ECLI:NL:RBAMS:2023:184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
C/13/723106 FA RK 22/5915
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging voogdij en herstel gezag vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 januari 2023 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de man om de voogdij van [belanghebbende] over de minderjarige [minderjarige] te beëindigen en hemzelf met het gezag over de minderjarige te belasten. De man, die de Israëlische nationaliteit heeft, heeft na het overlijden van de moeder van de minderjarige, die op 28 augustus 2021 is overleden, zijn verzoek ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift van de man en het emailbericht van de voogd, en heeft de zaak behandeld met gesloten deuren. Tijdens de mondelinge behandeling is de man via videoverbinding gehoord, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, en was mevrouw [naam 3] namens de Raad aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2005 in Israël, inmiddels in Nederland woont en dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag van de man te herstellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden na het overlijden van de moeder zijn gewijzigd en dat het herstel van het gezag in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de voogd ontslagen van haar taken en de man belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 723106 FA RK 22/5915 (KM/MD)
Beschikking van 10 januari 2023
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] , Israël,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. drs. A.G. Hendriks te Amsterdam.
betreffende de minderjarige: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , Israël.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • [belanghebbende] , wonende te [woonplaats 2] , hierna ook te noemen de voogd;
  • Jeugdbescherming en reclassering (JBRAz).
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift van de man met bijlagen, ingekomen op 23 september 2022 en het emailbericht van de voogd ingekomen ter griffie op 17 december 2022.
1.2.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter te spreken maar zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 10 januari 2023.
Gehoord zijn: de man via een videoverbinding bijgestaan door zijn advocaat en een tolk en mevrouw [naam 3] namens de Raad.
1.4.
De rechtbank heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt daarvan
de weerslag.

2.De feiten

2.1.
Op [geboortedatum] 2005 is te [geboorteplaats] , Israël de minderjarige [minderjarige] geboren als kind van [de moeder] (hierna mede te noemen: de moeder) en de man.
2.2.
De moeder en de man zijn gehuwd geweest. Het huwelijk is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Bij beschikking van
25 november 2020 is de moeder alleen met het gezag over de minderjarige belast en het gezag van de man beëindigd.
2.3.
De moeder is op 28 augustus 2021 overleden.
2.4.
De moeder heeft in haar testament [belanghebbende] aangewezen als voogd over [minderjarige] . Bij beschikking van 30 maart 2022 heeft de rechtbank mevrouw [belanghebbende] benoemd tot voogd.
2.5.
De man heeft de Israëlische nationaliteit en de minderjarige heeft de Nederlandse en de Israëlische nationaliteit.

3.Het verzoek van de man

3.1.
De man verzoekt de voogdij van [belanghebbende] te beëindigen en de man met het gezag over de minderjarige [minderjarige] te belasten.
3.2.
De man stelt dat de omstandigheden na het overlijden van de moeder zijn gewijzigd en dat herstel van zijn gezag in het belang van [minderjarige] is. In de periode voor het overlijden van de moeder wilde [minderjarige] , net als haar twee zussen, geen contact met de man. De man is daardoor lang buiten beeld geweest. Na het overlijden van de moeder hebben de kinderen weer ruimte ervaren om contact met de man te zoeken. Inmiddels is het contact met alle drie de kinderen hersteld. [minderjarige] heeft afgelopen schooljaar haar VMBO diploma gehaald en aangegeven dat zij graag voor een periode van minstens een half jaar bij de man wil gaan wonen. [naam 1] , die meerderjarig is woont al in Israël en [naam 2] wil ook naar Israël verhuizen. Jeugdbescherming en reclassering, de voogd van [naam 2] , acht dat in haar belang. Er heeft eind augustus 2022 overleg plaatsgevonden tussen [belanghebbende] , de pleegzorgorganisatie Timon en de man en de uitkomst was dat iedereen akkoord was met de beslissing van [minderjarige] om naar de vader te verhuizen en dat daarvoor nodig is dat de man opnieuw met het gezag wordt belast.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man benadrukt dat het goed gaat met [minderjarige] en dat zij sinds de zomervakantie in Israël bij de man verblijft en van plan is om daar permanent te blijven. Ze zit in Israël op school, ze schildert veel en maakt leuke uitstapjes. Ze heeft nog altijd goed contact met mevrouw [belanghebbende] .

4.Het standpunt van de Raad tijdens de mondelinge behandeling

4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad aangegeven dat wat de Raad betreft geen beletselen zijn om het verzoek van de man toe te wijzen. Voor de Raad is het belangrijk dat [minderjarige] gekend is in het verzoek en het haar wens ook is. Nu gebleken is dat [minderjarige] bij Timon heeft aangegeven dat zij graag bij de man in Israël wil gaan verblijven, ligt het verzoek volgens de Raad voor toewijzing gereed.
5. Het standpunt van de voogd
5.1.
In het emailbericht van 17 december 2022 heeft mevrouw [belanghebbende] de rechtbank bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek van de man. Zij heeft benadrukt dat zij goed contact heeft met de man en [minderjarige] en dat zij, als dat niet nodig is, niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn.

6.De beoordeling

6.1.
Nu [minderjarige] op het moment van het indienen van het verzoekschrift in Nederland woont, acht de rechtbank zich bevoegd een beslissing te nemen en Nederlands recht toe te passen.
6.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253h Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter als na het overlijden van één van de ouders een voogd is benoemd, deze beslissing te allen tijde in dier voege wijzigen, en de overlevende ouder mits deze daartoe bevoegd is, alsnog met het gezag belasten.
De rechtbank gaat hiertoe slechts over op verzoek van de overlevende ouder, en niet dan op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Wanneer de andere ouder een voogd had aangewezen overeenkomstig artikel 1:292 BW en deze inmiddels is opgetreden, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, mits het verzoek van de overlevende ouder binnen één jaar na het begin van de voogdij wordt gedaan, dit verzoek slechts wordt afgewezen indien de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging verzet.
6.3.
Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht is duidelijk geworden dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat het in het belang van [minderjarige] is als het gezag van de man wordt hersteld en de voogd wordt ontslagen van haar taken. De rechtbank is met partijen en de Raad van oordeel dat het wenselijk en in het belang van [minderjarige] is dat de feitelijke en de juridische situatie gelijkgetrokken worden. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de man zal toewijzen.
6.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De rechtbank:
-
ontslaat [belanghebbende] als voogd over de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , Israël;
-
belast de man met de uitoefening van het gezag over het minderjarige kind:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , Israël;
- gelast de griffier hiervan in het gezagsregister een aantekening toe te voegen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023 door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier,
mr. M.T.C. Duijzer en schriftelijk vastgesteld op 18 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).