ECLI:NL:RBAMS:2023:1731

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10163797 / CV EXPL 22-13852
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in bouwzaak over betaling en uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen een eiser en een gedaagde, beide betrokken bij een aannemingsovereenkomst voor bouwwerkzaamheden. De eiser, eigenaar van een woning, had een overeenkomst gesloten met de gedaagde voor de uitvoering van werkzaamheden ter waarde van € 60.500,-. De eiser vorderde betaling van € 17.723,83 van de gedaagde, terwijl de gedaagde in reconventie een bedrag van € 26.000,- vorderde. De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder dagvaardingen en proces-verbaal van mondelinge behandelingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat de eiser recht heeft op een kostenbesparing van € 5.900,- voor niet goed uitgevoerde werkzaamheden. De eiser moet bewijzen dat hij € 59.700,- aan de gedaagde heeft betaald, en de zaak is aangehouden in afwachting van dit bewijs. De rechter heeft de partijen opgedragen om bewijsstukken te overleggen en getuigen te horen, met een vervolgdatum op 21 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10163797 / CV EXPL 22-13852
Vonnis van 24 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: M.W.J.M. Jonk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 oktober 2022, met producties,
- het proces-verbaal van mondeling antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 6 januari 2023,
- het tussenvonnis van 20 januari 2023 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de mondelinge behandeling van 22 februari 2023 waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een woning aan het [adres] (hierna: de woning).
2.2.
Bouwbedrijf Toprak Stone B.V. (hierna: Toprak) heeft op 15 februari 2021 een offerte aan [eiser] uitgebracht voor verschillende bouwwerkzaamheden.
2.3.
Kort daarna heeft [eiser] de Toprak-offerte met een andere aannemer besproken, [gedaagde] . Hij zou de werkzaamheden voor een lagere prijs kunnen uitvoeren. Partijen hebben hierna een overeenkomst gesloten, op basis waarvan [gedaagde] voor € 60.500,- bouwwerkzaamheden in de woning zou verrichten.
2.4.
[gedaagde] is op 12 april 2021 gestart met zijn bouwwerkzaamheden.
2.5.
In juni 2021 heeft [gedaagde] een driedeurs-schuifpui aan [eiser] geleverd. Bij de poging die schuifpui te plaatsen, is gebleken dat die niet geschikt was voor de woning. Partijen hebben daarna afgesproken dat [gedaagde] een tweedeurs-schuifpui voor [eiser] zou bestellen en plaatsen.
2.6.
In de periode van 17 juli 2021 tot en met 15 november 2021 heeft [gedaagde] (vrijwel) geen bouwwerkzaamheden in de woning verricht.
2.7.
[eiser] heeft op 22 juli 2021 onder meer het volgende WhatsApp-bericht aan [gedaagde] gestuurd:
“Overzicht van wat de status is:
Betaald tot nu toe (…) 59.700.
Openstaand:
-
Kozijnen en Schuifpui (als niet voldoet geld terug en ze in NL of Duitsland bestellen!).
-
Afwerking rondom kozijnen en schuifpui.
-
Afwerking stucwerk (overal netjes maken).
-
Kitten badkamers en wc.
-
Electra schakelaars en lichtpunten afmaken. En extra groepenaansluiting meterkast.
-
Dakwerk, netjes afwerken zink gedeelte en plaatsen kunststof witterand.
-
Laminaat leggen laatste kamer.
-
Reparatie kledingkast.
-
Airco aansluiten en koof dicht stucen/muur verven.
-
Schuifdeur bij wasmachine goed zetten
-
Tegels bg voegen.
-
Tussen en zijdeur woonkamer plaatsen.
-
Schilderwerk afmaken.
-
Deurhandles plaatsen.
-
Dakgoot wegwerken bij afkap buiten.
In overleg
-
bekleding trap
-
Garderobekast bij ingang.”
2.8.
Half november 2021 heeft [gedaagde] opnieuw een driedeurs-schuifpui aan [eiser] geleverd.
2.9.
Op 18 november 2021 heeft [gedaagde] het volgende handgeschreven overzicht van kosten en werkzaamheden aan [eiser] gegeven:
2.11.
