ECLI:NL:RBAMS:2023:1747

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
13/717661
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van gebreken en contractuele boete in bouwzaak waterwoning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben eisers, wonende te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Balance d'Eau B.V. inzake de bouw van een waterwoning. De procedure begon met een dagvaarding op 19 april 2022, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 21 februari 2023. De rechtbank heeft op 5 april 2023 uitspraak gedaan.

Eisers hebben Balance d'Eau aangeklaagd wegens overschrijding van de contractueel overeengekomen bouwtijd met 386 dagen en vorderen een contractuele boete van € 18.242,36. Balance d'Eau betwist de overschrijding en stelt dat de bouwtijd niet is begonnen. De rechtbank oordeelt dat de bouwtijd met 210 dagen is overschreden, wat leidt tot een boete van € 9.924,60. Daarnaast hebben eisers geklaagd over gebreken, met name de luchtdichtheidsnorm die niet is gehaald. Balance d'Eau erkent dit, maar stelt dat de verantwoordelijkheid ook bij eisers ligt.

De rechtbank oordeelt dat Balance d'Eau de luchtdichtheid moet herstellen, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs door vervanging van het casco hoeft te gebeuren. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding af, omdat eisers niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdelijk moeten verhuizen. De vordering in reconventie van Balance d'Eau om een bankgarantie terug te betalen wordt afgewezen, omdat eisers deze terecht heeft ingeroepen vanwege gebreken.

De rechtbank heeft Balance d'Eau veroordeeld tot herstel van de gebreken en het betalen van de kosten van deskundigenonderzoek, evenals proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aannemer en de contractuele verplichtingen in bouwzaken.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/717661 / HA ZA 22-405
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. P. Feenstra te Zoetermeer,
tegen
de besloten vennootschap
BALANCE D'EAU B.V.,
gevestigd te Delft,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Balance d'Eau,
advocaat: mr. J. Haest te ’s-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 april 2022, met producties (1 tot en met 45),
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie, met producties (1 tot en met 20),
- de akte uitlating en overlegging producties (46 tot en met 85), eiswijziging en antwoord in reconventie van [eisers] ,
- de akte uitlating producties van Balance d'Eau,
- het tussenvonnis van 19 oktober 2022 waarin mondelinge behandeling is bepaald,
- de nagekomen producties (86 tot en met 111) van [eisers] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 februari 2023.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
Balance d'Eau heeft in opdracht van [eisers] het casco van een waterwoning gebouwd. [eisers] heeft daarover twee klachten. Allereerst meent hij dat Balance d'Eau de contractueel overeengekomen bouwtijd met 386 kalenderdagen heeft overschreden. [eisers] eist daarom dat Balance d'Eau een contractuele boete van € 18.242,36 betaalt. Balance d'Eau betwist zowel de aanvangsdatum als de einddatum van de bouwtijd. Volgens Balance d'Eau is de overeengekomen bouwtijd niet, of slechts in mindere mate, overschreden. De rechtbank oordeelt dat de overeengekomen bouwtijd met 210 kalenderdagen is overschreden. Balance d'Eau moet daarom een boete betalen van € 9.924,60.
2.2.
Ten tweede klaagt [eisers] over diverse gebreken, waarvan het belangrijkste is dat de overeengekomen luchtdichtheidsnorm, een QV10waarde van 0,4, niet wordt gehaald. [eisers] vordert dat Balance d'Eau alle gebreken herstelt. Balance d'Eau erkent dat de overeengekomen luchtdichtheidsnorm niet is gehaald, maar zij meent dat dit niet (alleen) haar verantwoordelijkheid was, maar (ook) de verantwoordelijkheid van [eisers] zelf, die de waterwoning heeft afgebouwd. De rechtbank is van oordeel dat Balance d'Eau een luchtdichtheid van 0,4 moet realiseren. Dat hoeft echter niet door de buitenplaten van het casco te vervangen, maar dat mag ook door minder ingrijpende maatregelen aan de binnenzijde van de waterwoning. Als de QV10waarde van 0,4 voor de waterwoning als geheel maar gehaald wordt.
2.3.
Dat [eisers] gedurende die herstelwerkzaamheden mogelijk elders moet verblijven, acht de rechtbank niet aannemelijk. De vordering tot schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
2.4.
De vordering in reconventie, dat [eisers] de ingeroepen bankgarantie van € 11.815,00 terugbetaalt, wordt afgewezen.
2.5.
Hieronder licht de rechtbank haar oordeel toe.
