ECLI:NL:RBAMS:2023:1831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
C/13/730116 / KG ZA 23-137
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over non-concurrentiebedingen tussen tandartsen en hun voormalige praktijk

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben de eisers, TROUWAUTOVERHUUR ENZOJET B.V., [eiser 2] en [eiser 3], een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, [gedaagde] B.V., met betrekking tot de naleving van non-concurrentiebedingen. De eisers, beiden tandartsen, hebben eerder hun aandelen in de [gedaagde] verkocht aan RDW Holland B.V. (thans Denteam) en zijn sindsdien betrokken bij een andere vennootschap, Enzojet. De gedaagde heeft hen gesommeerd om hun concurrerende activiteiten te staken, wat heeft geleid tot een kort geding procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de eisers zich aan de voorwaarden van de non-concurrentiebedingen moeten houden, maar dat er geen overtreding is vastgesteld. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde verboden om de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis voort te zetten ten aanzien van de aangezegde dwangsommen, en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de complexiteit van concurrentiebedingen in de zorgsector en de rechten van patiënten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/730116 / KG ZA 23-137 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 21 maart 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TROUWAUTOVERHUUR ENZOJET B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 27 februari 2023,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rijswijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. N. Mauer te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Enzojet, [eiser 2] , [eiser 3] en de [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 6 maart 2023 hebben eisers de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en de akte vermeerdering van eis toegelicht. De [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Aanvankelijk was vonnis bepaald op 20 maart 2023. Aan partijen is meegedeeld dat vonnis nader is bepaald op vandaag.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van eisers: [eiser 2] met mr. Van de Sande;
- aan de zijde van de [gedaagde] : [naam] , [functie] , met mr. Mauer.
2. De feiten
2.1.
[eiser 2] en [eiser 3] zijn beiden tandarts. Zij zijn gehuwd en voeren al ongeveer 30 jaar gezamenlijk praktijk. Zij voerden hun praktijk voorheen via de [gedaagde] , waarvan [eiser 2] via zijn holding ( [bedrijf 1] B.V.) enig aandeelhouder was. [eiser 2] en [eiser 3] zijn de bestuurders van Enzojet, een andere vennootschap waarvan [eiser 2] enig aandeelhouder is.
2.2.
Bij overeenkomst van 24 januari 2020 (hierna: de Koopovereenkomst) heeft [eiser 2] via zijn holding alle aandelen in de [gedaagde] voor € 1,7 miljoen verkocht aan RDW Holland B.V. (thans Denteam). [eiser 2] en [eiser 3] hebben de Koopovereenkomst ook in privé meegetekend. Op 1 maart 2020 zijn de aandelen geleverd. Denteam is sindsdien enig aandeelhouder van de [gedaagde] .
2.3.
In artikel 10 van de Koopovereenkomst is bepaald dat [eiser 2] en [eiser 3] nog tenminste 12 maanden na de levering van de aandelen als tandarts/manager werkzaam zullen blijven in de [gedaagde] op basis van een overeenkomst van opdracht. Artikel 11 van de Koopovereenkomst bevat een non-concurrentiebeding, dat luidt, voor zover relevant:
"11.1 Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Koper is het Verkoper en [eiser 2] en [eiser 3] en iedere aan (een van) hen gelieerde (rechts)personen verboden om gedurende een periode van drie jaar vanaf de Leveringsdatum respectievelijk vanaf de beëindiging van de op Closing te sluiten Overeenkomst van Opdracht, zelfstandig of anderszins, direct of indirect, al dan niet voor derden, in Nederland, werkzaamheden te verrichten die concurreren met de activiteiten van de door de Vennootschap gedreven Onderneming voor of ten behoeve van patiënten die voorkomen in het Patiëntenbestand (…).”
In lid 3 is op overtreding van dit beding een boete gesteld van € 25.000,00 ineens en € 2.500,00 per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt.
2.4.
Sinds 1 maart 2021 hebben [eiser 2] en [eiser 3] hun werkzaamheden in de [gedaagde] voortgezet op basis van een nieuwe (tweede) overeenkomst van opdracht, gesloten tussen de [gedaagde] als opdrachtgever en Enzojet als opdrachtnemer voor onbepaalde tijd (hierna: de Overeenkomst). Artikel 11 van de Overeenkomst bevat eveneens een non-concurrentiebeding, dat luidt als volgt:

