In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging, ingediend door het Amtsgericht Bielefeld. Het verzoek was gedaan op basis van artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW) en betrof een feit dat vóór de overlevering zou zijn begaan. De officier van justitie had op 31 mei 2022 een vordering ingediend om dit verzoek in behandeling te nemen. Echter, uit het dossier bleek dat de overgeleverde persoon niet in de gelegenheid was gesteld om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank heeft daarom het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) verzocht om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Op 1 februari 2023 heeft het IRC meegedeeld dat het verzoek om aanvullende toestemming niet meer van kracht was, omdat de Duitse autoriteit het verzoek op 21 juni 2022 had ingetrokken. Deze intrekking leidde ertoe dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming. De rechtbank heeft deze beslissing op 9 februari 2023 genomen, waarbij de voorzitter en de rechters de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarden in haar vordering.