De contractuele boete
2.6.
Partijen hebben op 8 februari 2018 een aannemingsovereenkomst gesloten. Artikel 1 van die overeenkomst bepaalt dat Balance d'Eau verplicht is om uiterlijk binnen vier werkweken na ontvangst van de door beide partijen goedgekeurde werktekeningen met de bouw te beginnen. In datzelfde artikel staat dat Balance d'Eau de exacte datum van de aanvang van de bouw schriftelijk aan [eisers] zal bevestigen.
2.7.
Artikel 5 van de overeenkomst bepaalt dat Balance d'Eau verplicht is om de woning binnen 100 werkbare werkdagen na aanvang van de bouw op te leveren. Bij overschrijding daarvan is Balance d'Eau zonder ingebrekestelling een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd van 0,2 promille van de aanneemsom per kalenderdag. Dat staat in artikel 11 lid 5 van de algemene voorwaarden die op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard. Op basis van de overeengekomen aanneemsom van € 236.283,52 bedraagt de boete aldus € 47,26 per kalenderdag.
2.8.
Partijen zijn het er niet over eens of de contractuele bouwtijd van 100 werkbare werkdagen is overschreden en zo ja, wat de omvang van de overschrijding en, daarmee, de hoogte van de boete is. Dat komt doordat partijen verschillend denken over de vraag wanneer de bouwtijd is begonnen en wanneer de bouwtijd is geëindigd.
De bouwtijd is begonnen op 24 september 2018
2.9.
[eisers] meent, onder verwijzing naar artikel 1 van de overeenkomst, dat de bouwtijd op 9 april 2018 is begonnen, omdat [eisers] vier weken eerder, op 8 maart 2018, de definitieve werktekeningen aanleverde. Volgens Balance d'Eau voldeden die werktekeningen echter niet, net als de aangepaste werktekeningen die [eisers] later nog inleverde. Zij heeft de werktekeningen ook nooit goedgekeurd. Balance d'Eau stelt zich daarom primair op het standpunt dat de bouwtijd helemaal niet is begonnen.
2.10.
Anders dan partijen menen, is de boete echter niet gekoppeld aan de ontvangst of goedkeuring van definitieve werktekeningen, maar aan de (feitelijke) aanvang van de bouw. Dat volgt uit artikel 5 van de overeenkomst (zie 2.7).
2.11.
Dat Balance d'Eau op enig moment feitelijk met de bouw is begonnen, staat vast. Voor de vraag wanneer dat was, is van belang dat Balance d'Eau op 15 oktober 2018 (productie 63 van [eisers] ) een e-mail aan [eisers] heeft gestuurd met de tekst:
“Voor de volledigheid stuur ik jullie deze email ivm melding start bouw op maandag 24 september, week 39-2018. We rekenen vanaf de dag dat de betonbak gestort is. Vanaf deze dag gaan ook de contractuele werkbare werkdagen in.”
2.12.
[eisers] heeft daar niet tegen geprotesteerd door bijvoorbeeld aan te geven dat de feitelijke bouw (en/of de contractuele bouwperiode) al eerder is begonnen. De rechtbank neemt de datum van 24 september 2018 daarom als aanvangsdatum van de bouwtijd.
Oplevering had moeten plaatsvinden op uiterlijk 22 februari 2019
2.13.
Balance d'Eau was dus verplicht om (het casco van) de waterwoning op te leveren binnen 100 werkbare werkdagen na 24 september 2018. Op grond van artikel 11 lid 1 van de algemene voorwaarden worden niet als werkdagen beschouwd:
“de algemeen erkende, door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- en feestdagen, vakantiedagen en andere vrije dagen alsmede de door de directie van de ondernemer in overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging vastgestelde collectieve vakantiedagen en andere roostervrije dagen”
2.14.
Balance d'Eau heeft onweersproken gesteld dat in dat kader moet worden uitgegaan van een kerstvakantie van twee weken. Daarmee rekening houdend waren er op 22 februari 2019 100 werkdagen verstreken. Dat een aantal van die werkdagen onwerkbaar was, bijvoorbeeld vanwege weersomstandigheden, is niet gesteld of gebleken. Balance d'Eau had dus uiterlijk op 22 februari 2019 moeten opleveren.
Oplevering vond plaats op 20 september 2019
2.15.