11. GEVOLGEN VAN BEËINDIGING
11.1
Bij het einde van de overeenkomst staakt OPDRACHTNEMER zijn werkzaamheden in de praktijk en worden nadere afspraken gemaakt, schriftelijk vastgesteld en kenbaar gemaakt over de lopende activiteiten ten aanzien van betrokken patiënten (inzake onder meer dossieroverdracht, behandeling en eventuele klachten).
OPDRACHTNEMER respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] dan wel diens vervanger hebben dan het recht zich elders ter plaatse als tandarts te vestigen of in een andere praktijk werkzaam te zijn. Behoudens schriftelijke toestemming van OPDRACHTGEVER is het [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger binnen een tijdvak van vierentwintig maanden na 1-3-2021 verboden patiënten uit de praktijk van OPDRACHTGEVER in te schrijven in een praktijk waar OPDRACHTNEMER dan wel respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] diens vervanger werkzaam is, dan wel activiteiten te ontplooien en/of werkzaamheden te verrichten, al dan niet onder eigen naam of onder naam van derden, hetzij om niet, hetzij tegen vergoeding, in opdracht van en/of in dienst van en/of ten behoeve van patiënten van OPDRACHTGEVER, ook al verbreken de patiënten de relatie met OPDRACHTGEVER, anders dan in het kader van het behandelen van pijnklachten.
OPDRACHTNEMER respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger zullen zich bovendien binnen het genoemde tijdvak na het einde van deze overeenkomst onthouden van het werven van patiënten van OPDRACHTGEVER, met het oogmerk patiënten over te halen zich in te schrijven in de praktijk waar OPDRACHTNEMER respectievelijk D.J.H- [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger werkzaam zijn.
Dit artikel is niet van toepassing wanneer OPDRACHTNEMER respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger zich als tandarts vestigen op een afstand van tenminste 40 kilometer van het praktijkpand waar opdrachtgever is gevestigd en waar OPDRACHTNEMER respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger hoofdzakelijk de werkzaamheden hebben verricht.
Voorgaande verplichtingen en verboden gelden niet voor de eerste 25 patiënten die OPDRACHTNEMER respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger volgen.
Bij overtreding van de verplichtingen zoals vermeld in dit artikel verbeuren OPDRACHTNEMER en [eiser 2] en [eiser 3] hoofdelijk aan OPDRACHTGEVER dadelijk en ineens, dus zonder dat een nadere sommatie of ingebrekestelling is vereist, een opeisbare boete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) per overtreding, met een maximum van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), onverminderd het recht van OPDRACHTGEVER om in plaats daarvan de volledige schade op OPDRACHTNEMER dan wel respectievelijk [eiser 2] en
[eiser 3] te verhalen.”.
2.5.
Na verloop van tijd is tussen partijen in toenemende mate wrevel en onenigheid ontstaan over de gang van zaken bij de [gedaagde] . Dit heeft ertoe geleid dat de Overeenkomst in september 2022 is geëindigd.
2.6.
Bij brief van 24 oktober 2022 heeft de [gedaagde] Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] op grond van de non-concurrentiebedingen in de Koopovereenkomst en in de Overeenkomst gesommeerd om hun concurrerende activiteiten te staken en om de verbeurde contractuele boete te betalen.
2.7.
Tussen partijen is eind 2022 een kortgedingprocedure gevoerd bij deze rechtbank. Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] vorderden in die procedure in conventie, voor zover van belang, schorsing van het non-concurrentiebeding zoals opgenomen in de Overeenkomst. De [gedaagde] vorderde in reconventie, samengevat, maar hieronder volledig weergegeven, Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] te gebieden het non-concurrentiebeding na te komen. Denteam – enig aandeelhouder van de [gedaagde] – vorderde in tussenkomst, samengevat, om [eiser 2] en [eiser 3] te veroordelen om het non-concurrentiebeding in de Koopovereenkomst na te komen. Bij vonnis van 22 december 2022 [1] (hierna: het kortgedingvonnis) is de vordering van Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] (in conventie) afgewezen, de vordering van de [gedaagde] (uitvoerbaar bij voorraad) toegewezen en de vordering van Denteam afgewezen. In conventie zijn Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van de [gedaagde] begroot op € 3.853,00 en in de nakosten. De voorzieningenrechter heeft, voor zover van belang, als volgt overwogen:

