ECLI:NL:RBAMS:2023:1733

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
C/13/692300 / FA RK 20-7221
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter na huiselijk geweld

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 februari 2023 een tussenuitspraak gedaan in een procedure over de omgang van een vader met zijn minderjarige dochter. De moeder heeft verzocht om de vader de omgang met de minderjarige te ontzeggen, onder verwijzing naar een belaste voorgeschiedenis van huiselijk geweld. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige heeft en dat er een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld onder begeleiding van het Omgangshuis. De moeder heeft echter aangegeven dat de vader niet in staat is om op een veilige manier omgang te hebben met de minderjarige, en dat de ontwikkeling van het kind is verbeterd sinds het contact met de vader is stopgezet. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om een omgangsregeling waarbij hij eenmaal per twee weken begeleide omgang met zijn dochter kan hebben. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang onder begeleiding van YouthCare Nederland op te starten. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang heeft met de minderjarige, eenmaal per veertien dagen gedurende één uur, en heeft de definitieve beslissing over de omgangsverzoeken pro forma aangehouden voor zes maanden. De rechtbank heeft ook de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen, omdat er geen wijziging van omstandigheden was sinds de eerdere beschikking van het hof.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/692300 / FA RK 20-7221 (bodemprocedure)
Beschikking van 8 februari 2023 betreffende omgang en informatie
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.E. Hoogenraad te Maassluis,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Öz te Noord-Scharwoude.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Op 17 februari 2021 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de procedure over de voorlopige voorzieningen (de zaak met kenmerk C/13/696046 / FA RK 21-192). In deze uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat partijen een informatieregeling overeen zijn gekomen. Verder heeft de rechtbank de Raad verzocht om zowel in het kader van de voorlopige voorzieningen als in het kader van de bodemprocedure met kenmerk C/13/692300 / FA RK 20-7221, onderzoek te doen naar het gezag, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen partijen. Bepaald is de behandeling van de verzoeken over de toevertrouwing van [minderjarige] en de zorgregeling, pro forma voort te zetten op 10 mei 2021 in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.2.
Op 10 november 2021 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de bodemprocedure (met kenmerk C/13/692300 / FA RK 20-7221). In die uitspraak is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , is een voorlopige omgangsregeling bepaald tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding van het Omgangshuis, is bepaald dat de vader € 25,- per maand aan de moeder dient te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] en is het huurrecht van de echtelijke woning aan de vader toegekend. Deze nevenvoorzieningen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Bepaald is de behandeling van het verzoek met betrekking tot een definitieve omgangsregeling pro forma voort te zetten op 17 oktober 2022, in afwachting van het verloop van de voorlopige omgangsregeling. Iedere verdere beslissing in de bodemprocedure is aangehouden. Verder zijn de verzoeken van partijen in de voorlopige voorzieningen met kenmerk C/13/696046 / FA RK 21-192 voor het overige afgewezen en is bepaald dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
1.3.
Na deze uitspraak hebben partijen de volgende stukken ingediend:
  • het F9-formulier met bijlagen van de moeder, ingekomen op 5 oktober 2022;
  • een aanvullend verzoek met bijlagen van de vader, ingekomen op 17 oktober 2022;
  • het F9-formulier met bijlage van de moeder, ingekomen op 9 november 2022;
  • aanvullende producties van de vader, ingekomen op 13 januari 2023.
1.4.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is voortgezet op 25 januari 2023.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • mw. [naam] , namens de Raad.
1.5.
De vader heeft met instemming van de wederpartij tijdens de mondelinge behandeling een ontbrekende productie overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 5 december 2011 te Al Hoceima (Marokko). Hun huwelijk is op 10 februari 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 10 november 2021 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk is geboren:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
2.3.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
2.4.
Moeder is met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast. De beslissing van de rechtbank van 10 november 2021 om moeder alleen met het gezag te belasten, is op 1 november 2022 door het hof Amsterdam bekrachtigd.
