ECLI:NL:RBAMS:2023:1835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/4736
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een tabakszaak in Amsterdam ter bescherming van de openbare orde na incidenten

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een tabakszaak en de burgemeester van Amsterdam. De eisers, een echtpaar dat eigenaar is van de tabakszaak, hebben bezwaar gemaakt tegen de sluiting van hun winkel, die op 19 februari 2022 door de burgemeester was bevolen na twee incidenten waarbij vernielingen en brandstichting plaatsvonden. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te beschermen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester op goede gronden heeft gehandeld, gezien de ernst van de incidenten en de mogelijke risico's voor de openbare orde. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, waaronder de disproportionaliteit van de sluiting en de onterecht veronderstelde betrokkenheid bij criminele activiteiten, verworpen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de belangen van de openbare orde zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van de eisers bij het openhouden van de winkel. De uitspraak bevestigt dat de sluiting van de winkel rechtmatig was en dat de eisers geen recht hebben op schadevergoeding voor de gemaakte kosten in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] en diens vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] ,te [plaats] , eisers
(gemachtigde: mr. N. Bakker)
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: M.I. Houben).

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiseres] en hun vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] (eisers)
niet in het gelijk. De burgemeester mocht in 2022 besluiten [eiseres] te sluiten om de openbare orde te beschermen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wat is de aanleiding voor deze rechtszaak?

2.1.
Eisers zijn een echtpaar en zijn gezamenlijk eigenaar van [eiseres] gevestigd in een pand aan de [adres] . Deze winkel was hun enige bron van inkomsten. Op 13 en 15 februari 2022 hebben zich twee incidenten bij het pand voorgedaan, waarbij beide keren een ruit werd vernield en op 15 februari 2022 iets in brand is gestoken (de incidenten worden verderop in deze uitspraak uitgebreider beschreven). De politie heeft onderzoek gedaan. Op 18 februari 2022 heeft de burgemeester bevolen dat de winkel per 19 februari 2022 moest worden gesloten voor onbepaalde tijd om de openbare orde te beschermen.
2.2.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en tegelijkertijd een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De voorzieningenrechter heeft als voorlopig oordeel eisers gelijk gegeven met een uitspraak van 28 maart 2022. Vanaf die datum kon de winkel weer open. Daarna werd een verzoek om heropening gedaan. De burgemeester willigde dit verzoek om heropening op 1 juni 2022 in. Met het bestreden besluit van 23 augustus 2022 heeft de burgemeester het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Het besluit tot sluiting van de winkel is destijds op goede gronden genomen volgens de burgemeester.
2.3.
Eisers zijn deze rechtszaak gestart, omdat ze vinden dat de burgemeester de winkel ten onrechte heeft gesloten. Als eisers gelijk krijgen in deze zaak, willen ze een schadevergoeding vorderen bij de gemeente. Ze hebben [eiseres] inmiddels verkocht. De rechtbank heeft op 13 maart 2023 zitting gehouden, waar de zaak met partijen is besproken. Op de zitting waren aanwezig eisers, hun zoon, hun gemachtigde en de gemachtigde van de gemeente.

Wat is het beoordelingskader?

3.1.
De burgemeester kan de sluiting van een pand bevelen als zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van dat pand ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde (artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene plaatselijke verordening Amsterdam (Apv). Dit is in de Beleidsregels sluiten en heropeningen als volgt uitgewerkt. Bij een ernstig gevaar voor de openbare orde kan gedacht worden aan schietincidenten gericht op, in of in de directe nabijheid van het pand, maar ook aan het neerleggen van explosieven voor, in of in de nabijheid van het pand. Bij geweld van buitenaf geldt het uitgangspunt dat als kan worden uitgesloten dat het incident op enige wijze verband houdt met de wijze van bedrijfsvoering, er in beginsel van een sluiting wordt afgezien.
3.2.
Daarnaast worden bij het besluit om wel of niet tot sluiting over te gaan de volgende uitgangspunten steeds opnieuw in samenhang afgewogen:
- de impact van het incident en de veiligheid van de bewoners en omstanders.
- de kans op herhaling en de risico's die dit mee zich meebrengt.
- en tot slot de nadelen voor de ondernemers.
Bij deze afweging staat het belang van de openbare orde voorop maar is ook steeds oog voor de proportionaliteit van de maatregel. Hierbij speelt onder andere mee: informatie uit het opsporingsonderzoek, signalen van overlast/andere incidenten, impact van het incident (tijdstip, zaak open/gesloten, aanwezigheid personen, locatie), type zaak, de mogelijkheid om maatregelen te treffen en signalen van verwijtbaarheid. [1]

Waarom heeft de burgemeester een bevel gegeven tot sluiting van de winkel?