4.Het geschil in reconventie

4.1. [
de [gedaagde] , vzr] vordert:
1) Enzojet c.s., hoofdelijk, te gebieden om terstond het concurrentiebeding als neergelegd in de Overeenkomst onverkort na te komen en na te blijven komen en hen te gebieden om de concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, waaronder (maar niet beperkt tot) het aanbieden van dergelijke diensten via tandartsotten.nl, het respecteren van het verbod om patiënten van [de [gedaagde] ] in te schrijven in een praktijk waar Enzojet c.s. werkzaam zijn, het ontplooien van activiteiten en/of werkzaamheden te verrichten ten behoeve van patiënten van [de [gedaagde] ] en patiënten van [de [gedaagde] ] te benaderen, op straffe van dwangsommen, met wettelijke rente;
(…)

6.De beoordeling in de hoofdzaak in conventie

(…)
6.10.
Voorop staat dat na beëindiging van de Overeenkomst een concurrentie- en relatiebeding als neergelegd in artikel 11 blijft gelden. Enzojet c.s. hebben deze afspraak zelf gemaakt en het gaat niet aan dat zij zich nu ineens met een beroep op het recht van de patiënt op vrije artskeuze – een recht dat aan de patiënt toekomt en niet aan Enzojet c.s. – daaraan willen onttrekken. Dat er van wanprestatie aan de zijde van [de [gedaagde] ] sprake is, kan, zoals hiervoor overwogen, in dit kort geding niet worden vastgesteld. Verder is de voorzieningenrechter het met [de [gedaagde] ] eens dat het hier evident gaat om een overeenkomst van opdracht en niet om een arbeidsovereenkomst, zodat er van reflexwerking geen sprake kan zijn. Overigens is de voorzieningenrechter het ook met [de [gedaagde] ] eens dat de meest logische uitleg van de uitzondering “Voorgaande verplichtingen en verboden gelden niet voor de eerste 25 patiënten die OPDRACHTNEMER respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk diens vervanger volgen.” is, dat met “25 patiënten” is bedoeld: 25 (en niet 50) patiënten in totaal voor Enzojet c.s. (en eventuele vervanger) gezamenlijk.
6.11.
Dit betekent dat er geen grond is voor schorsing van het beding van artikel 11.1 van de Overeenkomst en dat vordering 3. zal worden afgewezen. (…)
(…)

