In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2010, gedurende zeven dagen per week in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de ouders, die zich verzetten tegen het verzoek van de GI. De ouders zijn van mening dat zij voldoende structuur kunnen bieden en dat de zorgen van de GI onterecht zijn. Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige apart gehoord en heeft zij aangegeven dat zij het liefst terug naar huis wil.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de huidige situatie voor de minderjarige en de ouders nieuw is en dat het belangrijk is om hen tijd en ruimte te geven om aan deze situatie te wennen. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de minderjarige baat heeft bij de structuur die het gezinshuis biedt, maar dat het nog te vroeg is om te concluderen dat een volledige uithuisplaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, met de overweging dat er nog mogelijkheden zijn voor terugplaatsing van de minderjarige bij de ouders en dat dit proces tijd nodig heeft.
De beslissing van de kinderrechter houdt in dat het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende zeven dagen per week is afgewezen. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.