ECLI:NL:RBAMS:2023:1896

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/301231-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen van luxe goederen en voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen van luxe goederen en het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De verdachte, geboren in 1972 en woonachtig in Amsterdam, werd op 19 november 2022 aangehouden na een doorzoeking van haar woning. Tijdens deze doorzoeking werd een tas aangetroffen met daarin een vuurwapen, munitie en luxe goederen ter waarde van € 26.010,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen, aangezien zij bekend had dat zij het vuurwapen in haar bezit had en er sprake was van een nauwe samenwerking met haar zoon, die ook als medeverdachte werd aangemerkt. De rechtbank achtte het witwassen van de luxe goederen bewezen, omdat de verdachte niet kon aantonen dat deze goederen legaal waren verkregen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk op, alsook een taakstraf van 80 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en het feit dat zij geen strafblad had.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/301231-22 (Promis)
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1972,
wonende op het adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.J. Wirken en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. M. Eekhout naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat zij:
Feit 1: op 19 november 2022 in Amsterdam samen met anderen of alleen een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 2: in de periode van 1 juni 2022 tot en met 19 november 2022 in Amsterdam samen met anderen of alleen een geldbedrag van € 26.010,00 en verschillende goederen heeft witgewassen.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten.
Verdachte is tijdens de doorzoeking door de politie met een Action tas, waarin zich een vuurwapen bevond, naar de buurvrouw gerend. Verdachte heeft bekend dat zij het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Ook haar zoon, medeverdachte [naam] , heeft wetenschap en beschikkingsmacht over het vuurwapen gehad. Zijn DNA is immers op het vuurwapen is aangetroffen.
Ook feit 2 kan worden bewezen. Naast het vuurwapen zijn tijdens de doorzoeking de tenlastegelegde goederen met prijskaartjes en het geld aangetroffen in de Action tas. Er is onderzoek gedaan naar de verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam] over het voorhanden hebben van een contant geldbedrag van € 26.010,00. Op basis van het onderzoek naar de inkomsten van verdachte kan op geen manier worden verklaard hoe zij aan dit geld is gekomen. Gelet op deze omstandigheden, kan het niet anders dan dat de goederen en het geld van enig misdrijf afkomstig zijn. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het witwassen van de Sonos boxen niet kan worden bewezen en dat verdachte hiervan partieel vrijgesproken moet worden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat van feit 1 partieel vrijspraak moet volgen nu er geen sprake is van medeplegen. Verdachte heeft bekend dat zij het vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Medeverdachte [naam] had weliswaar wetenschap over het vuurwapen, maar hieruit volgt niet dat hij het vuurwapen als medepleger voorhanden heeft gehad. Hij had geen beschikkingsmacht over het vuurwapen.
Verdachte dient ook van feit 2 vrijgesproken te worden, omdat uit het dossier niet volgt dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft consistente verklaringen gegeven over de herkomst van het geld en deze verklaring is concreet en min of meer verifieerbaar. Op basis van het door het Openbaar Ministerie gedane nadere onderzoek naar deze verklaring kan niet worden vastgesteld dat het geldbedrag niet legaal is verkregen. Verdachte en haar zoon hebben het witwasvermoeden dan ook voldoende weerlegd.
Ten aanzien van de luxe goederen heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een witwasvermoeden. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medeplegen en dat verdachte geen opzet had op het witwassen. De goederen zijn niet van verdachte. Medeverdachte [naam] heeft de goederen bij iemand anders gekocht, maar dat maakt niet dat verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Verder dient verdachte partieel vrijgesproken te worden van het witwassen van de Sonos boxen omdat de verdediging bewijs heeft overgelegd dat verdachte en de medeverdachte deze goederen hebben gekocht.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Beoordeling van de feiten 1 en 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 19 november 2022 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in het huis van verdachte en haar zoon, medeverdachte [naam] , op het adres [adres verdachte] in Amsterdam. Tijdens de doorzoeking liep verdachte op het moment dat een verbalisant aan haar kenbaar maakte dat hij de zolder wilde bekijken, met een versnelde pas de woning uit en rende zij vervolgens de trap op richting de zolder. Verbalisant ging achter haar aan en dan blijkt dat zij in de woonkamer van haar buurvrouw een Action tas heeft neergezet. In deze tas worden luxe goederen, een geldbedrag van € 26.010,00 en een vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen.
