ECLI:NL:RBAMS:2023:1746

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
C/13/726286 / HA ZA 22-991
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van een bank als betaaldienstverlener en de inspanningsplicht bij een fout in de betaalopdracht

In deze zaak vordert eiser, die slachtoffer is geworden van oplichting, dat ABN AMRO Bank N.V. aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij heeft geleden. Eiser heeft een bedrag van € 97.001,87 overgemaakt naar het cryptoplatform LiteBit, nadat hij was opgelicht door oplichters die zich voordeden als een Belgische oud-premier. Eiser verwijt ABN AMRO dat zij niet tijdig heeft ingegrepen om het geld veilig te stellen, ondanks dat zij op de hoogte was van een financieel gevaar. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de zorgplicht die banken hebben als betaaldienstverleners en de inspanningsplicht die voortvloeit uit artikel 7:542 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat ABN AMRO niet tekort is geschoten in haar zorgplicht, omdat zij niet wist dat eiser werd opgelicht en adequaat heeft gehandeld door de betalingen te bevriezen. Ook is geoordeeld dat ABN AMRO niet verplicht was om de betaling te blokkeren, omdat de betaler zelf verantwoordelijk is voor de juistheid van de gegevens. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/726286 / HA ZA 22-991
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser en hierna: [eiser] ,
advocaat: mr. H.F.C. Hoogendoorn te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap,
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde en hierna: ABN AMRO,
advocaat: mr. E. Jagt te Amsterdam.
Waar gaat deze zaak over?
[eiser] is opgelicht. Hij is afgegaan op een advertentie waarin het leek alsof een Belgische oud-premier de handel in cryptomunten aanprees. De oplichters die daarachter zaten hebben uit naam van [eiser] een wallet – een soort digitale cryptobetaalrekening – geopend bij het cryptoplatform LiteBit. Een bedrag van € 97.001,87 dat [eiser] beheerde voor een vriendin op leeftijd is overgeboekt naar LiteBit, in credits bijgeschreven op de wallet, verruild voor bitcoins, verstuurd naar een andere wallet en zo uit beeld geraakt. [eiser] verwijt ABN AMRO in deze procedure dat zij niet (tijdig) heeft ingegrepen om het geld veilig te stellen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 november 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 15 februari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 maart 2023 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[eiser] bankiert zelf bij ABN AMRO en beheert daarnaast als gevolmachtigde het vermogen van mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
[eiser] heeft zijn persoons- en contactgegevens achtergelaten bij een online advertentie en is dezelfde dag nog gebeld door iemand die zich voorstelde als [naam 2] . [eiser] wilde voor € 4.500,= aan cryptomunten kopen. Met de applicatie Anydesk heeft [eiser] [naam 2] (en later ook iemand die zich voorstelde als [naam 3] ) de toegang en controle over zijn computer en telefoon gegeven. Met [naam 3] heeft [eiser] ook whatsappcontact gehad. [naam 2] en [naam 3] bleken achteraf oplichters te zijn.
2.3.
[eiser] heeft met behulp van [naam 2] en de applicatie Anydesk € 4.500,= overgeboekt van zijn eigen rekening naar een andere bankrekening om cryptomunten te kopen.
2.4.
[naam 2] en [naam 3] hebben [eiser] ervan overtuigd dat hij het geld van [naam 1] tijdelijk op een tussenrekening moest storten.
2.5.
Met behulp van Anydesk heeft [naam 3] op 30 juli 2021 € 97.001,87 van de bankrekening van [naam 1] overgeboekt naar de bankrekening van [eiser] .
2.6.
Vervolgens werd er ’s avonds drie keer geprobeerd om vanaf de bankrekening van [eiser] met iDeal € 47.001,97 te betalen aan [bedrijf] Dit bedrijf is een vennootschap met de handelsnaam (en het cryptoplatform) LiteBit en wordt hierna ook zo genoemd.
2.7.
ABN AMRO ontving een intern alert voor afwijkende betalingen en bevroor deze betalingsopdrachten. ABN AMRO heeft [eiser] gebeld, maar kreeg hem niet te pakken. Vervolgens heeft ABN AMRO de voicemail van [eiser] ingesproken met het verzoek terug te bellen om de transactie te verifiëren.
