3.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, de poging zware mishandeling (zaak A subsidiair) en de openlijke geweldpleging (zaak B primair) bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de poging doodslag (zaak A primair). De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen volgen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis.
De rechtbank overweegt over het bewijs het volgende.
Poging zware mishandeling (zaak A subsidiair)
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat dit ook niet uit de uiterlijke verschijningsvorm kan worden afgeleid. Verdachte heeft de moersleutel slechts tien seconden om de nek van aangever gehouden. Dit is te kort om uit af te kunnen leiden dat verdachte willens en wetens uit was op zwaar lichamelijk letsel, dan wel de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Aangever heeft verklaard dat hij in de hal van het flatgebouw waar zowel aangever als verdachte woonde, eerst een verbale confrontatie met verdachte had. Daarna ging verdachte een moersleutel halen en kwam hij vervolgens met een moersleutel in de hand op aangever afrennen die op dat moment op zijn snorfiets zat. Verdachte stapte in een fractie van een seconde achter aangever en legde een verwurging aan door de moersleutel tegen de keel van aangever aan te drukken. Aangever voelde dat verdachte hierbij veel kracht zette en dat hij hierdoor geen adem meer kon halen. Verdachte zette steeds meer kracht en trok aangever daarbij met de moersleutel naar achteren. Aangever voelde dat hij hierdoor steeds minder goed kon ademen. Als gevolg van de verwurging en het achterover trekken door verdachte viel aangever met snorfiets en al op de grond.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door de camerabeelden. Op de beelden is te zien dat verdachte eerst met aangever praat en wegloopt. Vervolgens komt verdachte terug met een grijs voorwerp in zijn rechterhand, dat lijkt op een ijzeren staaf van ongeveer 35 cm. Verdachte gaat achter aangever staan en trekt met twee handen de moersleutel om de hals van aangever. Verdachte trekt met kracht en met rukkende bewegingen aan die moersleutel. Te zien is dat door deze handeling een krachtige verwurging ontstaat en dat aangever begint te spartelen.
Daarna laat verdachte de moersleutel los en slaat hij zijn rechterarm om de keel van de aangever. Verdachte trekt vervolgens aangever van de snorfiets af naar de grond.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte en de camerabeelden blijkt dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. Er was geen enkele aanleiding om aangever op deze manier aan te vallen en toch escaleert de situatie binnen enkele seconden. Verdachte loopt weg en komt weer terug met een moersleutel. Verdachte had er ook voor kunnen kiezen weg te blijven. Verdachte heeft met een hard ijzeren voorwerp veel kracht uitgeoefend op de keel van aangever, een zeer kwetsbare plek van het menselijk lichaam. Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat dit ongeveer tien seconden duurde. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en was sprake van 'vol opzet'.
Openlijke geweldpleging (zaak B primair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever en zijn auto. Verdachte heeft daarbij een voldoende wezenlijke en significante bijdrage aan het geweld geleverd.
Hierbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever heeft verklaard dat hij in zijn auto in een woonwijk in Amstelveen reed en vervolgens een bestelbus de weg blokkeerde zodat hij daar niet langs kon rijden. Bij de bestelbus stonden drie mannen. Aangever vraagt de mannen vervolgens hoe lang het nog gaat duren en toetert. Vervolgens schraapt één van de drie mannen, de man met kort blond haar, met een houten balk langs de auto van aangever. Aangever stapt daarop uit de auto. Daarna ziet en voelt aangever dat deze man hem met beide handen bij de keel grijpt, terwijl de man de balk nog in zijn hand heeft. Aangever ziet en voelt ook dat een andere man, met kort gemillimeterd haar, hem met meer dan geringe kracht op zijn linkerkaak slaat. Vervolgens voelt aangever dat de man met kort gemillimeterd haar hem op zijn hoofd slaat. Daarna ziet aangever dat de man met de balk nog eens met die balk naar hem uithaalt en daarbij de auto van aangever raakt die hierdoor is beschadigd. Ten slotte ziet aangever dat de man met de balk uithaalt in zijn richting en voelt hij dat de balk hem vol op zijn hoofd raakt. Verdachte heeft als gevolg van het uitgeoefende geweld letsel opgelopen zoals onder meer blijkt uit de letselverklaring. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie ter plaatse blijkt dat verdachte voldoet aan het signalement van de man met de balk.
De aangifte wordt onder meer ondersteund door de verklaringen van de onafhankelijke getuigen [getuige 1] en [getuige 2] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever werd aangevallen door drie mannen. Een grote man met kort blond haar sloeg de man met de zwarte jas (de rechtbank begrijpt: aangever) met zijn vuisten op zijn gezicht en hoofd. Vervolgens kwam er een tweede man die de man in de zwarte jas ook begon te slaan. De grote man had een balk in zijn handen en sloeg daarmee richting het hoofd van aangever. Aangever weerde de balk af en de balk raakte vervolgens de auto van aangever. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij vanuit haar raam drie mannen voor de bestuurder van de kleine auto (de rechtbank begrijpt weer: aangever) zag staan. Eén van de drie mannen sloeg met zijn vuisten op het hoofd van aangever. Aangever werd een paar keer flink op zijn hoofd of gezicht geraakt.
Anders dan de raadsvrouw, ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te twijfelen. Het dossier bevat daarvoor geen aanwijzingen.
De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaring van aangever en de verklaringen van de getuigen, zoals hierboven weergegeven, blijkt dat zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] geweld hebben uitgeoefend. Beiden hebben aangever geslagen, waardoor er sprake is geweest van het in vereniging uitoefenen van geweld. Verdachte is welbewust de confrontatie aangegaan. Hij heeft een voldoende wezenlijke en significante bijdrage aan het geweld geleverd door aangever te slaan, door een balk langs aangevers auto te schrapen en met een balk op zijn auto te slaan. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte geen aandeel in het geweld tegen aangever heeft gehad.