2.5.
In de beschikking van het hof Amsterdam van 1 november 2022 is verder een informatieregeling vastgesteld inhoudende dat de moeder elke twee maanden is gehouden de vader schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de school(resultaten), de gezondheid, de hobby’s en het wel en wee van [minderjarige] en gehouden is dan telkens een recente foto en eventuele rapporten van [minderjarige] aan de vader te verstrekken.
2.6.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verdere beoordeling

Omgang
3.1.
De moeder handhaaft haar verzoek om de vader omgang met [minderjarige] te ontzeggen.
3.2.
De moeder meent dat er sprake is van ontzeggingsgronden. [minderjarige] bleek kort na het uiteengaan van partijen een flinke ontwikkelingsachterstand te hebben. Zij had een spraak- en taalachterstand, maakte weinig contact, had geen eigen spel en kreeg woedeaanvallen. De hulpverleners vermoedden de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis. Na diverse onderzoeken bleek hiervan echter geen sprake. Sinds zij alleen met haar moeder is en meer structuur en stabiliteit in haar leven ervaart, heeft zij grote sprongen gemaakt in haar ontwikkeling. Zij toont wel signalen van hechtings- en traumaproblematiek en de psychiater acht het aannemelijk dat de stagnatie in haar ontwikkeling kan worden verklaard door de onveilige opvoedsituatie waaraan zij is blootgesteld. Nu er niet langer contact is met de vader is er rust ontstaan, aldus moeder. De moeder is heel bang dat als de omgang weer wordt opgestart, [minderjarige] een terugval krijgt in haar ontwikkeling. De moeder voert daarnaast aan dat de vader niet in staat is om op een veilige wijze omgang te hebben met [minderjarige] . De moeder vreest dat hij hetzelfde patroon van geweld zal laten zien. Hij is eerder behandeld bij de Waag, maar dat was tevergeefs. Het feit dat de huidige behandeling bij de Waag in februari 2023 wordt afgerond, geeft de moeder onvoldoende vertrouwen. Dat komt ook doordat de vader het effect van zijn eigen handelen miskent. Er is door de jaren heen sprake geweest van een reeks aan incidenten en geweld en dat wordt nog steeds niet door de vader erkend. De opvoedsituatie met de vader is ten koste gegaan van [minderjarige] . Zij is ook niet in staat tot omgang met haar vader. [minderjarige] is nog jong en kwetsbaar en herstellende van haar trauma. Tegen deze achtergrond acht de moeder het niet in haar belang om haar te confronteren met haar vader, die dat trauma heeft veroorzaakt. Tot slot is ook de moeder niet in staat tot omgang. Bij haar ontbreekt het emotionele draagvlak om de omgang te ondersteunen. De moeder staat op een wachtlijst voor psychologische behandeling en heeft nog geen kans gehad om de gebeurtenissen te verwerken. Concluderend zijn op dit moment alle drie de personen niet in staat tot omgang, waardoor de moeder haar verzoek tot ontzegging van de omgang handhaaft.
3.3.
De vader voert verweer en verzoekt een omgangsregeling te bepalen waarbij de vader en [minderjarige] eenmaal per twee weken gedurende één uur begeleide omgang zullen hebben, waarbij vervolgens zal worden toegewerkt naar een uitbreiding van deze regeling.
3.4.