4.1.
Volgens de burgemeester is de winkel destijds op goede gronden gesloten om de openbare orde te beschermen. Hier was voldoende aanleiding voor. Uit de bestuurlijke rapportage van 17 februari 2022 blijkt dat op 13 februari 2022 rond 01:45 uur melding is gedaan van vernieling van het pand. Er was een ruit ingegooid met bakstenen. Er zat een barst van ongeveer een meter in de ruit. Op 15 februari 2022 werd rond 03:30 uur een knal gehoord bij het pand. Er was vermoedelijk weer een baksteen door de ruit gegooid. Een persoon heeft iets aangestoken waardoor brand voor de winkel is ontstaan. De brand is door een van de eigenaars geblust. Er was dus geweld van buitenaf in de vorm van vernieling en een poging tot brandstichting, waardoor de burgemeester bevoegd was de winkel te sluiten. De veiligheid en gezondheid van mensen in de omgeving van het pand werd namelijk in ernstige mate bedreigd. De potentiële impact van brand is groot. Er was dus sprake van aantasting van de openbare orde.
4.2.
Destijds kon niet worden uitgesloten dat de incidenten verband hielden met de bedrijfsvoering van de winkel. Uit politie-informatie bleek namelijk dat er aanwijzingen waren dat eigenaar [vennoot 1] zich bezig hield met ondergronds bankieren en dat de winkel werd gebruikt als ontmoetingsplaats voor criminelen. Ook vreesde de politie voor herhaling van de incidenten. [2] Er waren daarnaast hangjongeren bij de winkel. Er was een periode van rust nodig, zodat de politie ook het scenario van een conflict in het criminele milieu als aanleiding voor de incidenten kon onderzoeken. Gelet op alles samen was het belang om de openbare orde te beschermen groter dan het belang van eisers om hun winkel open te kunnen houden. Cameratoezicht was ten slotte geen goed alternatief voor de sluiting van de winkel. Als er sprake is van pandgerichte dreiging, hoeft de inzet van camera’s de plegers er niet van te weerhouden opnieuw iets te doen.

Waarom zijn eisers het niet eens met het besluit?

5.1.
Eisers vinden dat de sluiting van de winkel onrechtmatig was, omdat hier geen aanleiding voor was. Dat de winkel voor onbepaalde tijd moest sluiten was disproportioneel. De burgmeester had een minder ingrijpende maatregel kunnen nemen en kunnen overleggen met eisers hierover, bijvoorbeeld sluiting voor een korte duur. De twee incidenten veroorzaakten geen ernstig gevaar voor de openbare orde. Het waren maar twee incidenten. Ook haalt de burgemeester een incident aan dat niet van belang is, namelijk dat er op 12 februari 2022 een discussie ontstond met een klant die een pakket wilde ophalen, maar geen identiteitskaart bij zich had.
5.2.
Eisers betwisten ten stelligste dat zij betrokken zijn (geweest) bij ondergronds bankieren. De informatie dateert blijkens het bevel uit 2019 en eisers zijn hierover nooit door justitie benaderd. Het Team Criminele Inlichtingen ontvangt en verzamelt informatie die zij met name van informanten ontvangt. Dergelijke informatie is in veel gevallen onbetrouwbaar. Het bevel had dus niet op deze informatie gebaseerd kunnen worden. Dat geldt ook voor de suggestieve aanname dat de winkel zou worden gebruikt als ontmoetingsplaats voor personen uit het criminele circuit. Logischerwijs weten eisers uiteraard niet van de klanten of zij al dan niet een criminele achtergrond hebben. Daarnaast begrijpen eisers niet dat de overlast door jongeren een overweging is geweest om het bevel op te leggen.
5.3.
Bij de sluiting van de winkel hebben veel buurtbewoners handtekeningen gezet om de winkel weer open te laten gaan. Hieruit blijkt dat er geen onrust was bij de omwonenden. En ten slotte heeft de sluiting een grote impact gehad op eisers. Het zijn hard werkende ondernemers, die een gezin te onderhouden hebben, terwijl dit hun enige bron van inkomsten is. Alle vaste lasten van de winkel, maar ook in privé, liepen door.

Waarom stelt de rechtbank eisers niet in het gelijk?

