In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 januari 2023 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek van de man om de voogdij van [belanghebbende] over de minderjarige [minderjarige] te beëindigen en hemzelf met het gezag over de minderjarige te belasten. De man, die de Israëlische nationaliteit heeft, heeft na het overlijden van de moeder van de minderjarige, die op 28 augustus 2021 is overleden, zijn verzoek ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift van de man en het emailbericht van de voogd, en heeft de zaak behandeld met gesloten deuren. Tijdens de mondelinge behandeling is de man via videoverbinding gehoord, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, en was mevrouw [naam 3] namens de Raad aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2005 in Israël, inmiddels in Nederland woont en dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat het in het belang van de minderjarige is om het gezag van de man te herstellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden na het overlijden van de moeder zijn gewijzigd en dat het herstel van het gezag in het belang van de minderjarige is. De rechtbank heeft de voogd ontslagen van haar taken en de man belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.