ECLI:NL:RBAMS:2023:1723

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
C/13/720992 / HA ZA 22-589
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de Vereniging van Eigenaren wegens ontbreken van procesmachtiging

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een procedure aangespannen tegen [gedaagde], eigenaar van een appartement, met als doel hem te verplichten een dakterras te verwijderen. De VvE stelt dat [gedaagde] in strijd met de afspraken het dakterras heeft uitgebreid. [gedaagde] voert verweer en stelt dat de VvE niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij niet beschikt over een procesmachtiging van de vergadering van eigenaars. De rechtbank moet eerst vaststellen of de VvE kan worden ontvangen in haar vorderingen. De rechtbank concludeert dat de VvE niet over een geldige procesmachtiging beschikt, omdat [gedaagde] niet is uitgenodigd voor de vergadering waarin de VvE toestemming heeft gevraagd om de procedure te starten. De rechtbank oordeelt dat de VvE niet voldoet aan de vereisten van artikel 5:126 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de VvE de gezamenlijke appartementseigenaren in en buiten rechte kan vertegenwoordigen binnen de grenzen van haar bevoegdheid. De rechtbank verklaart de VvE niet-ontvankelijk in haar vorderingen en legt de proceskosten op aan de VvE, met de mogelijkheid dat deze kosten ten laste komen van de leden van de VvE, met uitzondering van [gedaagde]. De zaak wordt aangehouden voor verdere uitlatingen over de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/720992 / HA ZA 22-589
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.J. Drijftholt te Amsterdam.
Partijen worden hierna de VvE en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 juli 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 12 oktober 2022 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 november 2022,
- het e-mailbericht van de griffier aan partijen van 5 januari 2023 waarin de VvE in de gelegenheid is gesteld om zich bij akte uit te laten over het door [gedaagde] ter zitting gevoerde nietontvankelijkheidsverweer en waarin [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld daarop vervolgens bij antwoordakte te reageren,
- de akte van de VvE, met één productie,
- de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
[gedaagde] is sinds 2019 eigenaar van een appartement in het pand aan de [adres] . Hij is sindsdien ook lid van de VvE.
2.2.
Aan de buitenzijde van het appartement van [gedaagde] bevindt zich een dakterras. In het najaar van 2021 heeft [gedaagde] daaraan werkzaamheden verricht. Daarna zijn de VvE en [gedaagde] verwikkeld geraakt in een discussie over het gebruik van [gedaagde] van het dakterras. Volgens de VvE heeft [gedaagde] – in strijd met de tussen hen geldende afspraken – het dakterras uitgebreid.
Waar gaat deze zaak over?
2.3.
In deze procedure vordert de VvE dat de rechtbank [gedaagde] beveelt het dakterras in zijn geheel te verwijderen, op straffe van een dwangsom en [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.4.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van de VvE. Hij stelt daartoe onder meer dat de VvE niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de VvE niet beschikt over een machtiging van de vergadering van eigenaars tot het voeren van deze procedure (hierna: een procesmachtiging).
Wat vindt de rechtbank?
2.5.
Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak, moet zij eerst vaststellen of de VvE kan worden ontvangen in haar vorderingen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval, omdat er geen geldige procesmachtiging is verstrekt. Dat oordeel wordt hieronder toegelicht.
2.6.
Voorop staat dat artikel 5:126 lid 5 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de vereniging van eigenaars binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke appartementseigenaren in en buiten rechte kan vertegenwoordigen. De grenzen van de bevoegdheid van een vereniging van eigenaars blijken hoofdzakelijk uit de statuten en het reglement.
2.7.
De VvE heeft ter zitting gesteld dat uit de statuten volgt dat een tweederdemeerderheid voldoende is om belangrijke VvE-besluiten – buiten de vergadering van eigenaars om – te nemen. De VvE heeft toegelicht dat de heer [naam] – de voorzitter van de VvE – haar leden (met uitzondering van [gedaagde] ) per e-mail heeft laten weten voornemens te zijn namens de VvE deze procedure te starten en deze leden verzocht hierop te reageren. [naam] heeft [gedaagde] niet gemaild, omdat hij verwachtte dat [gedaagde] sowieso tegen zou stemmen. Hierop hebben alle leden (behalve [gedaagde] ) laten weten in te stemmen, zodat een tweederdemeerderheid van de VvE-leden heeft ingestemd met het starten van deze procedure en de VvE over een procesmachtiging beschikt.
2.8.
[gedaagde] betwist de stellingen van de VvE en betoogt dat het splitsingsreglement 1973 van toepassing is op de rechtsverhouding van partijen. Volgens [gedaagde] bepaalt artikel 40 lid 4 splitsingsreglement 1973 dat de VvE over een machtigingsbesluit van de vergadering van eigenaars moet beschikken voordat zij een procedure kan starten. De VvE heeft dit vervolgens niet weersproken en heeft niet nader onderbouwd op grond waarvan binnen deze VvE buiten de vergadering van eigenaars besluiten kunnen worden genomen met een tweederdemeerderheid. Het had voor de hand gelegen dat de VvE daartoe de statuten had overgelegd, maar dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de stellingen van [gedaagde] .
2.9.
De rechtbank is van oordeel dat de VvE niet beschikte over het vereiste machtigingsbesluit van de vergadering van eigenaars voordat zij deze procedure startte. De VvE heeft namelijk erkend dat zij in een zogenoemd informeel overleg van 1 februari 2022, toestemming van (een aantal) leden heeft gevraagd en vervolgens heeft gekregen om deze procedure te starten. [gedaagde] was hier echter niet voor uitgenodigd, waardoor geen sprake was van een vergadering van eigenaars waarin kon worden gestemd over het verstrekken van een procesmachtiging.