Op 20 september 2019 is (het casco van) de waterwoning opgeleverd, zo blijkt uit het overgelegde procesverbaal van oplevering (productie 28 van [eisers] ). Dat de waterwoning al op 2 maart 2019 is omgevaren en aangemeerd, zoals Balance d'Eau heeft aangevoerd, is niet relevant. De boete is immers gekoppeld aan de formele oplevering, zo blijkt uit artikel 5 van de overeenkomst en artikel 11 van de algemene voorwaarden. De rechtbank stelt daarom vast dat Balance d'Eau de bouwtijd met 210 kalenderdagen heeft overschreden (te weten van 22 februari 2019 tot 20 september 2019). Dit leidt tot een boetebedrag van (210 maal € 47,26) € 9.924,60.
Wettelijke rente
2.16.
[eisers] vordert wettelijke rente vanaf 20 september 2019, de datum waarop Balance d'Eau de boete verschuldigd werd.
2.17.
Artikel 5 van de overeenkomst bepaalt dat de bedongen boete verschuldigd wordt zonder ingebrekestelling. Maar dat artikel heeft alleen betrekking op de boete als zodanig en niet op de daarover verschuldigde rente. Wettelijke rente is volgens artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) pas verschuldigd als de schuldenaar met de voldoening van de boete in verzuim is. Verzuim treedt in na een ingebrekestelling waarbij Balance d'Eau een redelijke termijn voor nakoming zou moeten worden gegeven. [eisers] heeft niet gesteld dat Balance d'Eau voorafgaand aan de dagvaarding in gebreke is gesteld. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
De luchtdichtheid
De overeengekomen luchtdichtheid was en bleef de verantwoordelijkheid van Balance d'Eau
2.18.
Partijen hebben afspraken gemaakt over de maximale luchtdichtheid van het casco van de waterwoning, uitgedrukt in een QV10waarde van 0,4. Partijen zijn het erover eens dat het in elk geval oorspronkelijk uitsluitend de verantwoordelijkheid van Balance d'Eau was dat deze norm gehaald werd. Weliswaar zou [eisers] , als onderdeel van de afbouwwerkzaamheden, bepaalde voorzetwanden plaatsen. Maar deze voorzetwanden speelden geen rol bij het behalen van de luchtdichtheidsnorm. Die norm moest door Balance d'Eau behaald worden met de wandopbouw van het casco. In dat kader was afgesproken dat Balance d'Eau onder andere een dampdichte folie in het casco zou aanbrengen.
2.19.
Op enig moment hebben partijen echter een alternatieve wandopbouw afgesproken. De oorspronkelijk voorziene voorzetwanden die [eisers] zou plaatsen, werden gewijzigd naar Kingspan Kooltherm K17 platen (hierna: K17 platen). Omdat daarbij een risico op condensvorming ontstond, werd afgesproken dat Balance d'Eau de oorspronkelijk overeengekomen dampdichte folie achterwege zou laten.
2.20.
Balance d'Eau meent dat de verantwoordelijkheid voor het behalen van de luchtdichtheidsnorm daardoor is verschoven. Door de nieuwe afspraak werd het behalen van die norm een gezamenlijke verantwoordelijkheid, aldus Balance d'Eau.
2.21.
Daar gaat de rechtbank niet in mee. Als Balance d'Eau daar een gezamenlijke verantwoordelijkheid van had willen maken, dan had zij dat ondubbelzinnig met [eisers] moeten afspreken. Voor [eisers] was immers niet duidelijk dat hij, door de aangepaste afspraak over de wandopbouw, Balance d'Eau niet meer verantwoordelijk kon houden voor de luchtdichtheid. Dat brengt de gewijzigde afspraak over de wandopbouw namelijk niet zonder meer met zich mee.
2.22.
Omdat over de verantwoordelijkheid voor het behalen van de luchtdichtheidsnorm geen afwijkende afspraak is gemaakt, was dat nog steeds de verantwoordelijkheid van Balance d'Eau.
Balance d'Eau moet de waterwoning luchtdicht maken
2.23.
Het staat vast dat de luchtdichtheid van de waterwoning op dit moment een QV10waarde van 0,557 heeft. Balance d'Eau schiet dus tekort in de nakoming van haar verplichting om een luchtdichtheid van maximaal 0,4 te realiseren. Zij zal daarom herstelwerkzaamheden moeten (laten) uitvoeren om die luchtdichtheidsnorm alsnog te behalen en krijgt daarvoor een termijn van acht weken.
2.24.
