ECLI:NL:RBAMS:2023:1962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
729891 / JE RK 23-108
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing in een jeugdbeschermingszaak met betrekking tot omgangsregelingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2023 een beschikking gegeven in het kader van jeugdbescherming. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren in 2014, en de omgangsregeling met haar moeder. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing van de Gecertificeerde Instelling (GI) bekrachtigd, waarin de moeder wordt aangespoord om de omgangsmomenten met haar dochter na te komen. De moeder heeft zich echter herhaaldelijk niet aan de afspraken gehouden en is vaak te laat of helemaal niet verschenen. Dit heeft geleid tot zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die haar moeder mist en wil zien. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van [minderjarige] is dat er snel duidelijkheid komt over de omgangsregeling. De moeder heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij zich moet verdedigen tegen valse beschuldigingen en dat de GI onvoldoende rekening houdt met haar zorgen over de opvoeding door de vader. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk is om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. De moeder moet nu de eerste stap zetten door te laten zien dat zij bereid is om samen te werken met de GI en zich aan de afspraken te houden. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 31 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/729891 / JE RK 23-108
Datum uitspraak: 17 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

JEUGDBESCHERMING REGIO AMSTERDAM, gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt voorts als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van 3 februari 2023, ingekomen bij de griffie op
21 februari 2023;
- het verweerschrift van de moeder van 13 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
15 maart 2023.
Op 17 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. I. Vledder;
- mevrouw [naam] , namens de GI.
De moeder is, met voorafgaande afmelding, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Zij heeft vooraf een verweerschrift aan de kinderrechter toegestuurd, met daarin ook een verzoek om aanhouding. De zitting is namelijk verplaatst van 10 maart 2023 naar 17 maart 2023, zonder dat met de moeder te communiceren, aldus de moeder. Op
17 maart 2023 is zij verhinderd en de nieuwe advocaat die zij heeft gevonden ook. De moeder heeft dit verzoek pas gedaan in haar verweerschrift dat de kinderrechter op
15 maart 2023 heeft ontvangen, terwijl de moeder bij brief van 17 februari 2023 al is geïnformeerd over de nieuwe zittingsdatum. De kinderrechter heeft dan ook geen aanleiding gezien om de zaak aan te houden en het verzoek van de moeder afgewezen. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat snel duidelijkheid komt en de moeder heeft haar standpunt uitgebreid naar voren gebracht in het verweerschrift.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag (C/13/728861 / JE RK 23-53), waarop afzonderlijk is beslist.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. Bij beschikking van
24 maart 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 24 maart 2022, laatstelijk verlengd tot
24 maart 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 september 2021 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Nadien is de machtiging telkens verlengd, laatstelijk tot 24 maart 2023.
Bij beschikking van 10 maart 2022 heeft de kinderrechter bepaald dat [minderjarige] en haar moeder minimaal 1,5 uur (begeleide) omgang per week hebben, waarbij de GI ten aanzien van uitbreiding van de omgang de regie heeft en de GI binnen drie maanden na deze uitspraak de omgang tussen [minderjarige] en haar moeder heeft uitgebreid.
De GI heeft op 3 januari 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
  • U komt de zorgregeling na zoals deze is bepaald door de kinderrechter in de beschikking van 10 maart 2022;
  • U verleent uw volledige medewerking aan het tot stand brengen van contact tussen u en [minderjarige] volgens bovenstaand overzicht en voorwaarden.