De vader stelt dat hij sinds het incident in 2021 [minderjarige] niet meer ziet op een wijze die hij zou willen. Hij is veroordeeld voor eenvoudige mishandeling van de moeder, heeft zijn straf uitgezeten en voldaan aan zijn voorwaarden. Hij ziet de mishandeling als een grote fout en heeft er ook spijt van. Hij heeft zijn excuses aan de moeder aangeboden. De vader stelt verder dat hij goed meewerkt aan de behandeling bij de Waag, zijn afspraken nakomt en zelfinzicht heeft. Zijn impulscontrole is behandeld en er is een terugvalpreventieplan. Ook het verslag van de reclassering is positief. De vader wil [minderjarige] heel graag weer zien, maar iedere mogelijkheid daartoe ontbreekt. Hij wenst betrokken te blijven in het leven van [minderjarige] , maar krijgt het gevoel steeds meer uit haar leven te worden gedreven. Volgens hem is er geen sprake geweest van een onveilige opvoedsituatie en hij kan niet begrijpen waarom de onderzoeksresultaten dit naar voren brengen. Hij heeft goed meegewerkt aan de begeleide omgang door het Omgangshuis, maar de begeleiding is na tien omgangsmomenten afgerond. Sindsdien heeft hij geen contact meer met [minderjarige] gehad. De reden hiervoor ligt buiten hemzelf. Er zijn wachtlijsten bij de hulpverlening en de wijkteams kunnen niets voor hem betekenen. Het gemis is groot en zit hem heel hoog. De vader heeft daarom onderzoek gedaan en is terechtgekomen bij YouthCare Nederland. Dit is een professionele instelling die onder betaling omgangsbegeleiding biedt. De vader is bereid deze kosten te betalen. Hij is bereid alles te doen om zijn dochter weer te zien. YouthCare Nederland heeft bevestigd dat zij de omgang in het onderhavige geval willen begeleiden.
3.5.
De Raad heeft op de zitting geadviseerd om omgang onder begeleiding van YouthCare Nederland op te starten. Volgens de Raad ontbreekt een visie van een professional waaruit volgt dat omgang niet in het belang van [minderjarige] is. De positieve ontwikkeling die [minderjarige] nu laat zien, was er al toen de omgang bij het Omgangshuis plaatsvond. Het is een aanname dat de rust te danken is aan het feit dat de vader weg is. Er is in feite geen rust, want deze procedure loopt. Er is alleen geen contact. De Raad is het er niet mee eens dat [minderjarige] te zijner tijd zal mogen bepalen of zij contact met haar vader wil. Die verantwoordelijkheid mag niet bij [minderjarige] liggen. De reden om de begeleide omgang na het Omgangshuis te stoppen, was omdat er geen aanbieder was. Die is er nu wel. Volgens de Raad kan YouthCare Nederland de omgang begeleiden. Het is in het belang van [minderjarige] om te bekijken wat er mogelijk is.
3.6.
Ingevolge artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Uit het derde artikellid volgt dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaar of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.7.
De rechtbank moet beoordelen of de vader omgang met [minderjarige] moet worden ontzegd, of dat begeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader weer moet worden opgestart. Het belang van [minderjarige] staat daarbij voorop.
3.8.
Een complicerende factor bij het opnieuw opstarten van begeleide omgang is dat de vader en de moeder op dit moment niet samen in staat zijn om het ouderschap vorm te geven. De ouders hebben een zeer belaste voorgeschiedenis. De moeder heeft verteld dat er sprake is geweest van een patroon van ernstig huiselijk geweld. De rechtbank is, net als het hof, van oordeel dat vaststaat dat de vader de moeder meermalen heeft mishandeld en dat uit de stukken is af te leiden dat het gaat om relatief ernstige mishandelingen. De rechtbank heeft gezien dat er vanuit de vader (nog steeds) geen ruimte is om de ervaringen van de moeder te erkennen. Hij heeft spijt betuigd voor hetgeen is gebeurd in 2014 en in september 2020, maar hij heeft het overige afgedaan als “keiharde leugens”. Hierdoor bestaat bij de moeder geen vertrouwen en er is daarom geen mogelijkheid tot communicatie. Dit heeft er ook toe geleid dat het gezag van de vader is beëindigd.