2.8.
Nog dezelfde avond heeft [naam 3] met behulp van Anydesk via de computer van [eiser] ingelogd op de onlineomgeving van [eiser] bij ABN AMRO. [eiser] keek hierbij mee. Met internetbankieren is vervolgens in totaal € 97.001,87 overgeboekt van de bankrekening van [eiser] naar de bankrekening van LiteBit. Hierbij werd ‘[naam 1] ’ als rekeninghouder opgegeven en werd gebruikgemaakt van [eiser] betaalpas, pincode en een e.dentifier als verificatiemiddel vanaf het gewoonlijke IP-adres van [eiser] .
2.9.
In de nacht van 30 op 31 juli 2021 heeft ABN AMRO de betaalrekening van [eiser] geblokkeerd.
2.10.
Op 31 juli 2021 constateerde [eiser] dat zijn betaalpas niet werkte en belde hij ABN AMRO. In dit telefoongesprek gaf ABN AMRO aan dat zij de betaalrekening van [eiser] voor de zekerheid had geblokkeerd om te verifiëren of hij de betaling aan LiteBit uit eigen beweging had verricht. [eiser] beaamde dat en vertelde dat het geld heen- en weer gestort moest worden en uiteindelijk zou moeten terugkeren naar de bankrekening van [naam 1] , waarbij hij afsloot met de opmerking: ‘en toen is het verkeerd gegaan’. ABN AMRO heeft vervolgens, op verzoek van [eiser] , de blokkering van zijn betaalrekening opgeheven.
2.11.
Op 2 augustus 2021 belde [eiser] opnieuw naar ABN AMRO en vroeg hij hoe het kwam dat het geld van [naam 1] nog niet was bijgeschreven op de bankrekening van [naam 1] . [eiser] vertelde dat hij het geld had overgeboekt van [naam 1] naar hemzelf en daarna had teruggeboekt. ABN AMRO vroeg of het rekeningnummer waarnaar het geld is overgeschreven wel klopte. [eiser] kwam er toen achter dat dat niet het geval was en dat het geld is overgeboekt naar LiteBit. ABN AMRO bevestigde dat hij een rekeningnummer had ingevoerd dat niet was gekoppeld aan [naam 1] en vroeg hem of hij het bedrijf kende. [eiser] zei: ‘persoonlijk niet’. ABN AMRO raadde hem aan direct contact op te nemen met LiteBit om het geld terug te vragen, waarop [eiser] vertelde dat de persoon met wie hij contact had, zei dat de boeking nog niet was ontvangen. [eiser] vroeg ABN AMRO of de boeking wel is uitgevoerd, wat ABN AMRO bevestigde. ABN AMRO zei dat [eiser] het beste contact kon opnemen met LiteBit om te vragen of zij het geld had ontvangen en om het geld terug te vragen. [eiser] sloot het gesprek met: ‘oké, dan bel ik even terug naar daar’. Dezelfde dag nam [eiser] contact op met LiteBit, maar die zei het geld nog niet te hebben ontvangen. [eiser] heeft LiteBit niet gevraagd het geld direct terug te storten.
2.12.
Volgens informatie van LiteBit heeft zij in de ochtend van 3 augustus 2021 het geld ontvangen en een hoeveelheid zogeheten credits gelijk aan de waarde van € 97.001,87 bijgeschreven op de wallet van [eiser] . Een uur later zijn deze credits verruild voor bitcoins en verstuurd naar een andere wallet, waartoe [eiser] geen toegang heeft.
2.13.
[eiser] heeft aangifte gedaan van oplichting en [naam 1] schadeloos gesteld met zijn spaargeld en een ophoging van zijn hypothecaire krediet. Tot op heden is het [eiser] niet gelukt om het geld terug te halen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis ABN AMRO veroordeelt tot betaling van € 97.001,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2021, en de proceskosten.
3.2.