Uit het wapenonderzoek blijkt dat het vuurwapen een omgebouwd pistool is van het merk Walther, type PK380, kaliber 7,65 mm. Het vuurwapen was voorzien van een patroonhouder met daarin vier patronen van het kaliber 7,65 mm. De munitie is geschikt om te worden verschoten met het vuurwapen. Verdachte heeft verklaard dat haar zoon het vuurwapen moest bewaren. Uit de verklaring van haar zoon volgt ook dat hij op de hoogte was van het vuurwapen en dat hij het vuurwapen heeft vastgehouden. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat het vuurwapen met bijbehorende munitie van haar is en dat zij het vuurwapen heeft aangeschaft omdat zij bang is, onder andere vanwege een eerdere inbraak en omdat haar zoon eerder op straat is bedreigd met een vuurwapen.
De luxe goederen die zijn aangetroffen in de Action tas betroffen verschillende accessoires, zoals twee portemonnees, drie petten en/of hoeden, een tas en twee sjaals. De accessoires zijn van diverse luxe merken zoals Alexander McQueen, Jacquemus, Burberry en Loewe. Aan de meeste goederen zat nog een prijskaartje. Zo zat bijvoorbeeld aan een sjaal van Burberry nog een prijskaartje van € 460,-, aan de tas van Jacquemus een prijskaartje van € 450,- en aan de portemonnee van Alexander McQueen een prijskaartje van € 290,-.
Beoordeling feit 1 (voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie)
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte heeft bekend dat zij wist van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie en dat zij hierover beschikkingsmacht had. De rechtbank is ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Verdachte verklaarde tijdens de doorzoeking – en nog voordat de verbalisant wist dat er een vuurwapen in de tas zat – dat haar zoon het vuurwapen moest bewaren. Verder heeft verdachte vanaf het begin af aan verklaard over de reden waarom er een vuurwapen in de woning lag, namelijk omdat zij bang was vanwege een eerdere bedreiging van haar zoon en inbraak in haar woning. Ook konden zij gezamenlijk over het vuurwapen en de munitie beschikken nu de medeverdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen wel eens in zijn handen heeft gehad en het vuurwapen in de woning van verdachten lag. De rechtbank neemt hierbij ook in overweging dat het vuurwapen in een tas met luxe goederen en het spaargeld van verdachten is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar zoon als het gaat om het voorhanden hebben van het vuurwapen en de bijbehorende munitie. Dat haar zoon op een later moment heeft verklaard dat zijn eerder afgelegde verklaring, dat hij wist van het wapen, onjuist is, is naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande niet geloofwaardig. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en munitie bewezen.
Beoordeling feit 2 (witwassen)
In de Action tas zijn naast het vuurwapen met munitie ook een bedrag van € 26.010,00 aangetroffen en luxe goederen aangetroffen. De rechtbank dient gelet op de beschuldiging de vraag te beantwoorden of het geldbedrag en de luxe goederen afkomstig zijn uit enig (eigen) misdrijf. Ten aanzien van de vraag of het geld en de goederen afkomstig zijn uit enig misdrijf, is het volgende van belang.
Toetsingskader met betrekking tot het ‘afkomstig zijn uit enig (eigen) misdrijf’
De rechtbank stelt voorop dat om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen moet vaststaan dat het geld middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat niet hoeft te worden bewezen door wie, wanneer en waar dit misdrijf is gepleegd. Het gronddelict hoeft dus niet te worden bewezen, maar wel is vereist dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Op basis van het dossier kunnen het geld en de luxe goederen niet direct in verband worden gebracht met een specifiek misdrijf. De rechtbank zal daarom het toetsingskader hanteren dat uit vaste rechtspraak volgt. Witwassen kan bewezen worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld en de luxe goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan de officier van justitie om aan te geven waaruit deze feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De rechtbank doorloopt daarbij de volgende stappen. [1]
Allereerst moet worden vastgesteld of de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien dit het geval is, mag van verdachte worden verwacht dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de luxe goederen. Indien verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de luxe goederen.
Toepassing toetsingskader
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de woning is uitgerend, waarna de door haar daarbij meegenomen Action tas met luxe goederen, een geldbedrag van € 26.010,00 en een vuurwapen met munitie door de verbalisant wordt aangetroffen bij de buurvrouw.
De luxe goederen die zijn aangetroffen in de Action tas betroffen verschillende accessoires van diverse luxe merken zoals Alexander McQueen, Jacquemus, Burberry en Loewe. Aan de meeste goederen zat nog een prijskaartje met daarop bedragen van een paar honderd euro.