Verder bestrijdt de vader dat het huiselijk geweld een negatieve invloed heeft gehad op [minderjarige] . Deze conclusie volgt volgens de rechtbank echter wel uit de onderzoeken die daar naar zijn gedaan. Er heeft op 2 februari 2022 een ontwikkelingsonderzoek plaatsgevonden en daarin wordt geconcludeerd dat [minderjarige] zich in het eerste jaar na het uiteengaan van partijen fors heeft ontwikkeld nu er meer stabiliteit in haar leven is en de moeder duidelijker is naar haar. In het rapport wordt vermeld dat het broze vertrouwen in onbekende volwassenen, de moeite met uitgestelde aandacht en de behoefte aan nabijheid van de moeder in de nacht opvallen. Het is volgens de gedragsdeskundige belangrijk om de eventuele invloed van de ingrijpende gebeurtenissen in het verleden op het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] helder te krijgen en hierbij passende ondersteuning en behandeling te bieden. Geadviseerd wordt om de aanmelding bij de GGZ door te zetten. Verder is [minderjarige] onderzocht door een kinderpsychiater. Die concludeert in het diagnostisch onderzoeksverslag van 25 april 2022 dat het aannemelijk is dat de verklaring van de stagnatie in de ontwikkeling, gevonden kan worden in trauma- en hechtingsproblematiek, voortkomend uit de onveilige opvoedsituatie waar zij aan is blootgesteld.
3.9.
Er is nog niet onderzocht welk effect het voorgaande heeft op de mogelijkheden voor de vader om een rol in het leven van [minderjarige] te vervullen. Het is invoelbaar dat de moeder vindt dat [minderjarige] vanwege deze gebeurtenissen geen contact meer moet hebben met haar vader. Het is echter de vraag of dit op lange termijn in het belang van [minderjarige] is. In de onderzoeken wordt daar niet expliciet op ingegaan. Uit de conclusies valt ook onvoldoende af te leiden dat omgang met de vader niet in het belang van [minderjarige] is. De gedragsdeskundige koppelt de positieve ontwikkeling van [minderjarige] aan meer stabiliteit in haar leven en meer duidelijkheid vanuit de moeder. In die periode heeft echter ook de begeleide omgang bij het Omgangshuis plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt niet dat dit een negatief effect op [minderjarige] heeft gehad. De kinderpsychiater stelt vast wat volgens hem de oorzaak is geweest van de ontwikkelingsachterstand van [minderjarige] , maar gaat niet in op de vraag wat dit voor de toekomst moet betekenen.
3.10.
De rechtbank acht het in het algemeen in het belang van [minderjarige] dat zij haar vader leert kennen en dat invulling wordt gegeven aan hun familieband. De vader zal de vader van [minderjarige] blijven en vormt daardoor een onderdeel van haar identiteit. De rechtbank heeft gelezen dat het contact tussen [minderjarige] en de vader bij het Omgangshuis positief is verlopen. Uit het eindverslag van het traject bij het Omgangshuis blijkt dat het contact tussen [minderjarige] en de vader op gang is gekomen en is gegroeid. Te lezen is dat [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten in eerste instantie gericht is op de moeder, maar dat zij daarna ook alleen met de vader kan spelen. Daarbij wordt gezien dat [minderjarige] ontspannen oogt. De begeleide omgang is gestopt omdat het Omgangshuis dit niet langer kon faciliteren en er geen nieuwe aanbieder was. Voor de rechtbank is ook van belang dat [minderjarige] zich positief heeft ontwikkeld en dat die ontwikkeling ook heeft plaatsgevonden tijdens de periode dat de begeleide omgang bij het Omgangshuis plaatsvond. Dit maakt dat de rechtbank denkt dat het mogelijk zou moeten kunnen zijn dat de vader een rol in het leven van [minderjarige] gaat spelen. Het belang van [minderjarige] om haar vader te leren kennen, geeft daarom op dit moment de doorslag.
3.11.
