Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings in België op 16 december 2022 en was gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1982 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon niet aanwezig, noch zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft vervolgens de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel van 22 juni 2022 werd genoemd. De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting aangegeven dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de vordering, omdat het EAB op 24 februari 2023 was ingetrokken. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
De rechtbank heeft in haar beslissing vastgesteld dat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geëindigd. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, in tegenwoordigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.