dat zij niet door de GI wordt geïnformeerd. De moeder kan het niet nalaten om negatieve dingen over de vader tegen [minderjarige] te zeggen en [minderjarige] daarmee te belasten. Hierdoor verkeert [minderjarige] in een loyaliteitsconflict. De GI heeft al veel hulp ingezet, maar het lukt de moeder niet om aan te sluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. De GI zal blijven proberen een veilige omgang tussen de moeder en [minderjarige] op te zetten, te meer nu [minderjarige] dit graag wil. Daartoe wil de GI opnieuw een psycholoog van de opvoedpoli benaderen, omdat die door de moeder in het verleden vertrouwd werd.
Verder heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht wat [minderjarige] van de situatie vindt en daarover aan de GI heeft verteld. [minderjarige] heeft aangegeven haar moeder te missen en zij wil bij haar vader én moeder wonen. Zij wil het liefst om en om een week bij de vader en de moeder wonen. [minderjarige] begrijpt niet waarom de moeder haar niet wil zien.

Het standpunt van de belanghebbenden

Standpunt vader
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het goed gaat met [minderjarige] bij hem thuis, maar dat zij haar moeder mist. De vader heeft verder het gevoel door de moeder als vijand te worden gezien, wat hem beangstigt. Dit is ook de reden dat de communicatie ten aanzien van [minderjarige] nu door tussenkomst van de GI plaatsvindt. Voorts acht de vader het van belang dat de omgang (voorlopig) begeleid plaatsvindt en vanuit daar verder bezien kan worden wat mogelijk is, omdat de moeder niet in staat is gebleken haar afspraken na te komen, zoals bijvoorbeeld geen dingen beloven die zij niet waar kan maken.
De advocaat van de vader verzoekt de verlenging van ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen. Gelet op het onvermogen van de moeder om samen te werken is co-ouderschap of onbegeleide omgang op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . Verder heeft de advocaat van de vader ter sprake gebracht of een NIFP-onderzoek naar de moeder effectief is, zodat in beeld gebracht kan worden of zij in staat is om omgang met [minderjarige] tot stand te brengen.
Standpunt moeder
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de GI. De moeder is van mening dat afspraken met haar niet nagekomen worden. Daardoor heeft zij [minderjarige] nu acht maanden niet gezien, heeft [minderjarige] haar verjaardag niet bij de moeder kunnen vieren en heeft [minderjarige] haar moeder tijdens geen enkele feestdag gezien. Dit leidt tot onthechting en kan ernstige schade voor [minderjarige] tot gevolg hebben. De GI uit meerdere, niet onderbouwde beschuldigingen richting de moeder. Zo is er niets psychisch met de moeder aan de hand, terwijl dit in het dossier van de GI wel wordt beweerd. De GI lijkt het belang van [minderjarige] niet de dienen en de kant van de vader de kiezen. De moeder maakt zich zorgen over de veiligheid van [minderjarige] en de wijze van opvoeding bij/door de vader. [minderjarige] wordt ook door meerdere gezinnen opgevangen, waar de moeder nooit van op de hoogte is gesteld, terwijl zij als ouder altijd beschikbaar is. Het is voor de moeder nooit duidelijk geworden welke concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] zijn, die een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing rechtvaardigen. Een verlenging daarvan zal dan ook alleen maar meer schade bij [minderjarige] teweeg brengen. Het is de moeder verder onduidelijk, waarom co-ouderschap nooit goed is onderzocht. Het gaat alleen om problemen bij de omgang, die de moeder als belastend ervaart, omdat deze momenten begeleid zijn in een ruimte waar de moeder zich opgesloten voelt. De moeder voelt zich machteloos, nadat zij jarenlang geprobeerd heeft om zo goed mogelijk mee te werken en de beste situatie voor [minderjarige] te realiseren. Daarbij heeft [minderjarige] zeven jaren zonder problemen bij de moeder gewoond. De moeder ontvangt ook sinds vier maanden bijna geen inlichtingen over wat [minderjarige] zoal meemaakt.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de gronden die eerder tot een ondertoezichtstelling hebben geleid, nog steeds aanwezig zijn en dat de eerder gestelde doelen (nog) niet zijn behaald. De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter ziet zich geconfronteerd met een zorgelijke situatie. Kijkend naar het dossier ziet de kinderrechter een moeder die met name bezig is met het voeren van een strijd tegen de vader en tegen de GI. Het is voor de moeder heel lastig dat [minderjarige] bij haar vader woont en de moeder mist betrokkenheid in het leven van [minderjarige] . De kinderrechter kan zich dat voorstellen. Aan de andere kant blijkt ook dat de moeder op verschillende manieren de gelegenheid is geboden om contact met [minderjarige] te hebben en weer een grotere rol in haar leven te krijgen, maar dat de moeder om haar moverende redenen de boot afhoudt. Door de GI is al veel geprobeerd om beweging in de situatie te krijgen, maar tevergeefs.