Vanwege de voorgeschiedenis van partijen moet de omgang begeleid plaatsvinden. Begeleide omgang maakt daarnaast dat er zicht blijft op de belastbaarheid van [minderjarige] en van de moeder. De rechtbank heeft gezien dat het opnieuw opstarten van begeleide omgang voor de moeder heel moeilijk is. Zij heeft dit ook meegewogen in haar afweging of de begeleide omgang weer moet worden opgestart. Zij vindt dat dit vanwege het voorgaande toch in het belang van [minderjarige] is. Wel is nodig dat in de begeleide omgang traumasensitief zal worden opgetreden. Eventueel kunnen de hulpverleners die in het verleden betrokken zijn geweest, daarin ook een rol spelen. De moeder mag daarin ook om hulp vragen.
3.12.
De vader heeft voorgesteld om de omgangsbegeleiding door YouthCare Nederland te laten plaatsvinden. Deze organisatie is opgericht door jeugdprofessionals met kennis, expertise en ervaring in de jeugdzorg. De organisatie biedt doelgerichte begeleide bezoeken om ouders op weg te helpen om uiteindelijk het contact zelf te kunnen vormgeven. Het doel is om toe te werken naar een structurele omgangsregeling tussen het kind en de niet-verzorgende ouder. De Raad heeft op de mondelinge behandeling positief gereageerd op eventuele begeleiding door YouthCare Nederland. De Raad heeft een rondvraag gedaan en komt op basis daarvan tot de conclusie dat YouthCare Nederland een professionele instantie is met meerdere disciplines onder één dak. Zij lijken volgens de Raad een geschikte instantie om de omgang te begeleiden.
3.13.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank een voorlopige omgangsregeling bepalen in die zin dat de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang heeft met [minderjarige] , eenmaal per veertien dagen, gedurende één uur, dan wel op een wijze als YouthCare Nederland in het belang van [minderjarige] vindt en zolang YouthCare Nederland de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] haalbaar en wenselijk vindt.
3.14.
De rechtbank zal de definitieve beslissing over de omgangsverzoeken pro forma aanhouden voor de duur van zes maanden tot na te noemen pro formadatum in afwachting van het verloop van de voorlopige begeleide omgangsregeling.
Informatieregeling
3.15.
De vader verzoekt een informatieregeling vast te stellen waarbij de moeder is gehouden om eenmaal per twee weken, dan wel eenmaal per maand, een e-mail te sturen aan de vader, waarin zij de vader schriftelijk op de hoogte zal stellen omtrent het wel en wee van [minderjarige] en daarbij een foto van [minderjarige] zal toevoegen en partijen beiden eenmaal per twee weken een filmpje opnemen: de vader van zichzelf voor [minderjarige] en de moeder van [minderjarige] voor de vader en dat het contact eerst via de advocaten van partijen zal verlopen en partijen vervolgens een apart e-mailadres zullen aanmaken waar zij de informatie, foto’s en filmpjes zelf naar toe kunnen sturen.
3.16.
De moeder voert verweer en stelt dat het verzoek van de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.17.
De rechtbank volgt het standpunt van de moeder en stelt vast dat het hof Amsterdam recent bij beschikking van 1 november 2022 een informatieregeling heeft vastgelegd. Sindsdien heeft er geen wijziging van omstandigheden plaatsgevonden. De rechtbank zal de vader daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
3.18.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt in het kader van een voorlopige omgangsregeling dat de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang heeft met [minderjarige] , eenmaal per veertien dagen, gedurende één uur, dan wel op een wijze als YouthCare Nederland in het belang van [minderjarige] vindt, zolang YouthCare Nederland de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] haalbaar en wenselijk vindt;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen;
4.4.
houdt de behandeling voor het overige
pro formaaan tot
7 augustus 2023in afwachting van het verloop van de voorlopige omgangsregeling onder begeleiding van YouthCare Nederland;
4.5.
verzoekt partijen zich uiterlijk
tien dagen vóór voornoemde pro formadatumschriftelijk uit te laten over de actuele stand van zaken met betrekking tot het verloop van de omgang en het gewenste verdere verloop van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.M. Breugem, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Y.L. Boogaard, griffier, op 8 februari 2023. [1]
De griffier is buiten staat te tekenen.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).