Daarnaast is er sprake van een groot contant bedrag en lijkt de aanwezigheid van een dergelijk bedrag niet direct uit reguliere inkomsten te verklaren. Gelet op deze feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank – in onderlinge samenhang bezien – sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan ook worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag en de luxe goederen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het geld spaargeld is dat zij samen met haar zoon sinds 2008 heeft gespaard. Zij heeft dit geld uit verschillende soorten inkomsten verkregen, zoals een bijstandsuitkering, bijschrijvingen van NUON, meerdere toeslagen en het verkopen van meubels via Marktplaats. Ter onderbouwing van haar verklaring heeft verdachte verschillende bankafschriften overgelegd. Verder heeft haar zoon gewerkt en ontving hij studiefinanciering. Verdachte pinde regelmatig geld van haar rekening en de rekening van haar zoon en bewaarde dit dan vervolgens in huis. De luxe goederen heeft zij cadeau gekregen van haar zoon, die deze goederen bij iemand heeft gekocht.
Contant geldbedrag
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verdachte een verklaring over de herkomst van het contante geldbedrag heeft gegeven, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van deze verklaring van verdachte nader onderzoek gedaan naar de alternatieve herkomst van het geld.
De rechtbank vindt dat het door het Openbaar Ministerie verrichte nadere onderzoek onvoldoende om aan de hand daarvan te kunnen concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 26.010,00 een illegale herkomst heeft.
Verdachte heeft vanaf het begin af aan verklaard dat het geld haar spaargeld is dat zij samen met haar zoon heeft gespaard. Ook wist zij nagenoeg precies te vertellen hoeveel geld er in de tas zat. Uit het onderzoek naar de inkomsten van verdachten blijkt bovendien dat zowel zijzelf als haar zoon de afgelopen jaren telkens verschillende soorten bronnen van inkomsten hebben gehad. Daar komt bij dat alleen het besteedbaar inkomen over 2022 is berekend en niet over de jaren daarvoor. Wel zijn de inkomsten van verdachten inzichtelijk gemaakt, maar dit gaat niet verder terug dan tot 2017, terwijl verdachte heeft verklaard al sinds 2008 te sparen. Verder blijkt dat in de afgelopen jaren voor meer dan € 26.010,00 aan contanten is opgenomen van de bankrekening van verdachte en die van haar zoon. Daarbij komt dat uit het dossier niet blijkt dat er onverklaarbare contante stortingen zijn geweest die vervolgens zijn opgenomen. Het geldbedrag in de tas bestond uit enkele 200 en 100 euro biljetten en met name 50 euro biljetten en deze coupures zijn niet dermate afwijkend van wat aan het hebben van cashgeld gangbaar is, dat de verklaring van verdachte niet zou kunnen kloppen. De verklaring van verdachte dat het geld spaargeld betreft dat zij samen met haar zoon in de loop van vele jaren heeft opgebouwd is al met al dan ook onvoldoende weerlegd. Naar het oordeel van de rechtbank staat op basis van het dossier niet vast dat het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig (eigen) misdrijf afkomstig is. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Luxe goederen
De rechtbank overweegt als het gaat om de verklaring van verdachte over de herkomst van de luxe goederen als volgt. Verdachte zegt dat zij de luxe goederen van haar zoon cadeau heeft gekregen en dat haar zoon dit bij iemand heeft gekocht. Verdachte wist dat de goederen niet in een winkel waren gekocht. Daarbij komt dat de goederen zijn aangetroffen in een tas met een vuurwapen die verdachte probeerde te verstoppen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring zoals die in dit geval van verdachte mag worden verlangd. Verdachte heeft het witwasvermoeden als het gaat om de aangetroffen luxe goederen, niet weerlegd. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de luxe goederen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en verdachte dit wist. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte de aangetroffen goederen heeft witgewassen.
De rechtbank overweegt verder dat op basis van het dossier onvoldoende aannemelijk is geworden dat de luxe goederen die zijn aangetroffen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit een eigen misdrijf van verdachte.