In dat kader eist [eisers] dat Balance d'Eau de K17 platen verwijdert en alsnog een deugdelijke luchtafdichting aanbrengt op de achterliggende houtplaten. Dat zal de rechtbank niet bepalen. Uitgangspunt is immers dat een aannemer een gebrek naar eigen inzicht mag herstellen, mits dat voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en beantwoordt aan de overeenkomst. Uit het rapport van de door [eisers] ingeschakelde deskundige Van der Kleij blijkt dat de luchtdichtheidsnorm ook gehaald kan worden met minder ingrijpende maatregelen. Namelijk door de voorzetwanden luchtdicht te maken. Dat deze oplossing minder geschikt zou zijn, zoals [eisers] betoogt, blijkt nergens uit.
2.25.
[eisers] heeft nog betoogd dat met deze oplossing niet het casco, maar de binnenzijde luchtdicht gemaakt wordt. Terwijl de afspraak nu eenmaal was dat Balance d'Eau een luchtdicht casco zou opleveren. De rechtbank ziet echter niet in welk belang [eisers] heeft bij een luchtdicht casco. Het doel, zowel vanuit het oogpunt van wooncomfort als energiezuinigheid, is een luchtdichte waterwoning. Of dat nu aan de binnenzijde of aan de buitenzijde wordt bewerkstelligd, is om het even.
2.26.
Om na de herstelwerkzaamheden vast te stellen of de overeengekomen luchtdichtheidsnorm is behaald, en Balance d'Eau dus aan haar verplichtingen heeft voldaan, zal Balance d'Eau op haar kosten een blowerdoortest moeten (laten) uitvoeren.
2.27.
Aan de veroordeling tot herstel van de waterwoning tot een kierdichtheidswaarde (QV10) van 0,4 zal een dwangsom worden verbonden van € 500,00 per dag, met een maximum van € 60.000,00.
De overige gebreken
2.28.
Verder vordert [eisers] herstel van enkele kleinere gebreken. Deze gebreken zijn in het lichaam van de dagvaarding genummerd als B1 tot en met B23, corresponderend met het door [eisers] overgelegde rapport van Kakeswaal. In aanvulling op dat rapport heeft [eisers] in het lichaam van de dagvaarding nog enkele gebreken opgesomd, genummerd van B24 tot en met B28. Op de mondelinge behandeling heeft [eisers] verklaard van enkele herstelvorderingen af te zien. Hij vordert nu nog herstel van de gebreken die zijn genummerd als B1, B2, B3, B5, B6, B8, B10, B11, B12, B13, B16, B17, B24, B25, B27 en B28. De rechtbank zal elk van deze gebreken hieronder bespreken.
2.29.
Balance d'Eau heeft de gebreken B1 (de problemen met het hang- en sluitwerk van deuren en ramen), B5 (de schuifpui kraakt en de bediening gaat zwaar) en B6 (de bedieningshendel van het raam in de woonkamer sluit niet geheel) erkend en aangeboden om deze te herstellen. Deze vorderingen worden daarom toegewezen.
2.30.
Ten aanzien van de gebreken B2 (beschadigd glas van het zijraam in de spouw), B3 (kleurverschil in het kozijnhout), B10 (bolkopnagels te diep in het hout geschoten en oude gaten van de nagels zijn zichtbaar), B11 (onderlinge afstand van de geveldelen varieert) en B12 (geveldeel op de hoek is gescheurd) heeft Balance d'Eau onweersproken aangevoerd dat [eisers] hier bij de oplevering niet over geklaagd heeft, terwijl [eisers] deze gebreken, als zij toen bestonden, redelijkerwijs had moeten ontdekken. Op grond van artikel 7:758 BW is Balance d'Eau voor deze (gestelde) gebreken niet (meer) aansprakelijk.
2.31.
Gebrek B8 klaagt over lichte spetters in de afwerklaag van de geveldelen. Deze lichte spetters zijn op de overgelegde foto’s nauwelijks waarneembaar en volgens Balance d'Eau zijn ze al verholpen. Bij deze stand van zaken had het op de weg van [eisers] gelegen om te onderbouwen dat de spetters wel degelijk nog steeds zichtbaar zijn. Dat heeft [eisers] niet gedaan. [eisers] heeft dit gestelde gebrek dan ook onvoldoende onderbouwd en daarom wordt dit deel van de vordering afgewezen.
2.32.