7.De beoordeling in de hoofdzaak in reconventie

7.1.
Enzojet c.s. hebben tegen de vordering van [de [gedaagde] ] tot nakoming van artikel 11.1 van de Overeenkomst aangevoerd dat zij nog geen nieuwe praktijk hebben opgezet en dat zij niet actief patiënten van de [gedaagde] ] gaan benaderen.
7.2.
De voorzieningenrechter kan zich echter voorstellen dat [de [gedaagde] ] daar niet gerust op is, gelet op de verklaringen van het echtpaar [eiser 2] , onder meer inhoudende dat zij de zorg voor in ieder geval implantologie-patiënten die nog in behandeling zijn willen voortzetten (e-mail van 27 september 2022). Van belang is daarbij verder dat Enzojet c.s. in hun e-mail van 14 oktober 2022 hebben gesteld dat zij elders hun praktijk zullen dienen in te richten en dat op de website www.tandartsotten.nl staat dat het echtpaar [eiser 2] moest vertrekken bij [de [gedaagde] ]. Daarbij wordt wel aangetekend dat het Enzojet c.s. op grond van artikel 11.1 van de Overeenkomst is toegestaan om zich elders ter plaatse als tandarts te vestigen of in een andere praktijk werkzaam te zijn. Zij dienen zich daarbij echter wel te houden aan de voorwaarden van artikel 11.1, waaronder het relatiebeding, dat onder meer inhoudt dat het, behoudens schriftelijke toestemming van [de [gedaagde] ], tot 1 maart 2023 verboden is patiënten uit de praktijk van [de [gedaagde] ] in te schrijven in een praktijk waar Enzojet c.s. werkzaam zijn of die patiënten te werven. Er geldt alleen een uitzondering voor 25 patiënten zoals hierboven bedoeld onder 6.10. Tenslotte wijzen Enzojet c.s. er terecht op dat hen door [de [gedaagde] ] niet kan worden verboden om gebruik te maken van de website [website 1] .
7.3.
Dit alles betekent dat vordering 1) zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing. [de [gedaagde] ] heeft daar ook spoedeisend belang bij.
(…)

8.De beoordeling in de tussenkomst

8.1.
Denteam vordert [eiser 2] en [eiser 3] hoofdelijk te veroordelen om het concurrentiebeding in de Koopovereenkomst (…) na te komen. In de Koopovereenkomst is bepaald dat het beding geldt voor de duur van drie jaar vanaf de Leveringsdatum respectievelijk vanaf de beëindiging van de op de Closing te sluiten Overeenkomst van Opdracht. Enzojet c.s. stelt dat dit beding, dat strenger is voor Enzojet c.s. dan het concurrentiebeding in de Overeenkomst, geacht moet worden te zijn vervangen door het beding in de Overeenkomst nu dit dateert van latere datum en het in wezen dezelfde partijen betreft (…). Gebleken is dat de vanaf 1 maart 2020 (Closing) geldende overeenkomst van opdracht per 1 maart 2021 is vervangen door de Overeenkomst (…). Dit betekent dat het concurrentiebeding uit de Koopovereenkomst ten hoogste gelding zou hebben tot 1 maart 2024, een jaar langer dan dat uit de Overeenkomst waar [de [gedaagde] ] zich op beroept. Partijen verschillen van mening over de vraag of het beding uit de Koopovereenkomst is vervangen door dat uit de Overeenkomst of dat beide bedingen naast elkaar bestaan. Voorshands lijkt het standpunt van Enzojet c.s. niet onaannemelijk dat er sprake is van een vervanging van het beding uit de Koopovereenkomst door dat uit de Overeenkomst. Deze vordering komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.
(…)