[gedaagde] op 27 januari 2022 het volgende WhatsApp-bericht aan [eiser] gestuurd:
“Je doet maar waar je zin in hebt!! Als jij met zo een taal praat, daar ben ik niet van gediend! Je bent aan het bedreigen, dat laat ik niet toe. Ik wens jou een fijne dag verder.”
2.12.
Op 7 maart 2022 hebben partijen elkaar in de woning gesproken. [gedaagde] heeft toen tegen [eiser] gezegd dat hij niets meer voor hem zou doen en niets meer met hem te maken wilde hebben. Daarna heeft [gedaagde] de woning verlaten.
2.13.
In brieven van 14 en 19 april 2022 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij de bouwwerkzaamheden door een derde laat herstellen en voltooien en dat hij de kosten die daarmee gepaard gaan als vervangende schadevergoeding op [gedaagde] zal verhalen.
2.14.
In een brief van 11 mei 2022 heeft (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 17.723,83.
2.15.
In reactie daarop heeft (de voormalig gemachtigde van) [gedaagde] in een brief van 26 mei 2022 aan (de gemachtigde van) [eiser] primair betaling gevorderd van € 26.000,- en subsidiair betaling gevorderd van € 4.976,17.
2.16.
In brieven van 13 juni 2022 en 21 juli 2022 heeft (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagde] nogmaals gesommeerd tot betaling van € 17.723,83. [gedaagde] heeft aan die sommaties geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

de vorderingen
3.1.
[eiser] vordert (in conventie) – samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 17.723,83, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.
de tegenvorderingen
3.4.
[gedaagde] vordert (in reconventie) – samengevat – dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 26.000,-.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

de vorderingen en de tegenvorderingen
Wat is de status van de overeenkomst?
4.1.
De kantonrechter zal eerst ingaan op de overeenkomst die partijen gesloten hebben. Het gaat om een aannemingsovereenkomst, op grond waarvan [gedaagde] de werkzaamheden zal uitvoeren die op de Toprak-offerte staan. [eiser] is hiervoor een vaste som van
€ 60.500,- verschuldigd.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat nog niet alle werkzaamheden van de aannemingsovereenkomst zijn uitgevoerd. Hoewel zij van mening verschillen over welke (herstel)werkzaamheden nog moeten worden verricht, staat daarmee vast dat de oplevering van de werkzaamheden nog niet heeft plaatsgevonden. [gedaagde] is vanaf november 2021 opgehouden met het uitvoeren van zijn werkzaamheden (zie WhatsApp-berichten onder 2.10 hiervoor) en heeft deze hierna ook niet meer voortgezet. [eiser] heeft hierop aan [gedaagde] laten weten dat hij de door hem gewenste (herstel)werkzaamheden door anderen zal laten uitvoeren. Tijdens de zitting heeft [eiser] bevestigd dat (een deel van) de werkzaamheden inmiddels ook door een andere aannemer zijn uitgevoerd. Uit dit alles moet worden opgemaakt, dat de aannemingsovereenkomst door [eiser] (stilzwijgend) is opgezegd. De vorderingen van [eiser] en de tegenvorderingen van [gedaagde] zullen op basis hiervan worden beoordeeld.
4.3.
Omdat partijen met elkaar een vaste aanneemsom hebben afgesproken, moet [eiser] na de opzegging de volledige aanneemsom aan [gedaagde] betalen. De bedragen die [eiser] al heeft betaald aan [gedaagde] , gaan hier vanaf. Dat geldt ook voor de besparingen die [gedaagde] heeft, omdat hij na de opzegging niet alle (herstel)werkzaamheden heeft uitgevoerd. De kantonrechter begrijpt het standpunt van [eiser] zo, dat hij de door hem gevorderde som van € 17.723,83 aan herstelkosten als besparing heeft willen opvoeren. Partijen zijn het oneens over het bedrag van de aanneemsom dat [eiser] al heeft betaald en zijn het ook niet eens over de (kosten van) de nog uit te voeren (herstel)werkzaamheden.
Welk bedrag heeft [eiser] al aan [gedaagde] betaald?
4.4.
