In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een Iraanse man die asiel heeft gekregen. De man, die in een asielzoekerscentrum verblijft, is door het COA gesommeerd om de bij hem in gebruik zijnde ruimte te ontruimen, omdat hij een aangeboden woning had geweigerd. De man heeft in 2018 asiel aangevraagd en kreeg in 2022 een verblijfsvergunning. Het COA stelde dat zijn recht op opvang was geëindigd omdat hij de aangeboden woning had geweigerd, en vorderde ontruiming van het AZC.
Tijdens de zitting op 11 januari 2023 heeft de man verweer gevoerd, waarbij hij aanvoerde dat hij niet goed was geïnformeerd over de gevolgen van zijn woningweigering en dat hij niet bijgestaan was door een tolk of zijn advocaat tijdens cruciale gesprekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man, gezien zijn gebrekkige beheersing van het Nederlands en het ontbreken van een tolk, niet goed kon begrijpen wat de gevolgen van zijn weigering waren. De rechter concludeerde dat de man niet onrechtmatig handelde door in het AZC te blijven en dat zijn belangen zwaarder wogen dan die van het COA.
De vordering van het COA tot ontruiming werd afgewezen, en het COA werd veroordeeld in de proceskosten van de man, die op € 1.016,00 werden begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van adequate communicatie en bijstand voor asielzoekers in juridische procedures.