Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2. vennootschap naar buitenlands recht
2.
STICHTING BLUEBOX BEHEER,
3.
G-STAR PRODUCTION INTELLIGENCE CENTRE GMBH,
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 januari 2022,
- de akte houdende overlegging producties 1-53 van Vert,
- nadere overlegging beslagstukken door Vert van 1 februari 2022,
- het vonnis in incident van 20 april 2022, waarin is beslist dat Vert zekerheid moet stellen
- de conclusie van antwoord, met producties 1-71 van G-Star,
- het tussenvonnis van 5 oktober 2022 waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 januari 2023, en de daarin
2.De zaak in het kort
3.De feiten
in conventie
or G-Star Affiliate on the one hand and Supplier or such Affiliate on the other, subject to this Agreement. This Agreement applies to each accepted Purchase Order, including in case of a failing reference to this Agreement in the purchase order”
Due to this drop in demand we have had to consolidate productions for this
van 631k USD. Ons voorstel is deze goederen tussen 15 en 30 november van jullie af te nemen.”
nog expliciet aan [naam 3][rechtbank: [naam 3] van G-Star]
aangegeven dat de
van CSR zelf had geopperd om te voorkomen dat we de eerste
4.Het geschil en de beoordeling in conventie
Can you pls send me the overview for all options – based upon total package of 100.000 pcs, divided over all styles.”
Attached now the latest targets (in green) which I sent to Vietnam and China also.
- Allereerst omdat vanaf de aanvang van de Supply Agreement zo’n vier keer per jaar een SMS-traject werd doorlopen wat steevast eindigde in een order voor Vert.
- Ten tweede omdat G-Star Vert steeds verzocht om de “capacity plans”, omdat het van groot belang was dat de fabriek steeds goed gevuld was, omdat Vert anders niet tegen de afgesproken lage prijzen aan G-Star kon leveren.
- Ten derde mocht Vert vertrouwen ontlenen aan de door Vert in het kader van de driejaarsafspraak gedane investeringen in extra productielijnen, nieuwe machines en extra personeel. Die uitbreiding was niet nodig als Vert niet had verwacht dat het volume van de driejaarsafspraak bovenop en niet in plaats van de Reguliere Bestellingen zouden komen.
- Ten slotte stelt Vert dat zij vertrouwen kon ontlenen aan voortzetting van de reguliere bestellingen vanwege het CSR-beleid van G-Star. Artikel 26 van de Supply Agreement schrijft voor dat G-Star dat beleid hanteert, en dat van Vert wordt verwacht dat zij dat ook naleeft. G-Star wil zich er dus op doen voorstaan dat zij ethisch verantwoord handelt.
Na afwikkeling van die Whistler-order was G-Star nergens meer toe verplicht. Het stond G-Star dus vrij de samenwerking te verbreken per ongeveer mei 2021.
De conclusie hier is evenwel: door in augustus 2020 aan te kondigen dat zij vrijwel geen Reguliere Bestellingen zou doen waar het personeel van Vert de periode tot maart 2021 mee zou overbruggen is G-Star ook tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Vert. Wat voor gevolgen dat heeft voor de schade van Vert komt aan de orde in overweging 4.27. e.v.
- Reguliere Bestellingen had geplaatst bij Vert die door Vert zouden zijn uitgevoerd in de periode van oktober 2020 tot en met februari 2021, ter overbrugging van de relatief rustige periode voorafgaande aan de uitvoering van de driejaarsafspraak in 2021;
- de driejaarsafspraak voor het jaar 2021 zou zijn nagekomen en een order had geplaatst voor alle in 2021 benodigde Whistlerjassen, te weten 56.000 stuks, die dan door Vert zou zijn uitgevoerd in maart, april en mei 2021.
De rechtbank zal hierna spreken over “het hypothetische scenario”.
- in het eerste scenario zou het Vert niet gelukt zijn zoveel nieuwe opdrachtgevers te vinden dat zij de fabriek draaiende kon houden, en zou de fabriek na mei 2021 gesloten zijn, op dezelfde manier waarop de fabriek nu al in 2020 is gesloten. Het handelen van G-Star heeft in dat geval niet tot verlies van waarde van de onderneming van Vert geleid.
- in het tweede scenario zou het Vert wel gelukt zijn zoveel nieuwe opdrachtgevers te vinden dat zij, al dan niet in afgeslankte vorm, de fabriek draaiende kon houden, en zou de fabriek na mei 2021 hebben kunnen doordraaien, en een waarde hebben gehad, die zij niet meer had in de daadwerkelijke situatie. In dat geval is G-Star aansprakelijk voor het waardeverlies.
- Zou, als G-Star in augustus 2020 had medegedeeld dat zij de driejaarsafspraak in 2021 zou naleven en de periode tot de productie daarvoor zou overbruggen, maar dat zij na mei 2021 geen bestellingen meer zou doen, Vert voldoende andere klanten hebben kunnen werven om vanaf mei 2021 de fabriek, al dan niet in afgeslankte vorm, te kunnen voortzetten?
- Zo ja, welke waarde zou de onderneming van Vert per mei 2021 hebben gehad, gegeven de omstandigheden op dat moment, waaronder het wegvallen van G-Star als klant?
- Volgens Vert is USD 2.725.000 het gemiddelde van de door PwC en VNVC berekende waarde van de fabriek na aftrek van alle langlopende en kortlopende schulden (equity value). Evenwel wordt in het rapport van PWC een bedrag van 2,3 miljoen als equity value genoemd, en in het rapport van VNVC 2,4 miljoen equity value. Dat is dus een lager bedrag aan equity value dan Vert in de dagvaarding noemt.
- Verder kan de rechtbank niet volgen dat het verschil tussen de equity value en de enterprise value op bladzijde 8 van het rapport van PwC steeds USD 500.000 is, terwijl de schuldenlast USD 1.472.443 miljoen is. Immers bestaat het verschil tussen de enterprise value en de equity value uit de schulden.
- Tot slot geeft de rechtbank graag mee dat de rapporten van PwC en VNVC wel uitgaan van een erg rooskleurig beeld van de te verwachten ontwikkeling van de omzet van Vert tot 2025. De omzetgroei die Vert meemaakte in de jaren dat zij voor G-Star produceerde kan immers niet worden geëxtrapoleerd vanaf het moment dat G-Star de bestellingen heeft gestaakt.
19 april 2023uit te laten over de vragen zoals geformuleerd in overwegingen 4.34 en 4.42, met inachtneming van de daaropvolgende overwegingen. G-Star mag daar vervolgens op reageren.
5.Het geschil en de beoordeling in reconventie
6.Het geschil en de beoordeling in het incident op grond van artikel 843a Rv
- Financial statements / management accounts of VFCL from FY16 to FY20
- Detailed breakdown of key balance sheet and incomes statement items from FY16 to FY 20 provided by Management
- Financial projections of VFCL from 1 January 2020 to 31 December 2025 as prepared by Management
- Land use rights Certificate, Land lease contract and other related documents to the land;
- Detailed list of fixed assets, machinery & equipment, tools & supplies;
- Detailed list of inventory;
- Detailed list of short-term and long-term prepared expenses;
- Summary of payables and receivables in 2020 and other documents of business information provided by the Company,
7.De beslissing
19 april 2023een akte te nemen waarin zij zich uitlaten over de toepassing van een upcharge, zoals omschreven in overweging 4.34, en over de waarde van de onderneming, zoals omschreven in overweging 4.42. Vervolgens mag G-Star reageren op de akte van Vert.