Gebrek B13 klaagt over kleurverschil in de verf op de geveldelen die later door Balance d'Eau zijn aangebracht. Balance d'Eau heeft dit kleurverschil erkend, maar heeft aangegeven dat dit met de tijd vanzelf wel zou bijkleuren. [eisers] heeft echter onweersproken gesteld dat dit kleurverschil op dit moment nog steeds aanwezig is. Balance d'Eau moet dit gebrek herstellen. Dat de bolkopnagels niet in een rechte lijn lopen is van ondergeschikt belang en moet naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van [eisers] blijven.
2.33.
De gebreken B16 (kou onder het platte dak van de slaapkamer) en B17 (de ventilatiewarmtepomp zorgt voor een oncomfortabele aanzuiging van koude buitenlucht) worden door Balance d'Eau betwist en zijn door [eisers] onvoldoende onderbouwd. Het rapport van Kakeswaal waarnaar verwezen wordt, vermeldt immers alleen de subjectieve beleving van [eisers] . Deze vorderingen worden daarom afgewezen.
2.34.
Gebrek B24 klaagt erover dat de daktrim scheef hangt. Volgens [eisers] is dat gebeurd na eerdere herstelwerkzaamheden door Balance d'Eau in verband met een lekkage. Gebrek B25 klaagt over een scheur in het composiet die volgens [eisers] is veroorzaakt door het afhangen van de daktrim. Balance d'Eau heeft echter met foto’s onderbouwd dat zowel de daktrim als het composiet na die werkzaamheden in orde was. [eisers] heeft onvoldoende toegelicht waarom het herstel daarvan dan toch voor rekening van Balance d'Eau dient te komen. Deze vorderingen worden afgewezen.
2.35.
Gebrek B27 klaagt over ontbrekend tape in een kozijn dat door Balance d'Eau verwijderd is bij eerdere herstelwerkzaamheden. Balance d'Eau heeft dit gebrek onvoldoende weersproken. Waar tape ontbreekt moet Balance d'Eau dit herstellen. Deze vordering wordt toegewezen.
2.36.
Gebrek B28 klaagt over hars dat uit het gevelhout drupt waardoor er kale, onbeschermde en ongekleurde plekken te zien zijn op het geveldeel. Volgens [eisers] loopt de hars uit het hout omdat het hout niet lang genoeg gedroogd heeft. Balance d'Eau betwist dat het hout niet lang genoeg gedroogd heeft en wijst erop dat naaldhout nu eenmaal de eigenschap heeft dat daar mogelijk wat hars uit loopt. In dat licht heeft [eisers] onvoldoende onderbouwd dat de hoeveelheid hars dermate buitensporig is dat gesproken kan worden van een gebrek. Deze vordering wordt afgewezen.
2.37.
Al met al zal Balance d'Eau veroordeeld worden tot herstel van de gebreken B1, B5, B6, B13 ten aanzien van het kleurverschil en B27. Balance d'Eau zal deze gebreken binnen twaalf weken moeten herstellen. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden van € 100,00 per dag, met een maximum van € 7.500,00.
De vordering tot schadevergoeding
2.38.
Als derde vordert [eisers] vergoeding van schade, nader op te maken bij staat. De schade bestaat volgens [eisers] uit de kosten van opslag en verhuizing omdat [eisers] gedurende de herstelwerkzaamheden tijdelijk ergens anders zal moeten verblijven. Nu Balance d'Eau het herstel op minder ingrijpende manier mag uitvoeren dan [eisers] voor ogen had, heeft [eisers] de noodzaak om te verhuizen niet aannemelijk gemaakt. Balance d'Eau heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat de werkzaamheden ruimte voor ruimte kunnen plaatsvinden. Daarmee is de mogelijkheid van schade niet aannemelijk gemaakt, terwijl dat wel nodig is om te verwijzen naar de schadestaatprocedure. De vordering wordt daarom afgewezen.
Kosten deskundigen en buitengerechtelijke incassokosten
2.39.
[eisers] vordert vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek van Kakeswaal (€ 1.959,99) en Van der Kleij (€ 2.142,50), samen is dat € 4.102,49. Deze onderzoeken waren nodig om de gebreken en de herstelmogelijkheden vast te stellen. Het is dus redelijk geweest dat [eisers] deze kosten heeft gemaakt en ook de hoogte van de kosten is redelijk. Deze vordering zal daarom worden toegewezen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
2.40.
Daarnaast vordert [eisers] een bedrag van € 2.078,00 aan buitengerechtelijke kosten. Op de vordering tot betaling van de contractuele boete is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing. Deze vordering vloeit namelijk voort uit een overeenkomst. Voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is dan wel vereist dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat is ten aanzien van de vordering tot betaling van de contractuele boete niet gesteld of gebleken. Over de boete worden daarom geen buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
2.41.
