ECLI:NL:RBAMS:2023:1850

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/013182-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Bremen op 6 december 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 en gedetineerd in Nederland, is aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal en mishandeling. De behandeling van het EAB vond plaats op 15 maart 2023, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. C.L.E. McGivern en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door advocaat mr. N. Schuerman.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat de in het EAB vermelde persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

De rechtbank concludeert dat de strafbare feiten, zoals vermeld in het EAB, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn en dat de vereisten voor dubbele strafbaarheid zijn nageleefd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar en 4 maanden, zoals opgelegd in een eerder vonnis van 9 april 2020. De uitspraak is gedaan door de rechters M.C.M. Hamer, A.J.R.M. Vermolen en B.M. Vroom-Cramer, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/013182-23
RK nummer: 23/161
UITSPRAAK
op de vordering van 17 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
6 december 2022 door het
Amstgericht Bremen(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988 ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door mr. N. Schuerman, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van het
Amtsgericht-Schöffengericht-Bremenvan 9 april 2020, dossiernummer: 84 Ls 283 Js 900037/19 (7/20). Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De strafbare feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
mishandeling;
diefstal.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 300, 310 en 312 Wetboek van Strafrecht, 107 en 177 Wegenverkeerwet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amstgericht Bremen(Duitsland) voor de strafbare feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.