Daaraan legt [eiser] – samengevat – ten grondslag dat ABN AMRO haar zorgplicht heeft geschonden door de betaling aan LiteBit niet tegen te houden of terug te halen. ABN AMRO heeft niet adequaat gehandeld, ondanks dat zij wist van mogelijk financieel gevaar voor [eiser] . Dat wist ABN AMRO, aangezien zij een alert kreeg bij de iDeal-pogingen en zij ook na het internetbankieren de betaalrekening van [eiser] heeft geblokkeerd. ABN AMRO had moeten signaleren dat de opgegeven tenaamstelling in de betaalopdracht met internetbankieren niet LiteBit, maar [naam 1] was. In de telefoongesprekken hadden de (fraude)medewerkers van ABN AMRO moeten aanslaan op het onsamenhangende verhaal van [eiser] met de afsluitende opmerking: ‘en toen is het verkeerd gegaan’. Iemand die opgelicht wordt, weet dat zelf niet, maar ABN AMRO had dat moeten doorzien of in ieder geval moeten doorvragen. LiteBit bankiert ook bij ABN AMRO, waardoor ABN AMRO tot aan 3 augustus 2021 nog de mogelijkheid had het saldo van LiteBit te bevriezen om zo het geld veilig te stellen, aldus steeds [eiser] .
3.3.
ABN AMRO verweert zich en concludeert tot een afwijzing van de vorderingen met een veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten. Daarbij betwist ABN AMRO gemotiveerd dat zij haar zorgplicht heeft geschonden en dat er causaal verband bestaat tussen haar handelen (of nalaten) en de schade van [eiser] . Tot slot wijst ABN AMRO op [eiser] eigen schuld.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van deze zaak ziet op de vraag of ABN AMRO aansprakelijk gehouden kan worden voor de schade die [eiser] door de oplichting heeft geleden, omdat ABN AMRO meer had moeten doen om deze schade te voorkomen of herstellen. Om dat te beoordelen, wordt hierna eerst het toetsingskader geschetst.
Toetsingskader
4.2.
Op banken rust een bijzondere zorgplicht om twee redenen. Ten eerste omdat banken een maatschappelijke functie hebben, waarbij ze een centrale rol spelen in het betalings- en effectenverkeer. Ten tweede omdat banken bij uitstek over deskundigheid beschikken die anderen missen. Hoever die zorgplicht in een specifieke situatie reikt, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. In dit geval gaat het om de rol van ABN AMRO als betaaldienstverlener.
4.3.
ABN AMRO’s zorgplicht als betaaldienstverlener houdt in dat zij erop toeziet dat er op haar betaalrekeningen geen activiteiten plaatsvinden die een financieel gevaar vormen voor de rekeninghouder of derden. Als ABN AMRO op de hoogte raakt van onregelmatigheden, zal zij tot actie moeten overgaan. Dit wordt het subjectief gevaarsbewustzijn genoemd, wat wil zeggen dat het enkel ‘behoren te weten’ niet genoeg is om in te moeten grijpen. [1] Onder financieel gevaar valt niet een onverantwoorde uitgave: de zorgplicht van een betaaldienstverlener reikt niet zover dat het de bestedingsvrijheid van haar klanten aantast. Een vrijwillige betaling aan een cryptoplatform levert dus niet noodzakelijkerwijs een financieel gevaar op waar een betaaldienstverlener op bedacht moet zijn. Gevallen van (Ponzi-)zwendel of andere vormen van grove fraude of oplichting vormen wel een dergelijk financieel gevaar. Dat strookt ook met het feit dat ABN AMRO als bank een wettelijke taak heeft bij de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. [2]
4.4.
Verder is voor het toetsingskader van belang dat [eiser] als rekeninghouder aanvoert dat de tenaamstelling bij een betaling foutief was en ABN AMRO zich ook daarom had moeten inspannen om het geld terug te halen. Daarvoor bepaalt artikel 7:542 Burgerlijk Wetboek (BW) het volgende. Een betaaldienstverlener hoeft voor het uitvoeren van een betaalopdracht niet de juistheid van de vermelde gegevens te verifiëren: de betaaldienstverlener voert de betaalopdracht uit op basis van het door de betaler opgegeven rekeningnummer. Indien achteraf het opgegeven rekeningnummer incorrect blijkt te zijn, is de betaaldienstverlener niet aansprakelijk voor de schade die de betaler daardoor leidt. Wel is de betaaldienstverlener verplicht op verzoek van de betaler zich in te spannen om de geldmiddelen terug te krijgen. Indien het innen van de geldmiddelen voor de betaaldienstverlener met een redelijke inspanning niet mogelijk is, verstrekt hij de informatie die de betaler nodig heeft om zelf een rechtsvordering in te stellen tegen de ontvanger van het geld.