9.De beslissing

De voorzieningenrechter
(…)
in de hoofdzaak in reconventie
9.5.
gebiedt Enzojet c.s. om het concurrentiebeding als neergelegd in de Overeenkomst onverkort na te komen en na te blijven komen en om concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden, waarbij de in artikel 11.1 van de Overeenkomst bedoelde uitzondering voor “de eerste 25 patiënten” zo wordt uitgelegd dat het gaat om 25 patiënten voor Enzojet c.s. gezamenlijk,
9.6.
veroordeelt Enzojet c.s. om aan [de [gedaagde] ] een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Enzojet c.s. niet aan de in 9.5 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
(…).
2.8.
Op 2 januari 2023 is het kortgedingvonnis aan Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] betekend.
2.9.
Begin 2023 hebben [eiser 2] en [eiser 3] voorbereidingen getroffen om op ongeveer 200 meter afstand van de [gedaagde] een praktijk te starten onder de naam [bedrijf 2] . Op de website [website 2] heeft gestaan dat de praktijk per 1 maart 2023 geopend zal zijn.
2.10.
Bij deurwaardersexploot van 12 januari 2023 is aan [eiser 2] en [eiser 3] bevel gedaan om te voldoen aan het kortgedingvonnis.
2.11.
De [gedaagde] heeft CEFA Bedrijfsrecherche opdracht gegeven [eiser 2] en [eiser 3] te observeren en te onderzoeken of zij een [gedaagde] zijn gestart. Op 1, 2, 14, 15, 21 en 22 februari 2023 heeft CEFA Bedrijfsrecherche observaties uitgevoerd voor de deur van de praktijk van [eiser 2] en [eiser 3] , waarbij tevens video-opnames zijn gemaakt.
2.12.
Bij deurwaardersexploot van 20 februari 2023 heeft de [gedaagde] dwangsommen laten aanzeggen aan Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] , omdat zij zich niet aan de veroordeling in het kortgedingvonnis zouden hebben gehouden. In het exploot heeft de [gedaagde] bevel gedaan om per direct tot betaling van € 82.500,00 over te gaan, bij gebreke waarvan executiemaatregelen zullen worden getroffen. In het exploot staat, voor zover van belang, het volgende:
“dat [Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] , vzr] vanaf 18 januari 2023 niet aan voormeld bevel hebben voldaan door het ontplooien van (opnieuw) concurrerende activiteiten door het online zetten van de website
https:// [website 2]waarop zij hun tandheelkundige diensten aanbieden en dat [de [gedaagde] , vzr] derhalve thans wenst over te gaan tot opeising van de inmiddels verbeurde dwangsommen over de periode 18 januari 2023 tot en met 19 februari 2023 ad € 2.500,00 per dag; (…)”.

3.Het geschil

3.1.
Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] vorderen – samengevat en na vermeerdering van eis – de [gedaagde] :
1. te verbieden de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis voort te zetten;
2. te veroordelen om de executoriale beslagen op te heffen;
3. te veroordelen om de door de derde-geëxecuteerde(n) aan (de deurwaarder van) de [gedaagde] afgedragen gelden aan hen terug te betalen;
4. te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van dit vonnis een afschrift van de verstrekte opdracht aan CEFA Bedrijfsrecherche aan hun advocaat te verstrekken;
5. te veroordelen om binnen vijf dagen na het wijzen van dit vonnis de instructie aan CEFA Bedrijfsrecherche te geven om haar (concept)dossier aan hun advocaat te verstrekken met de opdracht om hierna het (concept)dossier te vernietigen zonder dat een kopie wordt achtergehouden;
6. te verbieden om [eiser 2] en [eiser 3] dan wel de personen die zich melden bij hun praktijkpand te bespieden, te volgen en/of beeldopnames te vervaardigen;