[gedaagde] stelt in zijn tegenvordering dat [eiser] tot nu toe € 42.000,- van de aanneemsom heeft betaald en vordert betaling de rest van de aanneemsom. [eiser] weerspreekt dit en voert aan dat hij het bedrag van € 59.700,- heeft betaald.
Het ligt op de weg van [eiser] om in het kader van zijn verweer te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij het door hem genoemde bedrag heeft betaald. [eiser] wijst op twee bankoverschrijvingen van in totaal € 22.000,- aan een bankrekening van een door [gedaagde] aangewezen persoon. Hij voert ook aan dat hij op de volgende data een aantal bedragen contant heeft betaald aan [gedaagde] :
- op 27 maart 2021 het bedrag van € 1.000,-
- op 19 april 2021 het bedrag van € 10.000,-
- op 23 april 2021 het bedrag van € 5.000,-
- op 7 mei 2021 het bedrag van € 5.000,-
- op 19 mei 2021 het bedrag van € 5.000,-
- op 21 mei 2021 het bedrag van € 500,-
- op 17 juni 2021 het bedrag van € 2.000,-
- op 28 juni 2021 het bedrag van € 2.200,-
- op 4 juli 2021 het bedrag van € 3.000,-
- op 5 juli 2021 het bedrag van € 2.000,-
- op 12 juli 2021 het bedrag van € 2.000,-
4.5.
Ter ondersteuning van zijn standpunt, heeft [eiser] bankafschriften overgelegd waarop geldopnames blijken op enkele van bovengenoemde data. [eiser] wijst er ook op dat hij [gedaagde] op 22 juli 2021 heeft geappt dat hij € 59.700,- heeft betaald. [gedaagde] heeft hier toen niet op gereageerd dat dit bedrag niet zou kloppen. [gedaagde] heeft vervolgens op het door hem opgestelde overzicht van werkzaamheden en betalingen (zie nummer 2.9 hiervoor) ook geschreven dat [eiser] het bedrag van € 59.700,- zou hebben betaald.
4.6.
[gedaagde] erkent dat deels contant is betaald, maar weerspreekt dat [eiser] alle bovengenoemde contante betalingen heeft gedaan. Als het om het door hem zelf opgestelde overzicht gaat, wijst [gedaagde] erop dat hij bij het bedrag van € 59.700,- heeft geschreven “zeg jij 59.700 betaald”. Dat betekent volgens [gedaagde] , dat het op dat moment alleen ging om een bedrag dat [eiser] beweerde te hebben betaald.
4.7.
Bij deze stand van zaken kan niet worden vastgesteld welk deel van de aanneemsom al is voldaan door [eiser] . Zoals de kantonrechter op zitting ook met partijen heeft besproken, is dat in deze zaak lastig te achterhalen omdat voor een groot deel contant is betaald. Omdat [eiser] de betalingen die hij stelt te hebben verricht voldoende heeft gemotiveerd en [gedaagde] heeft erkend dat een deel van de betalingen in ieder geval contant is gedaan en verder slechts in zijn algemeenheid het bedrag van € 59.700,- tegenspreekt, zal [eiser] mogen bewijzen dat hij dit bedrag heeft betaald. Hij mag zich op de rol van 21 april 2023 uitlaten over het door hem te leveren bewijs.
Welke herstelkosten mag [eiser] in mindering brengen?
4.8.
[eiser] stelt dat [gedaagde] voorafgaand aan de opzegging een aantal werkzaamheden nog moest afronden en dat hij bepaalde werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. [eiser] stelt dat het hem € 21.023,83 kost om deze (herstel)werkzaamheden door een ander te laten uitvoeren. [gedaagde] betwist dat hij de genoemde werkzaamheden niet heeft afgerond of niet goed heeft uitgevoerd. Hij erkent dat hij sommige werkzaamheden nog niet heeft verricht, maar zegt dat dit om andere werkzaamheden gaat dan [eiser] noemt.
Partijen zijn het erover eens dat de door [eiser] gestelde (herstel)werkzaamheden onder de aannemingsovereenkomst vielen en dat [gedaagde] deze dus moest uitvoeren. Zij zijn het oneens over de vraag of hij de door [eiser] genoemde werkzaamheden heeft uitgevoerd en of dit ook goed is gedaan. Het ligt op de weg van [eiser] om in deze zaak te motiveren dat [gedaagde] de door hem genoemde werkzaamheden niet of niet goed heeft uitgevoerd.