4.5.
Kortom, voor de vraag of ABN AMRO aansprakelijk gehouden kan worden is bepalend of zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht of in de inspanningsplicht van artikel 7:542 BW. Voor de zorgplicht is van belang of ABN AMRO wist van de oplichting en voor de inspanningsplicht uit artikel 7:542 BW is van belang of ABN AMRO wist van een fout in de betaalopdracht en hoe er vervolgens is gehandeld.
Zorgplicht: wist ABN AMRO van een financieel gevaar voor [eiser] ?
4.6.
[eiser] stelt dat ABN AMRO wist dat de betaling aan LiteBit op 30 juli 2021 een financieel gevaar opleverde voor [eiser] , vanwege het alert dat ABN AMRO bij de iDeal-pogingen ontving en de actie die ABN AMRO vervolgens ondernam.
4.7.
ABN AMRO heeft toegelicht dat haar interne systemen veelvuldig alerts genereren, voornamelijk in het kader van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Volgens ABN AMRO betekent een alert niet meteen dat sprake is van een financieel gevaar, maar geeft een alert slechts aanleiding voor nader onderzoek en soms preventieve actie.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een gevaarsbewustzijn bij ABN AMRO in dit geval niet worden aangenomen. ABN AMRO heeft de iDeal-betaalopdrachten bevroren en later ook de betaalrekening geblokkeerd, maar deed dat slechts uit voorzorg. ABN AMRO handelde zonder dat zij daadwerkelijk wist dat er oplichters in het spel waren. [eiser] omzeilde de bevriezing van de iDeal-betaalopdrachten door de betaling alsnog via internetbankieren te (laten) verrichten met zijn persoonlijke gegevens, een e.dentifier en vanaf zijn gewoonlijke IP-adres. [eiser] vindt dat ABN AMRO hem tegen dit (eigen) handelen had moeten beschermen, maar heeft in beide telefoongesprekken met ABN AMRO bijvoorbeeld niet verteld dat hij de controle over zijn computer en telefoon uit handen had gegeven aan mensen die hij niet kende. [eiser] gaf in het eerste telefoongesprek juist aan dat hij de betaling uit eigen beweging deed. Vanuit het perspectief van ABN AMRO gezien, had zij te maken met een klant die daadwerkelijk wilde dat er een groot geldbedrag werd overgemaakt. Ook toen in het tweede telefoongesprek op 2 augustus 2021 opnieuw werd besproken dat het geld naar LiteBit was gegaan, reageerde [eiser] niet gealarmeerd. Op dat moment dacht [eiser] namelijk ook dat de overboeking naar LiteBit de tijdelijke overboeking naar de tussenrekening was. Hij maakte zich met name zorgen om het feit dat de overboeking nog niet was uitgevoerd. [eiser] gaf aan dat hij contact op zou nemen met LiteBit, wat hij vervolgens ook deed. De sluwe modus operandi van de oplichters heeft ervoor gezorgd dat het verhaal van [eiser] richting ABN AMRO het beeld opriep dat hij vrijwillig en welbewust een betaling had gedaan en hooguit een vergissing had gemaakt bij het invullen van het rekeningnummer. ABN AMRO wist daardoor niet dat [eiser] werd opgelicht en in zoverre financieel gevaar liep.
4.9.
[eiser] stelt verder dat ABN AMRO telefonisch had moeten doorvragen, zodat [eiser] had uitgelegd wat hij precies aan het doen was en ABN AMRO daarbij zou signaleren dat er iets niet in de haak was. Dit komt erop neer dat ABN AMRO zich ten onrechte onwetend hield van het gevaar en dus van het gevaar had ‘behoren te weten’. Dat is niet het geldende criterium. Er valt wel wat voor te zeggen dat een betaaldienstverlener zich niet met opzet onwetend kan houden van een financieel gevaar, maar dat is hier niet gebleken. ABN AMRO heeft juist uit voorzorg adequaat gehandeld en contact gezocht met [eiser] , maar wat [eiser] vertelde zorgde er niet voor dat ABN AMRO wist dat hij werd opgelicht.
