ECLI:NL:RBAMS:2023:1768

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
23/1059
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen last onder bestuursdwang voor exploitatie van massagesalon met seksuele dienstverlening

Op 20 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster, die een massagesalon exploiteert, en de burgemeester van Amsterdam. De burgemeester had op 17 februari 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd aan de verzoekster, omdat er seksuele dienstverlening werd aangeboden in haar salon, wat in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om de last te schorsen totdat op haar bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 9 maart 2023. Tijdens de zitting is gebleken dat de verzoekster niet ontkende dat er seksuele handelingen waren aangeboden in haar salon. De rechter oordeelde dat het aanbieden van seksuele handelingen tegen betaling voldoende is voor het aannemen van een overtreding. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden en dat de opgelegde last onder bestuursdwang in overeenstemming was met de Handhavingsstrategie van de gemeente Amsterdam.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de sluiting van de salon proportioneel was en het algemeen belang om op te treden tegen illegale prostitutie zwaarder woog dan de financiële belangen van de verzoekster. De rechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1059

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: A. de Graaff),
en
de burgemeester van Amsterdam en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,gezamenlijk te noemen: verweerder
(gemachtigden: mr. M. Mulder en mr. A. Aziz).

Procesverloop

1.1.
Met het besluit van 17 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [bedrijf 1] een last onder bestuursdwang opgelegd.
1.2.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst tot op haar bezwaar is beslist.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Verzoekster exploiteert [bedrijf 1] aan de [adres 1] te Amsterdam (hierna: [bedrijf 1] ). Op 1 december 2015 heeft verweerder aan verzoekster een waarschuwing gegeven omdat in samenhang met de massageactiviteiten ook seksuele dienstverlening plaatsvond in [bedrijf 1] . [bedrijf 1] is aangemerkt als aandachtlocatie. Op 11 september 2020 heeft een hercontrole plaatsgevonden in [bedrijf 1] . Deze controle is uitgevoerd door een gezamenlijke actie van het [team] van de gemeente Amsterdam en het [instituut] .
3. Op 9 december 2022 heeft er weer een controle plaatsgevonden in [bedrijf 1] door een anonieme toezichthouder naar aanleiding van anonieme meldingen. Aan de toezichthouder werd tijdens de controle seksuele dienstverlening aangeboden. De masseuse vroeg de toezichthouder of zij ook zijn geslachtdeel moet masseren voor 30 euro. Verweerder concludeert op grond hiervan dat er seksuele dienstverlening plaatsvindt in [bedrijf 1] . Dit wordt daarnaast onderbouwd door de anonieme melding die de gemeente Amsterdam heeft ontvangen. Verweerder stelt daarom vast dat er sprake is van een overtreding die valt in categorie 3. Daarom wordt een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende dat de exploitatie na de begunstigingstermijn van 7 dagen gestaakt dient te zijn per 24 februari 2023 en gestaakt gehouden dient te blijven voor een periode van drie maanden.

Standpunt verzoekster

4. Verzoekster voert aan dat er geen overtreding is begaan omdat de seksuele handeling weliswaar is aangeboden, maar niet heeft plaatsgevonden. Verder voert zij aan dat de desbetreffende medewerkster al is ontslagen vanwege grensoverschrijdend gedrag en dat er sprake was van het eerste incident sinds acht jaar. Ter zitting heeft verzoekster aangevoerd dat een andere massagesalon, namelijk [bedrijf 2] in de [adres 2] , na een soortgelijke overtreding open mocht blijven.

Regelgeving

5. Verweerder kan tot handhaving overgaan wanneer sprake is van overtreding van artikel 3.27, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008 (APV) en handelen in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo [1] . Op grond van paragraaf 3.5 van de Handhavingsstrategie wordt het exploiteren van een prostitutiebedrijf zonder vergunning op grond van de APV als een zeer ernstige overtreding aangemerkt volgens categorie III. Verder staat daarin opgenomen dat tegen de exploitatie van een prostitutiebedrijf zonder exploitatievergunning bij een bedrijf waar prostitutie niet de hoofdactiviteit betreft (massagesalons worden expliciet genoemd) wordt opgetreden met toepassing van bestuursdwang. De Handhavingsstrategie geldt voor locatiegebonden prostitutiebedrijven en wordt daar waar mogelijk analoog toegepast op seksinrichtingen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster niet heeft ontkend dat er seksuele handelingen zijn aangeboden. Hiermee staat de overtreding reeds vast. Uit de APV volgt dat het beschikbaar stellen van een seksuele handeling tegen betaling voldoende is voor het aannemen van een overtreding. Het rapport van de anonieme toezichthouder, de eerdere anonieme meldingen en de foto’s van [bedrijf 1] waaruit blijkt dat de massageruimtes van binnenuit op slot kunnen, geven de voorzieningenrechter voldoende aanknopingspunten om van oordeel te zijn dat in [bedrijf 1] seksuele handelingen worden verricht. Daarbij is niet van belang dat het volgens verzoekster al acht jaar wel goed ging en dat er positieve recensies over [bedrijf 1] zijn. Verweerder was dus bevoegd om wegens overtreding van artikel 3.27, eerste lid, van de APV en handelen in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo tot handhaving over te gaan.
8. Verweerder heeft ook in redelijkheid gebruik kunnen maken van de bevoegdheid om de last onder bestuursdwang op te leggen. De Handhavingsstrategie geldt voor locatiegebonden prostitutiebedrijven en wordt daar waar mogelijk analoog toegepast op seksinrichtingen. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit overeenkomstig de Handhavingsstrategie heeft gehandeld. Het beleid is voorts niet kennelijk onredelijk. Verzoekster heeft ter zitting een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Daarbij heeft verzoekster een geval genoemd waar de last onder bestuursdwang was opgeschort tot na de beslissing van de voorzieningenrechter. Verweerder kan gevolgd worden in de stelling dat enkel van het beleid wordt afgeweken in bijzondere gevallen. Verzoekster heeft onvoldoende onderbouwd dat het zou gaan om een gelijk geval.
9. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de sluiting van [bedrijf 1] vooralsnog proportioneel is. Verweerders doel van sluiting om bij illegale prostitutiebedrijven ‘de loop eruit te krijgen’ wordt met een sluiting bewerkstelligd. Daarmee wordt het signaal afgegeven dat in de betreffende salon geen erotische massages meer genoten kunnen worden. Het algemeen belang om handhavend op te treden tegen de niet-vergunde prostitutiebranche weegt zwaarder dan het (financiële) belang van verzoekster. Van bijzondere omstandigheden aan de zijde van verzoekster op grond waarvan moet worden afgezien van handhaving is niet gebleken. Anders dan verzoekster stelt, heeft verweerder niet onredelijk lang gewacht met het nemen van het bestreden besluit waardoor het belang van sluiting is komen te vervallen. Verweerder heeft afdoende toegelicht dat het voornemen van de last onder bestuursdwang elf dagen na de constatering van de overtreding bekend is gemaakt aan verzoekster. Verzoekster heeft vervolgens zelf lang gewacht met het indienen van haar zienswijze en verzocht om uitstel.
10. Tot slot kan ook het ter zitting gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel in verband met [bedrijf 2] niet slagen. Dit beroep is niet onderbouwd. De gemachtigden van verweerder konden op zitting ook geen helderheid geven hierover.

Conclusie

11. De voorzieningenrechter verwacht, gelet op het voorgaande, dat het bestreden besluit in bezwaar zal standhouden en zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.