een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van de [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] stellen daartoe het volgende. Het is hen toegestaan een [gedaagde] te starten, waarbij zij zich tot 1 maart 2023 dienen te houden aan de voorwaarden in artikel 11 van de Overeenkomst. Die voorwaarden houden in dat het tot 1 maart 2023 verboden is meer dan 25 patiënten van de [gedaagde] in te schrijven in hun nieuwe praktijk of die patiënten te werven. Dit is in het kortgedingvonnis uitdrukkelijk zo overwogen. Het enkele feit dat [eiser 2] en [eiser 3] zich hebben gevestigd als tandarts en een website hebben gemaakt, is geen overtreding van de veroordeling in het kortgedingvonnis. Het echtpaar [eiser 2] is op 1 maart 2023 gestart met hun nieuwe praktijk en zij hebben voor die datum geen patiënten (van de [gedaagde] ) behandeld. Wel is er voor die datum al de nodige voorraad besteld, maar dat is toegestaan. De observaties door CEFA Bedrijfsrecherche zijn een inbreuk op het recht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser 2] , [eiser 3] en hun toekomstige patiënten en daardoor handelt de [gedaagde] onrechtmatig jegens hen.
3.3.
De [gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. Zowel in de Koopovereenkomst als in de Overeenkomst hebben partijen concurrentiebeperkende afspraken gemaakt. Dat is ook de reden waarom de [gedaagde] in de eerdere kortgedingprocedure heeft gevorderd om Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] te gebieden zich aan het non-concurrentiebeding in artikel 11.1 van de Overeenkomst te houden én, en dat staat helemaal los van de beperkingen uit het concurrentiebeding in de Overeenkomst, om concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden. In artikel 11 van de Overeenkomst staat niet dat concurrerende activiteiten niet zijn toegestaan. Dit staat wel in artikel 11 van de Koopovereenkomst. Hieruit volgt dat de veroordeling in het kortgedingvonnis waar staat ‘
en om concurrerende activiteiten te staken en gestaakt te houden’ ziet op het non-concurrentiebeding in de Koopovereenkomst. Bovendien is in het kortgedingvonnis bij het opleggen van de dwangsom aansluiting gezocht bij de boete zoals neergelegd in artikel 11 van de Koopovereenkomst en niet bij de boete van artikel 11 van de Overeenkomst. Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] zijn een [gedaagde] gestart en voldoen dus niet aan de veroordeling in het kortgedingvonnis. Eén patiënt van de [gedaagde] heeft laten weten dat zij naar de praktijk van [eiser 2] en [eiser 3] wil overstappen. Ondertussen hebben 56 patiënten hun patiëntdossier opgevraagd. Dit is heel ongebruikelijk. Normaal gesproken meldt de patiënt naar welke tandarts hij/zij overstapt en wordt het dossier direct naar de nieuwe tandarts gestuurd. De [gedaagde] heeft inderdaad observaties laten uitvoeren. CEFA Bedrijfsrecherche houdt zich aan de geldende Privacygedragscode voor particuliere onderzoeksbureaus. De [gedaagde] heeft belang bij de observaties. Voor de bewijspositie van de [gedaagde] is het van belang dat daadwerkelijk wordt vastgesteld dat Enzojet en het echtpaar [eiser 2] concurrerende activiteiten verrichten, zoals ook uit de observaties is gebleken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Hebben Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] zich gehouden aan de veroordeling in het kortgedingvonnis?