4.10.
Kortom, ABN AMRO wist niet dat [eiser] gevaar liep voor oplichting, waardoor verder ingrijpen niet van haar gevergd kon worden en zij dus niet in haar zorgplicht is tekortgeschoten.
Inspanningsplicht: had ABN AMRO een betaalfout moeten helpen herstellen?
4.11.
[eiser] stelt dat het ABN AMRO had moeten opvallen dat de tenaamstelling bij de betaling met internetbankieren onjuist was: niet LiteBit maar [naam 1] was als begunstigde opgegeven. Ook heeft [eiser] in de telefoongesprekken laten vallen dat het geld eigenlijk naar [naam 1] moest gaan. Volgens [eiser] had ABN AMRO hierop moeten acteren, bijvoorbeeld door het saldo van LiteBit te bevriezen of terug te boeken. Dat kon ABN AMRO, omdat LiteBit ook bij ABN AMRO bankierde.
4.12.
ABN AMRO heeft daartegen ingebracht dat bij een overboeking een IBAN-naamcheck plaatsvindt, waarbij een melding verschijnt als de opgegeven begunstigde niet de rekeninghouder is. Die melding kan door de betaler worden genegeerd, waarmee de betaling alsnog wordt doorgezet op risico van de betaler. Dat is volgens ABN AMRO gebeurd, waarna [eiser] in het telefoongesprek erop is gewezen dat hij het beste contact op kon nemen met LiteBit. ABN AMRO kan niet zomaar het saldo van LiteBit bevriezen aangezien er niks alarmerends is aan LiteBit. Pas als LiteBit zich schuldig zou maken aan financiële criminaliteit zou dergelijk ingrijpen gerechtvaardigd kunnen zijn, zo voert ABN AMRO aan.
4.13.
De rechtbank oordeelt als volgt. ABN AMRO hoefde de betaling via internetbankieren niet tegen te houden vanwege het enkele feit dat als rekeninghouder ‘[naam 1] ’ werd opgegeven, terwijl het rekeningnummer niet aan haar toebehoorde. Uitgangspunt is dat een betaalopdracht wordt uitgevoerd naar het opgegeven rekeningnummer.
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] in het tweede telefoongesprek heeft gemeld dat hij de overboeking eigenlijk aan [naam 1] had willen doen. ABN AMRO heeft [eiser] te woord gestaan en verwezen naar LiteBit. De vervolgvraag ligt voor of dat voldoende inspanning van ABN AMRO is geweest of dat zij, zoals [eiser] aanvoert, ingrijpendere maatregelen had moeten nemen.
4.15.
Het bevriezen van een betaalrekening van de ene klant op verzoek van de andere klant gaat ver. Zoiets ingrijpends kan redelijk zijn bij een vermoedelijke pleger van financiële criminaliteit, maar niet bij een vergissing in de betaalopdracht. Voor zover ABN AMRO wist, ging het hier slechts om een vergissing. In die situatie moet een bank de betaler op zijn verzoek helpen het geld terug te krijgen door informatie te geven over de ontvanger, maar die informatie had [eiser] al. Helaas is [eiser] er niet in geslaagd om het geld veilig te stellen, maar ABN AMRO heeft in de naleving van artikel 7:542 BW gedaan wat zij moest doen en is ook in zoverre niet tekortgeschoten.
Slotsom
4.16.
Alles samengenomen is er onvoldoende grond om ABN AMRO aansprakelijk te houden voor de schade die [eiser] door de oplichting heeft geleden. De andere verweren van ABN AMRO hoeven daarom niet te worden besproken.
Proceskosten
4.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 6.826,00 (2,0 punten x tarief € 3.413,00)
Totaal € 9.663,00
4.18.
De nakosten worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 9.663,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.

Voetnoten

1.Zie ook Hoge Raad 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399 (
2.Zie ook gerechtshof Amsterdam 14 mei 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1611 (