ECLI:NL:RBAMS:2023:1960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
730228 / JE RK 23-127
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige ondanks bedreigde ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarige, die sinds december 2022 bij Wilskracht Zorg verblijft. De minderjarige vertoont problematisch gedrag, waaronder weglopen, schoolverzuim en woede-uitbarstingen, en er zijn zorgen over haar sociale contacten en emotionele ontwikkeling. Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige apart gehoord, evenals haar moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de Gecertificeerde Instelling (GI). De moeder van de minderjarige heeft aangegeven dat zij zich zorgen maakt over haar dochter, maar ook positieve veranderingen heeft waargenomen in de afgelopen weken. De GI steunt het verzoek van de Raad niet, omdat zij van mening is dat de moeder bereid is om samen te werken met de hulpverlening zonder dat een verplichte ondertoezichtstelling nodig is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling niet zijn vervuld, ondanks de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen en benadrukt dat de minderjarige zelf verantwoordelijk is voor haar toekomst en dat zij moet samenwerken met de hulpverlening. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en het hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/730228 / JE RK 23-127
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt voorts als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlage(n) van de Raad van
28 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 28 februari 2023.
Op 10 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- [minderjarige] , die apart is gehoord;
- de moeder;
- mevrouw [naam 1] , namens de Raad;
- mevrouw [naam 2] , namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft sinds december 2022 bij Wilskracht Zorg te Zaandam.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van negen maanden.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] laat al langere tijd een patroon van weglopen, vermijdend en zelfbepalend gedrag zien. Zij verzuimt van school en [minderjarige] heeft forse woede-uitbarstingen. Hulpverlening komt niet van de grond en de mensen om [minderjarige] heen, hebben geen zicht op met wie zij optrekt en hoe veilig haar contacten zijn. Er bestaan grote zorgen om de fysieke veiligheid en sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Er is sprake van huiselijk geweld, verlatingsangst, gevoelens van onzekerheid, autoriteitsproblemen en hechtingsproblematiek bij [minderjarige] . Er bestaan ook zorgen over de seksuele en cognitieve ontwikkeling. [minderjarige] is nachten van huis en twee keer van school geschorst geweest, vanwege brutaal en agressief gedrag. [minderjarige] lijkt geen gevaar te zien en zoekt spanning op en dat vergroot de kans dat zij met verkeerde mensen in contact komt. [minderjarige] laat zich niet door anderen aanspreken op haar zelfbepalende gedrag. Verder staat [minderjarige] niet open voor professionele hulpverlening en gaat zij samenwerkingsrelaties uit de weg. Hierdoor blijft het patroon van onveiligheid en een bedreigde ontwikkeling op meerdere leefgebieden bestaan. De moeder kan de opvoeding van [minderjarige] niet langer aan en voelt zich machteloos. Moeder en [minderjarige] zijn niet zelfstandig in staat om de zorgen over de ontwikkeling en opvoedomgeving weg te nemen. Er is langdurige gerichte professionele begeleiding en motivering nodig om een positieve gedragsverandering bij [minderjarige] te bewerkstelligen.

Het standpunt van de belanghebbenden en de GI

Standpunt [minderjarige]
heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat zij moeilijk ‘nee’ kan zeggen tegen de mensen met wie zij omgaat en dat zij daardoor keer op keer in de problemen raakt. [minderjarige] vertelt verder dat ze gemakkelijk heel snel boos kan worden, om de kleinste dingen. Hoewel het nu weer goed gaat tussen haar en haar moeder ,wil zij om die reden niet opnieuw bij haar moeder wonen, omdat [minderjarige] weet dat dit vroeg of laat escaleert. De laatste tijd gaat het beter, aldus [minderjarige] . Zij heeft contact met haar Nova-coach en dit bevalt goed. Ook is [minderjarige] de afgelopen periode op tijd thuis. Zij heeft afscheid genomen van de vrienden die een verkeerde invloed op haar hebben. [minderjarige] vertelt dat zij geen zin meer heeft in gezeur en problemen en dat zij zich wil richten op een goede toekomst met een goede opleiding, werk en gezin. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] een notitie met haar standpunt op haar telefoon aan de kinderrechter laten lezen.