Op de vordering tot herstel van de gebreken is het Besluit niet van toepassing. Deze vordering ziet immers niet op betaling van een geldsom. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke kosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De buitengerechtelijke kosten zijn slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. De vordering van [eisers] tot herstel is een vordering van onbepaalde waarde. Het in het Rapport BGKIntegraal gehanteerde forfaitaire tarief, dat in zijn algemeenheid redelijk wordt geacht, bedraagt dan € 925,00. De vordering van [eisers] gaat dat bedrag in ruime mate te boven. Uit de stellingen van [eisers] kan niet worden afgeleid dat hij duidelijk meer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt dan in dit tarief is besloten. De door [eisers] gevorderde kosten moeten dan ook als onredelijk worden aangemerkt, voor zover zij dit forfaitaire tarief overschrijden. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 925,00.
Vordering in reconventie: de bankgarantie
2.42.
Vanwege het niet tijdig verhelpen van oplevergebreken heeft [eisers] in december 2019 een bankgarantie van € 11.815,00 ingeroepen. In reconventie eist Balance d'Eau dat [eisers] dat bedrag aan haar terugbetaalt.
2.43.
[eisers] heeft op de mondelinge behandeling toegezegd dat hij het bedrag zal terugbetalen als Balance d'Eau aan al haar verplichtingen heeft voldaan.
2.44.
Het is duidelijk dat Balance d'Eau op dit moment nog niet aan al haar verplichtingen heeft voldaan. Zij meent echter dat dit aan [eisers] te wijten is. Balance d'Eau heeft in 2020 namelijk een groot deel van de opleverpunten hersteld en voor het overige deel heeft zij wel herstel aangeboden, maar heeft [eisers] haar niet toegelaten tot herstel, aldus Balance d'Eau.
2.45.
Wat daar ook van zij, het leidt in elk geval niet tot de conclusie die Balance d'Eau daaraan verbindt, dat [eisers] de bankgarantie ten onrechte heeft ingeroepen. Balance d'Eau heeft immers erkend dat er in 2019, toen [eisers] de bankgarantie inriep, gebreken waren. Op grond van die gebreken mocht [eisers] de bankgarantie inroepen. Dat Balance d'Eau in 2020 een deel van de gebreken herstelde en voor een ander deel niet werd toegelaten tot herstel, doet daaraan niet af. De vordering tot terugbetaling van de bankgarantie wordt daarom op dit moment afgewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat [eisers] de bankgarantie alsnog terugbetaalt zodra Balance d'Eau aan al haar verplichtingen heeft voldaan.
Proceskosten in conventie en reconventie
2.46.
Balance d'Eau krijgt grotendeels ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. In conventie worden die aan de kant van [eisers] begroot op € 131,18 (kosten dagvaarding), € 1.301,00 (griffierecht) en € 1.016,00 aan salaris advocaat (twee punten x tarief € 508,00). Samen is dat € 2.448,18. In reconventie worden de kosten aan de kant van [eisers] begroot op € 254,00 aan salaris advocaat (een half punt x tarief € 508,00).
o3. De beslissing
De rechtbank:
in conventie
3.1.
veroordeelt Balance d'Eau om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 9.924,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele betaling,
3.2.
gebiedt Balance d'Eau om binnen acht weken na betekening van dit vonnis het gebrek ten aanzien van de ondeugdelijke luchtdichtheid te herstellen naar de eis van goed en deugdelijk werk zodat in de waterwoning een QV10waarde van 0,4 wordt gerealiseerd,
3.3.
veroordeelt Balance d'Eau om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder 3.2 voldoet, tot een maximum van € 60.000,00,
3.4.
gebiedt Balance d'Eau om binnen twaalf weken na betekening van dit vonnis de gebreken die in het lichaam van de dagvaarding zijn genummerd als B1, B5, B6, B13 ten aanzien van het kleurverschil en B27 te herstellen naar de eis van goed en deugdelijk werk,
3.5.
veroordeelt Balance d'Eau om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder 3.4 voldoet, tot een maximum van € 7.500,00,
3.6.
veroordeelt Balance d'Eau tot betaling van € 4.102,49 voor de kosten van het deskundigenonderzoek en € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten,
3.7.
veroordeelt Balance d'Eau in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.448,18,
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.10.
wijst het gevorderde af,
3.11.
veroordeelt Balance d'Eau in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 254,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.