6.1.
De rechtbank begrijpt dat het heel vervelend is voor eisers dat de winkel een aantal weken gesloten is geweest en dat dit veel impact op hen en hun financiële situatie heeft gehad. De burgemeester heeft het besluit om de winkel destijds te sluiten echter op goede gronden genomen. Uit de politierapportage van 17 februari 2022 blijkt dat er kort na elkaar twee incidenten waren bij de winkel. Bij het eerste incident van een baksteen door de ruit, heeft eiser zelf tegen de politie verklaard dat hij dacht aan brandstichting, omdat hij op camerabeelden had gezien dat bij het incident een jongen met een witte fles in zijn hand had gestaan. Bij het tweede incident is daadwerkelijk iets in brand gestoken en lijkt het er sterk op dat het (ook) ging om een poging tot brandstichting. Bij beide incidenten werd dus gedacht aan brandstichting (bij het eerste door eiser zelf, bij het tweede door de politie), en zeker bij het tweede incident was dat niet zonder reden. Beide incidenten vonden plaats midden in de nacht, Er zijn woningen boven de winkel en ’s nachts kan verondersteld worden dat daar mensen liggen te slapen. Brandstichting in die omstandigheden kan heel gevaarlijk zijn voor de omgeving en voor de openbare orde.
6.2.
Verder heeft de politie het risico op herhaling in de politierapportage als reëel ingeschat, mede gelet op het feit dat er feitelijk al sprake was van herhaling: er waren twee incidenten achter elkaar. Daarnaast rapporteerde de politie dat er informatie was uit 2019 van het team criminele inlichtingen dat de eigenaar van de winkel zich bezig hield met ondergronds bankieren. Deze informatie van het team criminele inlichtingen is door dat team als betrouwbaar beoordeeld. Die beoordeling wil niet zeggen dat de informatie zonder meer correct is, maar wel dat eerdere ervaringen met de melder van die informatie de politie aanleiding geeft tot dit betrouwbaarheidsoordeel. Daarnaast meldde de politie dat uit meerdere recente onderzoeken die zich richten op de zware georganiseerde criminaliteit naar voren kwam dat de winkel gebruikt werd als ontmoetingsplaats voor subjecten (de rechtbank begrijpt: verdachten) uit die onderzoeken. Deze informatie is nogal beknopt opgeschreven. De rechtbank kan dat in zoverre plaatsen, dat het gaat om informatie uit mogelijk zeer gevoelige onderzoeken. Duidelijk is echter dat het gaat om informatie uit meerdere, recente onderzoeken. Uit de bewoordingen ‘gebruikt als ontmoetingsplaats’ valt af te leiden dat het niet ging om gebruikelijk (ogend) klantenbezoek door deze verdachte personen, maar om vermoedens van een verdergaande betrokkenheid bij of een verdergaand gebruik van de winkel van eisers. Aan deze informatie mocht de burgemeester zeker gewicht toekennen. Deze informatie heeft de burgemeester in redelijkheid kunnen betrekken bij het oordeel dat er een reëel risico was op herhaling, waardoor er een ernstig gevaar was voor de openbare orde.
6.3.
Dat eiser nu betwist dat er betrokkenheid was tussen de winkel en het criminele circuit, maakt niet dat de burgemeester destijds niet van de politierapportage mocht uitgaan. De burgemeester moest snel handelen en er was geen tijd voor uitgebreid onderzoek. Verder zag de burgemeester geen alternatieve oplossingen (in plaats van sluiting van de winkel). Gelet op de mogelijke ernst van de situatie leek cameratoezicht de burgemeester niet voldoende om de openbare orde te beschermen. Dat acht de rechtbank een onredelijke inschatting. Eiser kon op de zitting zelf ook geen andere alternatieve oplossingen noemen, die hadden kunnen worden ingezet na overleg met eiser. Eiser heeft bovendien een zienswijze met zijn standpunt kunnen inbrengen, voordat de burgemeester het besluit nam. Het verwijt dat de burgemeester niet met eiser heeft overlegd en niet aan andere mogelijkheden heeft gedacht, is dus niet terecht.
6.4.
Alles overwegende mocht de burgemeester de belangen van de openbare orde zwaarder laten wegen dan de belangen van eisers bij het openhouden van de winkel. Zoals de burgemeester heeft toegelicht op de zitting was het duidelijker geweest voor eisers als er niet was overgegaan tot sluiting voor onbepaalde tijd, maar voor een bepaalde en afgebakende periode. Dit maakt echter niet dat de sluiting onrechtmatig was. Het was niet de bedoeling de winkel permanent te sluiten, maar voor een ten tijde van de beslissing tot sluiten nog onbekende periode. Eisers hadden de mogelijkheid een voorlopige voorziening in te dienen bij de voorzieningenrechter en bij de burgemeester een verzoek tot heropening te doen om de sluiting op te laten heffen, wat zij ook hebben gedaan.
6.5.
De beroepsgronden van eisers slagen niet. Het beroep is ongegrond. Omdat de rechtbank eisers niet in het gelijk stelt, hebben zij geen recht op een vergoeding van de kosten die zij maakten voor deze procedure.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.V.A. Teggelaar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019 2500 EA Den Haag. [3] Dit kan ook digitaal. Aan het instellen van hoger beroep zijn kosten verbonden.

Voetnoten

1.Beleidsregels sluiten en heropeningen.
2.Na de uitspraak van de voorzieningenrechter - die hier kritisch over was - is dit nader toegelicht in een aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie aan de burgemeester van 8 april 2022.
3.Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.