4.1.
Bij de beantwoording van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd omdat een veroordeling niet of niet voldoende zou zijn nageleefd, moeten de handelingen die zijn verricht ter uitvoering van het vonnis worden getoetst aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij gaat het om het doel en de strekking van de veroordeling, waarbij die veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Verder moet worden bedacht dat een dwangsom is bedoeld als een dwangmiddel (prikkel) om uitvoering te geven aan een rechterlijke uitspraak en steeds in die context moet worden bezien.
4.2.
Met inachtneming van deze uitgangspunten moet de vraag worden beantwoord of Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] zich hebben gehouden aan het kortgedingvonnis.
4.3.
In het kortgedingvonnis in rechtsoverwegingen 6.10. en 7.2. wordt alleen de Overeenkomst benoemd. In die rechtsoverwegingen legt de voorzieningenrechter de reikwijdte van het non-concurrentiebeding in de Overeenkomst uit. In die overwegingen komt het woord Koopovereenkomst niet voor. Het vonnis kan dus niet anders worden uitgelegd dan dat de voorzieningenrechter Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] heeft willen gebieden om het non-concurrentiebeding in de Overeenkomst na te (blijven) komen. Het enkele feit dat in het dictum de woorden ‘concurrerende activiteiten’ zijn gebruikt (waar de [gedaagde] op heeft gewezen), is onvoldoende om, zoals de [gedaagde] betoogt, tot het oordeel te komen dat de veroordeling ook ziet op het non-concurrentiebeding in de Koopovereenkomst waarin staat dat het verboden is om concurrerende activiteiten te verrichten. Dit geldt te meer omdat in het kortgedingvonnis uitdrukkelijk is overwogen dat het Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] is toegestaan om zich elders ter plaatse als tandarts te vestigen of in een ander praktijk werkzaam te zijn en de vordering in tussenkomst van Denteam – nakoming van het non-concurrentiebeding in de Koopovereenkomst – is afgewezen.
4.4.
Op grond van het kortgedingvonnis is het Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] dus toegestaan om een eigen praktijk te starten, waarbij zij tot 1 maart 2023 maximaal 25 patiënten van de [gedaagde] mochten inschrijven/werven. [eiser 2] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de praktijk op 1 maart 2023 open is gegaan en dat voor die datum geen patiënten zijn behandeld. Uit de door de [gedaagde] in het geding gebracht observatieverslagen van CEFA Bedrijfsrecherche volgt niet dat de praktijk van [eiser 2] en [eiser 3] voor 1 maart 2023 wel al in bedrijf was. Maar zelfs als wordt aangenomen dat daaruit blijkt dat die praktijk voor 1 maart 2023 al was geopend, volgt uit de verslagen (of andere in het geding gebrachte stukken) in ieder geval niet dat [eiser 2] en [eiser 3] meer dan 25 oud-patiënten van de [gedaagde] hebben behandeld.
4.5.
De conclusie is dat Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] hebben voldaan aan de veroordeling in het kortgedingvonnis en geen dwangsommen hebben verbeurd. Hun vordering de [gedaagde] te verbieden de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis voort te zetten daar waar het de aangezegde dwangsommen betreft, zal daarom worden toegewezen. Uiteraard is het de [gedaagde] wel toegestaan de proceskostenveroordeling in het kortgedingvonnis te executeren.
4.6.
Onduidelijk is of daadwerkelijk executoriaal beslag ten laste van Enzojet, [eiser 2] en/of [eiser 3] is gelegd door de [gedaagde] . Er zijn namelijk geen beslagstukken in het geding gebracht. Eventueel gelegde executoriale beslagen, die zijn gelegd om de dwangsommen te executeren, zullen voor zover nodig worden opgeheven. Om praktische redenen zal de voorzieningenrechter die beslagen zelf opheffen.
4.7.
Bovenstaande betekent ook dat eventuele door de derde-geëxecuteerde(n) aan (de deurwaarder van) de [gedaagde] afgedragen gelden, voor zover die het bedrag van de proceskostenveroordeling in het kortgedingvonnis te boven gaan, aan Enzojet, [eiser 2] en/of [eiser 3] moeten worden terugbetaald.
Onderzoek CEFA Bedrijfsrecherche
4.8.
Een particulier onderzoeksbureau wordt als verwerkingsverantwoordelijke aangemerkt in de zin van de AVG. Een belangrijk uitgangspunt van de AVG is dat de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is een betrokkene op enig moment te informeren over de verwerking van diens persoonsgegevens. In het geval de belangen van de opdrachtgever dit rechtvaardigen, kan deze informatieplicht na aanvang, dan wel na afronding van het onderzoek geschieden. Bij de mededeling van het doel of de doeleinden van de gegevensverwerking kan aansluiting worden gevonden bij de opdrachtomschrijving zoals deze is opgenomen in de opdrachtbevestiging tussen het particulier onderzoeksbureau en de opdrachtgever.
Indien de onderzochte persoon een kopie (van een deel van het onderzoeksdossier) verzoekt, wordt dat hem of haar verstrekt op grond van artikel 15 lid 3 AVG.
In artikel 23 AVG jo artikel 41 UAVG zijn uitzonderingen genoemd op grond waarvan het noodzakelijk is dat het verstrekken van mededelingen of het doen inzien van stukken of het beschikbaar stellen van een kopie achterwege dient te blijven.