Standpunt moeder
Ondanks dat de moeder een positieve verandering ziet de afgelopen twee weken, maakt zij zich zorgen om [minderjarige] . Er leek in mei 2022 sprake van een plotselinge verandering van het gedrag van [minderjarige] , waarbij zij veel boosheid liet zien en de confrontatie opzocht. [minderjarige] is ook vaak verdrietig en lijkt vast te lopen door haar emoties. Volgens de moeder heeft [minderjarige] meer nodig dan haar nu bij Wilskracht Zorg geboden wordt. Ondanks dat de samenwerking iets lijkt verbeterd, heeft [minderjarige] volgens haar moeder meer begeleiding en structuur nodig. De moeder staat achter de hulpverlening en wil graag met hen samenwerken om ervoor te zorgen dat het weer goed gaat met [minderjarige] .
Standpunt GI
De GI ondersteunt het verzoek van de Raad niet, omdat zij daarvan niet de toegevoegde waarde ziet. De GI is het met de Raad eens dat [minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd, maar een verplicht hulpverleningskader is niet nodig, omdat de moeder instemt met alle beoogde hulp, zelfs indien dit een machtiging gesloten jeugdhulp is. Voor een plek bij Pluryn, die wat betreft problematiek aansluit bij [minderjarige] , maar waarvan de grote groep een contra-indicatie is, bestaat een wachttijd van drie tot zes maanden. Hoewel Wilskracht Zorg geen behandelplek is, kan behandeling vanuit daar wel worden ingericht. Een eerste stap daartoe is de Nova-coach. Verder staat komende week een intake bij 020 gepland als time-out plek. [minderjarige] staat ook open voor een kennismaking bij de Waag en wil misschien ook een psychologisch onderzoek.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, en de ouder of de minderjarige de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor de ouder niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De kinderrechter is op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat niet is voldaan aan dit wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter ziet ook de grote zorgen ten aanzien van [minderjarige] , waardoor zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] vertoont in grote mate zelfbepalend gedrag, waarbij zij tot voor kort contacten met hulpverlening vermeed. Hierdoor gaat zij belangrijke samenwerkingsrelaties uit de weg en weet zij niet op een juiste manier om te gaan met haar gevoelens van verdriet en boosheid. Verder bevindt (of bevond) [minderjarige] zich in een netwerk die van slechte invloed op haar is (geweest), waardoor de zorgen de afgelopen tijd in ernst zijn toegenomen en [minderjarige] inmiddels strafrechtelijk wordt vervolgd voor een winkeldiefstal die er kennelijk heftig aan toe is gegaan. In dat strafrechtelijk kader is de voorlopige hechtenis van [minderjarige] geschorst, maar zijn onlangs de schorsingsvoorwaarden aangescherpt. Zo heeft [minderjarige] nu een avondklok. Echter lijkt het tij zich in voorzichtige mate ten positieve te keren. [minderjarige] vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat zij klaar is met het gezeur en de problemen door toedoen van de mensen met wie zij omgaat. Het eerste contact met de ingezette Nova-coach verloopt positief en de GI ziet (nog) mogelijkheden om hulpverlening, naast het verblijf van [minderjarige] bij Wilskracht Zorg, in te zetten. Daartoe vinden de komende tijd verschillende intake- gesprekken plaats. De kinderrechter drukt [minderjarige] op het hart om de voorzichtig positief ingeslagen weg voort te zetten. Wat [minderjarige] nu doet of nalaat te doen, heeft mogelijk gevolgen voor haar verdere toekomst. Dit geldt zowel in positieve als negatieve zin. Het is dan ook belangrijk dat [minderjarige] de problematiek waar zij mee kampt met de mensen om haar heen, aanpakt. Voorts ziet de kinderrechter in de moeder een zeer betrokken, liefdevolle moeder die het beste wil voor haar dochter, zo nodig zelfs gesloten jeugdhulp. Dit laat voor de kinderrechter zien dat de moeder bereid is om mee te werken aan de hulpverlening en dit ook binnen een vrijwillig kader zal blijven doen. Een ondertoezichtstelling acht de kinderrechter dan ook niet proportioneel. Het is aan [minderjarige] om met de hulpverlening samen te werken, verantwoordelijkheid te nemen en de komende tijd tot een succes te maken.
Nu geen ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, is het niet nodig om het verblijf van [minderjarige] bij Wilskracht Zorg te borgen in de vorm van een machtiging uithuisplaatsing (artikel 1:265b BW). Het verblijf van [minderjarige] bij Wilskracht Zorg wordt voortgezet in het vrijwillig kader. Het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt om die reden eveneens afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
- wijst het verzoek van de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI en om een machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige] te verlenen af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.M. Vos, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 31 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden. Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.