2.10.
[gedaagde] heeft onbestreden aangevoerd dat buiten de vergadering van eigenaars om – volgens artikel 36 lid 3 splitsingsreglement 1973 – slechts besluiten kunnen worden genomen als
alleeigenaren daarmee schriftelijk hebben ingestemd. Dat is hier niet het geval, omdat [gedaagde] niet heeft ingestemd met een procesmachtiging.
2.11.
De VvE heeft erkend dat zij [gedaagde] niet heeft geïnformeerd, gehoord of laten meestemmen over haar voornemen om deze procedure tegen hem te starten. Het kennelijke betoog van de VvE dat dit ook niet hoefde, omdat hij daar toch niet mee zou instemmen, gaat niet op. Hoewel het op zichzelf begrijpelijk is dat de VvE ervan uitging dat [gedaagde] zich niet achter een procedure tegen hem zou scharen, neemt dat niet weg dat zij [gedaagde] had moeten uitnodigen voor een vergadering van eigenaren daarover, zodat hij in de gelegenheid was geweest zich daarover uit te laten en zodoende invloed uit te oefenen op de besluitvorming, en vervolgens zijn stem uit te brengen. Door [gedaagde] die kans te ontnemen, heeft de VvE er onvoldoende blijk van gegeven dat zij zijn belangen heeft betrokken in haar afweging deze procedure te starten. De stelling dat [gedaagde] tijdens een vergadering van eigenaars van 22 november 2021 beloofd heeft het dakterras weer aan te passen naar de juiste afmetingen, maar dat hij die belofte vervolgens niet is nagekomen, maakt dat niet anders.
2.12.
De VvE heeft verder aangevoerd dat zij rond 1 februari 2022 geen vergadering van eigenaars kon houden, wegens de op dat moment geldende (strenge) lockdown. Die verklaring is niet overtuigend. De VvE heeft niet toegelicht welke maatregelen destijds in de weg stonden aan het houden van een vergadering van eigenaars. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op basis van het op 1 februari 2022 geldende artikel 4.3 lid 1 onder d Tijdelijke regeling maatregelen Covid-19, evenementen met maximaal 1250 mensen met een vaste zitplaats waren toegestaan. [1] Bovendien gold op dat moment artikel 6 Tijdelijke wet Covid-19 Justitie en Veiligheid. Dat wetsartikel bood verenigingen van eigenaars de mogelijkheid een digitale vergadering van eigenaars te organiseren. [2] Gelet op dit alles valt niet in te zien dat het niet mogelijk was om op 1 februari 2022 (wel een informele bijeenkomst, maar niet) een (digitale) vergadering van eigenaars te organiseren, om zo het voor deze procedure vereiste machtigingsbesluit te verkrijgen.
2.13.
De VvE beschikt dus niet over het vereiste machtigingsbesluit van de vergadering van eigenaars om deze procedure tegen [gedaagde] te voeren. In de nadere akte heeft de VvE verschillende gelijkluidende en ondertekende verklaringen van appartementseigenaren van 16 januari 2023 overgelegd. Daarin bevestigen deze eigenaren dat de heer [naam] hen op 1 februari 2022 heeft gevraagd of hij namens de VvE een procedure bij deze rechtbank mocht starten en dat zij daarmee hebben ingestemd. Deze verklaringen kunnen het gebrek niet repareren; zij kunnen meer in het bijzonder niet worden aangemerkt als een bekrachtiging of machtiging achteraf van de vergadering van eigenaars tot het voeren van deze procedure. Immers kunnen ook de ondertekende brieven niet worden gezien als een besluit van de vergadering van eigenaren of van een voorstel waarmee alle eigenaars schriftelijk hebben ingestemd.
2.14.
De conclusie is dat de VvE niet beschikt over de vereiste machtiging van de vergadering van eigenaars om deze procedure te voeren en dat zij die machtiging ook niet achteraf heeft gekregen. De VvE wordt daarom nietontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen.
Kosten
2.15.
Omdat [gedaagde] in het gelijk wordt gesteld, wordt normaalgesproken de VvE veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat deze proceskostenveroordeling voor rekening moet komen van de leden van de VvE met uitzondering van hemzelf. De rechtbank begrijpt deze stelling van [gedaagde] als een beroep op artikel 245 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van dit wetsartikel kan een derde in de proceskosten worden veroordeeld, onder andere als een partij niet rechtsgeldig in het geding is verschenen doordat een daartoe niet bevoegde tot het voeren van een geding opdracht heeft gegeven. In dat geval kan een veroordeling in de proceskosten ten laste komen van de advocaat van die partij of van degene die tot het voeren van het geding opdracht heeft gegeven.
2.16.
Voordat de rechtbank hierover kan beslissen, stelt zij de betrokkenen in de gelegenheid hun standpunt naar voren te brengen en toe te lichten (artikel 245 lid 2 Rv). Voor de rechtbank is op dit moment niet duidelijk welk(e) afzonderlijk(e) VvE-lid of -leden aan mr. Doornbos opdracht heeft of hebben gegeven tot het voeren van dit geding. De rechtbank zal daarom aan mr. Doornbos gelegenheid geven zich hierover nader bij akte uit te laten. In die akte is mr. Doornbos ook in de gelegenheid het standpunt kenbaar te maken en toe te lichten van de opdrachtgever(s) of de advocaat zelf over diens/dier veroordeling in de proceskosten. In afwachting van die akte wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
26 april 2023voor uitlating over hetgeen hiervoor in 2.16 is omschreven,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Zaagsma, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.