4.9.
Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] hebben dus op grond van de AVG recht op informatie over de aard van het onderzoek waaraan zij zijn onderworpen. De vordering onder 3.1 onder 4 zal daarom worden toegewezen, in die zin dat de [gedaagde] zal worden veroordeeld om de opdrachtomschrijving zoals deze is opgenomen in de opdrachtbevestiging tussen CEFA Bedrijfsrecherche en de [gedaagde] met [eiser 2] en [eiser 3] te delen.
4.10.
Verder dient aan Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] , nu zij daarom hebben verzocht, een kopie van het onderzoeksdossier aan hen te worden verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat een van de uitzonderingen in artikel 23 AVG jo artikel 41 UAVG hier van toepassing is. De Tandartsprakijk heeft observatieverslagen van 1, 2, 14, 15 21, en 22 februari 2023 en een usb-stick met video-opnames in het geding gebracht. In het geval dit niet het volledige onderzoeksdossier van CEFA Bedrijfsrecherche is, moet informatie uit dat dossier dat nog niet met Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] is gedeeld alsnog aan hen worden verstrekt. In zoverre zal de vordering onder 3.1 onder 5 van [eiser 2] en [eiser 3] worden toegewezen. Hun (belang bij de) vordering tot vernietiging van het onderzoeksdossier hebben zij onvoldoende onderbouwd. Dit kort geding behelst slechts een voorlopig oordeel. Vernietiging van het onderzoeksdossier zou de [gedaagde] de mogelijk ontnemen om in een eventueel nog te starten bodemprocedure stellingen over het schenden van de concurrentiebedingen in de overeenkomsten door [eiser 2] en [eiser 3] te onderbouwen. Dit deel van de vordering onder 3.1 onder 5 zal daarom worden afgewezen.
4.11.
Ook de vordering onder 3.1 onder 6 zal worden toegewezen. De [gedaagde] heeft immers na 1 maart 2023 geen belang meer bij het observeren van (het praktijkpand van) Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] . Het non-concurrentiebeding in artikel 11 van de Overeenkomst liep (slechts) tot 1 maart 2023. Verder stelt de [gedaagde] dat het [eiser 2] en [eiser 3] op grond van het non-concurrentiebeding in artikel 11 van de Koopovereenkomst tot 1 maart 2024 überhaupt niet is toegestaan om concurrerende werkzaamheden te verrichten. [eiser 2] heeft ter zitting bevestigd dat hij en [eiser 3] hun praktijk per 1 maart 2023 hebben geopend. Mocht de [gedaagde] in een eventuele bodemprocedure op dit punt in het gelijk worden gesteld, dan staat vast dat [eiser 2] en [eiser 3] in ieder geval met ingang van 1 maart 2023 in strijd handelen met artikel 11 van de Koopovereenkomst; (verdere) observaties zijn daarvoor niet nodig.
Dwangsommen en proceskosten
4.12.
Daar waar de toegewezen vorderingen zich lenen voor het opleggen van een dwangsom zal dat worden gedaan, maar zal deze worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.13.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal de [gedaagde] worden veroordeel in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] begroot op € 132,29 aan kosten dagvaarding, € 676,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan kosten advocaat.
4.14.
De gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de [gedaagde] om de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis voort te zetten ten aanzien van de aangezegde dwangsommen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat de [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
5.2.
heft op, voor zover nodig, de executoriaal gelegde beslagen die zijn gelegd om de dwangsommen te executeren,
5.3.
veroordeelt, voor zover nodig, de [gedaagde] de door derde-geëxecuteerde(n) aan (de deurwaarder van) de [gedaagde] afgedragen gelden, voor zover die het bedrag van de proceskostenveroordeling in het kortgedingvonnis te boven gaan, aan Enzojet, [eiser 2] en/of [eiser 3] terug te betalen,
5.4.
veroordeelt de [gedaagde] binnen vijf dagen na dagtekening van dit vonnis om de opdrachtomschrijving zoals deze is opgenomen in de opdrachtbevestiging tussen CEFA Bedrijfsrecherche en de [gedaagde] met de advocaat van Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] te delen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat de [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt de [gedaagde] binnen vijf dagen na dagtekening van dit vonnis instructie te geven aan CEFA Bedrijfsrecherche om haar (concept)dossier aan de advocaat van Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat de [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
5.6.
verbiedt de [gedaagde] om Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] dan wel de personen die zich melden bij hun praktijkpand te (laten) bespieden, te volgen en/of beeldopnames van hen te vervaardigen op straffe van een dwangsom van € 500,00 per keer dat de [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
5.7.
veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Enzojet, [eiser 2] en [eiser 3] begroot op € 1.887,29,
5.8.
veroordeelt de [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023. [2]

Voetnoten

1.ecli:nl:rbams:2022:7934
2.type: MvG