Het verzoek

De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing en verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De moeder zet zich onvoldoende in om doelen van de ondertoezichtstelling te bereiken. Door de GI wordt getracht een structureel contact tussen de moeder en [minderjarige] te bewerkstelligen, met als eerste stap de minimale begeleide omgang van 1,5 uur per week. Het is belangrijk dat de moeder hierbij op tijd komt en dat [minderjarige] weet wanneer zij haar moeder ziet. De moeder is bijna wekelijks te laat geweest en de afgelopen periodes heeft helemaal geen omgang tussen de moeder en [minderjarige] plaatsgevonden, doordat de moeder heeft afgezegd. De moeder is, na het aanstellen van een nieuwe omgangsbegeleider, niet in gegaan op het aanbod om te bekijken of de omgang buiten kon plaatsvinden indien deze binnen veilig zou verlopen of bij de moeder thuis plaats zou kunnen vinden. De moeder wil slechts dat de omgang met [minderjarige] onbegeleid plaatsvindt, dat [minderjarige] contact heeft met de familie van de moeder en dat de moeder contact heeft met de familie van de vader. De moeder heeft [minderjarige] nu al geruime tijd niet (structureel) gezien. De omgang kan volgens de GI alleen veilig plaatsvinden met inachtneming van de navolgende voorwaarden:
  • De moeder praat niet negatief over de vader tijdens de omgang;
  • De moeder doet geen beloftes die zij niet na kan komen;
  • De moeder praat niet over haar eigen problematiek tegen [minderjarige] ;
  • De moeder luistert naar de aanwijzingen van de hulpverlener tijdens de omgang en volgt deze op;
  • De moeder fluistert niet met [minderjarige] ;
  • Als de omgang afgelopen is, neemt de moeder rustig afscheid en zal dan blijven in diezelfde kamer waar het evaluatiegesprek met de omgangsbegeleider plaatsvindt;
  • Mocht de moeder zich tijdens de omgang niet houden aan de afspraken dan zal de hulpverlener de omgang stopzetten voor zover dat op dat moment in het belang van [minderjarige] is.

Het standpunt van de belanghebbenden

Standpunt vader
De vader en zijn advocaat verzetten zich niet tegen het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 3 januari 2023.
Standpunt moeder
De moeder heeft in haar verweerschrift betoogd dat zij zich telkenmale moet verdedigen tegen valse beschuldigingen. De afspraken zoals die gemaakt en uiteengezet zijn in de beschikking van 10 maart 2022 zijn volgens de moeder niet nagekomen. Dat de moeder [minderjarige] nu al zo’n lange tijd niet heeft gezien, leidt tot onthechting, wat ernstige schade voor [minderjarige] tot gevolg kan hebben. De moeder maakt zich zorgen over de wijze van opvoeden door de vader. De GI lijkt hier weinig tot geen belang aan te hechten. Het is onterecht en onbegrijpelijk dat de moeder [minderjarige] niet meer ziet. De moeder ervaart de begeleide omgangsmomenten als een vorm van opsluiting en zij heeft de GI verzocht daarmee te stoppen, omdat toegewerkt zou worden naar co-ouderschap. Vervolgens heeft de moeder [minderjarige] niet meer mogen zien. De moeder vindt verder dat zij onvoldoende ingelicht wordt over wat [minderjarige] zoal meemaakt. De eisen die de GI stelt aan het gedrag van de moeder ervaart de moeder als onnodig en oneerlijk. Daarbij heeft het niets te maken met [minderjarige] . De moeder wil [minderjarige] zien op een gezonde manier zonder begeleiders.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. De moeder stemt niet in met, dan wel heeft onvoldoende medewerking verleend aan de uitvoering van het plan van aanpak en de schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen.
De kinderrechter acht het van belang dat de moeder in het belang van [minderjarige] de omgangsmomenten met haar nakomt. Uit het verweerschrift van de moeder blijkt dat zij de begeleide omgangsmomenten als vervelend ervaart, maar gebleken is dat de moeder zich steeds voortijdig terugtrekt, ook op momenten dat de GI voornemens is geweest de omgang uit te breiden naar bijvoorbeeld de moeder thuis. [minderjarige] mist haar moeder en wil haar moeder zien. Dat moet voor de moeder het allerbelangrijkste te zijn. Niet waar en hoe zij [minderjarige] ziet. Het is de moeder die de omgangsmomenten niet nakomt, niet de GI. De moeder wil het liefst onbegeleide omgang met [minderjarige] , maar daar kan niet naar toegewerkt worden als de moeder de omgang steeds stopt. De situatie is nu zo dat [minderjarige] bij haar vader woont. Dat betekent dat de omgang en de uitbreiding daarvan zorgvuldig moet plaatsvinden en het belang van [minderjarige] daarbij voorop staat. Het is nu aan de moeder om de eerste stap te zetten door te laten zien dat zij in samenwerking met de GI de omgang zal vormgeven en zich zal houden aan de afspraken. Gelet op het voorgaande bekrachtigt de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van de GI van 3 januari 2023.

De beslissing

De kinderrechter:
- bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 3 januari 2023.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.M. Vos, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 31 maart 2023.