4.9.
Omdat beide partijen hierover een ander standpunt innemen en [eiser] niet voor iedere werkzaamheid heeft toegelicht dat [gedaagde] dit niet of niet goed heeft gedaan, kan alleen voor wat betreft de schuifpui en het stucwerk worden vastgesteld dat [gedaagde] die werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Over de schuifpui heeft [gedaagde] op de zitting namelijk zelf gezegd dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat [eiser] een tweedeurs-schuifpui zou krijgen. Omdat [gedaagde] vervolgens een driedeurs-schuifpui heeft geleverd, voldoet dit niet aan wat partijen met elkaar hebben afgesproken. Dat het stucwerk door [gedaagde] niet goed is gedaan, heeft [eiser] onderbouwd met foto’s waarop twee bollingen te zien zijn. [eiser] heeft met facturen onderbouwd dat het herstel van deze twee punten het bedrag van € 5.900,- kost. [gedaagde] heeft dit bedrag niet weersproken en de kantonrechter komt dit bedrag niet onredelijk voor, zodat dit zal worden toegewezen. [eiser] mag het bedrag van € 5.900,- dan ook als kostenbesparing in mindering brengen op de aanneemsom. Als het om de kosten voor de andere (herstel)werkzaamheden gaat, heeft [eiser] onvoldoende gemotiveerd dat [gedaagde] deze niet of niet goed heeft uitgevoerd. Om die reden zal [eiser] ook niet meer tot het bewijs hiervan worden toegelaten.
Wat moeten partijen nog aan elkaar betalen?
4.10.
[eiser] mag in ieder geval het bedrag van € 5.900,- op de aanneemsom van € 60.500,- in mindering brengen (zie nummer 4.9 hiervoor). Hierdoor blijft een bedrag van € 54.600,- over. Het bedrag van de totale aanneemsom dat [eiser] al aan [gedaagde] heeft betaald, moet hier ook nog van worden afgetrokken. Omdat [eiser] op dat punt een bewijsopdracht heeft gekregen (zie nummer 4.7 hiervoor), hangt het uiteindelijk door [eiser] teveel betaalde of nog te betalen bedrag af van het slagen van die bewijsopdracht en staat in ieder geval vast dat [eiser] minimaal € 42.000,- heeft betaald.
Moet [eiser] ook nog betalen voor meerwerk?
4.11.
[gedaagde] stelt in zijn tegenvordering dat [eiser] ook voor meerwerk moet betalen. Hij moet volgens [gedaagde] € 6.000,- betalen voor dit extra werk, bovenop het vaste bedrag van de aanneemsom. [eiser] betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor extra werk of dat [gedaagde] meer heeft gedaan dan zij hebben afgesproken.
4.12.
[eiser] hoeft dit bedrag niet te betalen. Het is aan [gedaagde] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij extra werk heeft verricht en dat [eiser] hem dat werk heeft opgedragen. Dat heeft hij onvoldoende gedaan. Hij heeft niet toegelicht om welke werkzaamheden het gaat en wanneer [eiser] daar opdracht voor heeft gegeven. Omdat hij verder niet heeft gemotiveerd dat hij [eiser] heeft gewezen op een prijsverhoging voor dat extra werk of dat [eiser] dit zelf had moeten begrijpen, wordt dit deel van de tegenvordering afgewezen.
Hoe nu verder?
4.13.
[eiser] wordt opgedragen te bewijzen dat hij € 59.700,- (althans meer dan
€ 42.000,-) aan [gedaagde] heeft betaald. In afwachting van die bewijslevering door [eiser] wordt iedere verdere beslissing in deze zaak aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
de vorderingen
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen dat hij € 59.700,- aan [gedaagde] heeft betaald,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
21 april 2023en dat [eiser] op die datum moet laten weten of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiser] , als hij geen getuigen wil horen, maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken op de hiervoor genoemde datum in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiser] , als hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
mei tot en met juli 2023moet opgeven, waarna de datum en het tijdstip van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. R.P.F. de Groot in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan Parnassusweg 280,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
de tegenvordering
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot, kantonrechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.