De kinderrechter heeft in deze situatie het belang van [minderjarige] voorop te stellen en zij is heel duidelijk geweest tegen de GI: [minderjarige] mist haar moeder en zij wil bij haar vader én bij haar moeder wonen. Dat is ook logisch, omdat [minderjarige] de eerste zeven jaar van haar leven bij haar moeder woonde. Dat de moeder niet toestond dat [minderjarige] onbelast contact met haar vader had, heeft ertoe geleid dat [minderjarige] nu volledig bij haar vader woont. Nu [minderjarige] bij haar vader woont, gaat het gelukkig goed, maar het gemis van haar moeder in haar leven speelt een grote rol. Het is dan ook in het belang van [minderjarige] dat haar moeder een grotere rol in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] krijgt, waarbij het essentieel is dat dat contact met de moeder onbelast en emotioneel veilig is. Dat lukt de moeder helaas niet. Het is de kinderrechter gebleken dat een eerste stap daartoe door middel van een structurele omgang de afgelopen periode door de moeder (opnieuw) niet is verwezenlijkt. Sinds de laatste zitting op 6 september 2022 is van omgang tussen de moeder en [minderjarige] slechts sporadisch sprake geweest. De moeder heeft de omgang stopgezet, omdat niet werd voldaan aan haar voorwaarden. Ook gesprekken met de GI houdt de moeder af. Volgens de moeder werkt zij overal aan mee en heeft zij zelf hulpverlening. Wat daar ook van zij, de kinderrechter constateert dat ook daarmee het belangrijkste doel van de ondertoezichtstelling niet is behaald; namelijk het creëren van onbelast contact tussen [minderjarige] en haar moeder.
De kinderrechter acht het noodzakelijk om te blijven zoeken naar manieren die recht doen aan de wens van [minderjarige] om meer contact met haar moeder te hebben. De GI heeft voorgesteld om opnieuw contact op te nemen met de psycholoog van de opvoedpoli waarin moeder eerder haar vertrouwen heeft gesteld. Daarnaast verzoekt de kinderrechter de GI te onderzoeken welke andere, voor [minderjarige] veilige, manieren van omgang mogelijk zijn die beter aansluiten bij de wens van de moeder om omgang met [minderjarige] te hebben, zonder dat zij het idee heeft opgesloten te zijn.
Gelet op hetgeen de kinderrechter hiervoor heeft overwogen is zij van oordeel dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd dient te worden (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van drie maanden en het restant van het verzoek aanhouden. Dit geeft de moeder tijd om dan, indien gewenst met een advocaat, op de zitting te verschijnen en haar verhaal te doen. De GI zal de kinderrechter voor de volgende zitting schriftelijk een update verstrekken van de laatste stand van zaken en met name over de omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige] , waarna op een nieuwe mondelinge behandeling gesproken kan worden over het restant van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] .
De concrete doelen om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen zijn:
  • [minderjarige] wordt niet belast met de strijd tussen ouders;
  • De ouders laten zich niet negatief uit over de andere ouder;
  • De ouders volgen de adviezen van de betrokken hulpverlening, waaronder Leefsterk op en de moeder werkt mee aan de omgangsmomenten met [minderjarige] , ;
  • Er komt door middel van het inzetten van een psycholoog, zicht op de problematiek van de moeder;
  • De moeder dient te werken aan het wegnemen van haar belemmeringen om [minderjarige] te ondersteunen in een duurzame relatie met haar vader;
  • De moeder zal accepteren dat de vader een grote rol in het leven van [minderjarige] heeft;
  • De moeder geeft [minderjarige] emotionele toestemming om bij haar vader te zijn op een manier dat [minderjarige] dat ook zo voelt.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, onderzoek van haar geestelijke toestand en onderzoek van haar lichamelijke toestand (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Gelet op het voorgaande is de afgelopen periode onvoldoende bereikt om te kunnen stellen dat [minderjarige] voor een deel van de tijd terug naar de moeder kan keren. Om die reden zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling worden verlengd onder aanhouding van het restant van het verzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
  • verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 24 juni 2023;
  • verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij vader met gezag tot
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor het overige aan;
- verzoekt de GI de kinderrechter tijdig, uiterlijk één week, voor de hierna te noemen zitting te informeren over de stand van zaken;
- beveelt de oproeping van de moeder en haar (eventuele) advocaat, de vader en zijn advocaat en de GI ter zitting van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam, in het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg 280 te Amsterdam, van
23 juni 2023 om 9:00 uur.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.M. Vos, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 31 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.