Met de raadsvrouw en de officier van justitie vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van de Sonos boxen. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Medeplegen van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de luxe goederen in nauwe en bewuste samenwerking met haar zoon heeft witgewassen en overweegt daarover het volgende. Verdachte woonde samen met haar zoon op het adres [adres verdachte] . Tijdens de doorzoeking in de woning heeft verdachte – al rennend – een tas uit haar woning naar de buurvrouw, die, zo bleek, van niets wist, gebracht waar de luxe goederen (met prijskaartjes) in zijn aangetroffen. Zoals zij zelf heeft verklaard heeft zij alle goederen in de tas gestopt. Zij wist dan ook wat er in deze tas zat. Verdachte heeft verklaard dat zij de goederen van haar zoon heeft gekregen, met de prijskaartjes er aan. Gelet op het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar zoon.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van verschillende goederen door deze voorhanden te hebben en de vindplaats daarvan te verhullen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 19 november 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PK380, kaliber 7,65 mm br (synoniem .32 auto) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 patronen,
rondneus volmantel van het kaliber 7,65 mm br (synoniem .32 auto),
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2:
op 19 november 2022, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meerdere voorwerpen, te weten
- een portemonnee van het merk: Alexander McQueen (goednummer: 6265541)
en
- een portemonnee van het merk: Burberry (goednummer: 6265574) en
- een sjaal van het merk: Burberry (goednummer: 6265588) en
- een pet van het merk: Burberry (goednummer: 6265507) en
- een hoed van het merk: Burberry (goednummer 6265591) en
- een tas van het merk: Jacquemus (goednummer: 6265556) en
- een sjaal van het merk: Loewe (goednummer: 6265570) en
- een pet van het merk: Loewe (goednummer: 6265566),
Sub a
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die
voorwerpen waren,
Sub b
- voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. In strafverminderende zin dient rekening te worden gehouden met de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van feit 1. Verder heeft verdachte geen strafblad en leidt zij een stabiel leven. Ook dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een breekbare vrouw die gediagnostiseerd is met een complexe vorm van PTSS waarvoor zij wordt behandeld. Verder kampt verdachte ook met lichamelijke klachten.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het voorhanden hebben van een vuurwapen met de daarbij behorende munitie is een delict waartegen streng wordt opgetreden, in het bijzonder gelet op het gevaar en de dreiging die van een dergelijk vuurwapen uitgaat.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van verschillende luxe goederen. Zij heeft de luxe goederen voorhanden gehad in haar woning. Door zo te handelen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Dat is kwalijk, omdat daardoor ook andere strafbare feiten worden verhuld en het voordeel dat is genoten door het plegen van deze delicten niet kan worden ontnomen.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de op te leggen straf de oriëntatiepunten zoals die zijn afgesproken in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning is een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Hoewel er geen sprake is van witwassen in een frauduleuze context en bij witwassen in dit geval niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank wel aanleiding om aan te sluiten bij het oriëntatiepunt Fraude van het LOVS. In het geval van verdachte valt het witwasbedrag blijkens het LOVS-oriëntatiepunt Fraude in de categorie tot € 10.000,-. Als oriëntatiepunt geldt hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week tot 2 maanden en een taakstraf.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In dat kader is acht geslagen op haar strafblad van 24 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 13 februari 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] De reclassering heeft geadviseerd om geen (bijzondere) voorwaarden op te leggen nu verdachte al bij een andere instantie onder behandeling is voor haar PTSS en verdere interventies niet nodig lijken. Uit het reclasseringsrapport blijkt verder dat het risico op recidive laag tot gemiddeld is en dat, indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zij hierdoor haar uitkering en woning mogelijk zal verliezen.
Conclusie
Gezien de aard en ernst van de gepleegde strafbare feiten en de LOVS-oriëntatiepunten is in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte sterk af te wijken van de oriëntatiepunten en van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren. De rechtbank zal aan verdachte ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens bijgevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen en de kennisgeving van inbeslagneming, zie
bijlage III, verschillende goederen en een geldbedrag in beslag genomen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de goederen en het geldbedrag verbeurd moeten worden verklaard. Het vuurwapen en munitie dienen onttrokken te worden aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het vuurwapen en munitie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de goederen en het geldbedrag heeft zij verzocht dit terug te geven aan verdachte.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen portemonnee en tas behoren toe aan verdachte. De rechtbank zal deze in het dictum nader te noemen goederen verbeurdverklaren. De goederen zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het vuurwapen en de munitie onttrekken aan het verkeer. Het is verboden dergelijke voorwerpen voorhanden te hebben. Het ongecontroleerde bezit daarvan is immers in strijd met de wet.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag aan verdachte gelasten omdat verdachte voor dit deel van de tenlastelegging is vrijgesproken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 2:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 (veertig) dagen.
Verklaart verbeurd:
  • 5. 1 STK Portemonnee (Omschrijving: PL1300-2022248659-G6265541, zwart, merk: Alexander Mcqueen);
  • 6. 1 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2022248659-G6265556, zwart, merk: Jacquemus).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 2. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2022248659-G6265520, zwart);
  • 3. 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2022248659-G6265521);
  • 4. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1300-2022248659-G6265584, zwart).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
26010 EUR (Omschrijving: PL1300-2022248659-6265560, geld).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2023.
[...]

Voetnoten

1.Ontleend aan Gerechtshof Amsterdam, 11 januari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481.