3.3Oordeel van de rechtbank
Zaak A en B
Diefstal door middel van een valse sleutel (feit 2)
Zaak A- diefstal [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de periode 3 oktober tot en met 5 oktober 2021 tezamen en in vereniging met een ander heeft gepind met de pinpas van [slachtoffer 1] .
Op donderdag 14 oktober 2021 deed mevrouw [slachtoffer 1] aangifte ter zake fraude met betaalproducten. Aangeefster verklaarde dat zij op 2 oktober 2021 werd gebeld door iemand die zei van de GGD te zijn en langs zou komen met een coronatestpakket. Op zondag 3 oktober 2021 werd er bij aangeefster aangebeld. Aangeefster zag twee jongens voor de deur met een pakketje. Deze jongens zeiden van de GGD te zijn en dat er een bedrag van € 1,50 gepind moest worden. Aangeefster heeft de pinpas aan een van de jongens gegeven en haar pincode op een apparaat ingetoetst. Op maandag 4 oktober 2021 werd aangeefster door haar zoon geïnformeerd dat er veel geldbedragen van haar rekening waren afgeschreven. In totaal gaat het om een geldbedrag van € 3.555,54.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met een ander met de pinpas van [slachtoffer 1] te hebben gepind en dat dit mogelijk tezamen het totaalbedrag van € 3.555,54 betreft . Verdachte betwist evenwel dat hij ten tijde van het pinnen wist dat deze pinpas was gestolen. Verdachte heeft verklaard dat hij werd gebeld door een goede vriend van hem, [naam goede vriend] , met de vraag of hij mee ging winkelen. Vervolgens heeft [naam goede vriend] tegen verdachte gezegd dat hij een pinpas had en dat zij gewoon konden gaan winkelen, aldus verdachte. Niet gebleken is dat verdachte vragen heeft gesteld aan [naam goede vriend] over de herkomst van de pinpas en/of het geld dat [naam goede vriend] op deze opmerkelijke wijze ter beschikking stelde voor de aanschaf van verschillende luxueuze goederen.
Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij [naam goede vriend] al jaren kende, dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [naam goede vriend] - die ruim drie-en-een-half jaar jonger is dan verdachte en destijds 15 jaar was - een goed eigen inkomen had en dat hij om die redenen geen vraagtekens stelde bij deze gang van zaken. Vervolgens heeft hij samen met [naam goede vriend] goederen met deze pinpas aangeschaft, waaronder schoenen van Christian Louboutin, luxueuze herengeuren, een trui van Daily Paper, verschillende kledingstukken van Stone Island en twee FIFA-videospellen. Door onder deze omstandigheden en op deze wijze gebruik te maken van de door zijn vriend aan hem verstrekte pinpas, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de pinpas afkomstig was van enig misdrijf. Verdachte heeft de pinpas zelf in handen gehad en hiermee een betaling verricht. Verdachte had op dat moment kunnen en moeten zien dat de naam op de pinpas niet de naam van zijn vriend betrof. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaring van verdachte, mede gezien de leeftijd van [naam goede vriend] en de door hen gedane uitgaven, ongeloofwaardig is. Daarmee kan de ten laste gelegde diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, via de bandbreedte van het voorwaardelijke opzet, wettig en overtuigend worden bewezen.
Zaak B- diefstal [slachtoffer 2]
De rechtbank acht daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 november 2021tezamen en in vereniging met een ander heeft gepind met de pinpas van [slachtoffer 2] .
Op donderdag 18 november 2021 deed [slachtoffer 2] , aangifte ter zake fraude met betaal-producten. Aangeefster verklaarde dat zij op maandag 8 november 2021 werd gebeld. De man aan de telefoon stelde zich voor als een medewerker van de GGD. Hij vertelde aangeefster dat er op de school nabij haar woning veel COVID gevallen waren geconstateerd en ze haar daarom een pakket beschermingsmiddelen wilden aanbieden. Op woensdag 10 november 2021 werd er bij aangeefster aangebeld. Aangeefster zag een jongen voor de deur staan met een pakketje. Deze jongen zei van de GGD te zijn en dat er een bedrag van € 2,- gepind moest worden. Aangeefster heeft haar pincode op een apparaat ingetoetst. Kort daarna kwam aangeefster er achter dat haar pinpas omgewisseld was voor een andere pinpas en dat er verschillende transacties waren gedaan met haar pinpas. In totaal gaat het om een bedrag van € 1.710,22.
Verdachte heeft erkend samen met een ander voor een bedrag van € 464,22 met de pinpas van [slachtoffer 2] bij Scooter City te hebben gepind. Verdachte betwist evenwel dat hij wist dat deze pinpas was gestolen. Daarnaast betwist verdachte betrokken te zijn geweest bij de opnames met de pinpas van [slachtoffer 2] van de overige bedragen. Ook in dit geval zou verdachte door [naam goede vriend] zijn gebeld ditmaal met de vraag of hij mee ging lunchen. Verdachte had toen een kapotte helm. [naam goede vriend] vroeg of hij een helm nodig had en zei dat hij ook wel een helm voor hem kon halen. Vervolgens hebben verdachte en [naam goede vriend] een helm voor verdachte gekocht. Verdachte heeft daarbij de pinpas op naam van [slachtoffer 2] ende bijbehorende pincode van [naam goede vriend] ontvangen. Vervolgens heeft verdachte met deze pinpas gepind. Net als de rechtbank ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde heeft overwogen, had verdachte ook in dit geval redelijkerwijs moeten vermoeden dat de pinpas van een misdrijf afkomstig was. Verdachte had kunnen en moeten zien dat de naam op de pinpas wederom niet de naam van zijn vriend was. Bovendien kon verdachte weten dat het ditmaal een andere pincode betrof. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander op 10 november 2021 een bedrag van € 464,22 wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op 10 november 2021 betrokken is geweest bij de overige pinbetalingen gedaan met de pinpas van aangeefster. Deze beschuldiging vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen, omdat verdachte heeft ontkend er bij de overige pinbetalingen bij te zijn geweest en evenmin op de camerabeelden is gezien. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Vrijspraak oplichting (feit 1)
Zaak A- oplichting [slachtoffer 1]
Op grond van bovenstaande staat vast dat verdachte samen met een ander [slachtoffer 1] heeft bestolen voor een bedrag van € 3.555,54 door met haar pinpas te pinnen. De vraag is of uit het dossier nog andere feiten en omstandigheden volgen die maken dat hij (als medepleger) van de oplichting moet worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de rol van verdachte verder ging dan voornoemde diefstal met valse sleutel. Het door [slachtoffer 1] in haar aangifte opgegeven signalement van de dader wijkt in significante mate af van het uiterlijk van verdachte. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte één van de twee mannen is geweest die aan de deur bij aangeefster is geweest Het enkele feit dat verdachte binnen het tijdsbestek van ongeveer een uur pinbetalingen heeft verricht met de pinpas van [slachtoffer 1] in de buurt van waar zij is opgelicht, is daartoe onvoldoende.
Zaak B – oplichting [slachtoffer 2]
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft opgelicht. Er zijn onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden waarmee kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die aangeefsters heeft opgelicht. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat er op 10 november 2021 een jongeman bij haar aan de deur heeft gestaan. Niet kan worden vastgesteld dat dit verdachte was. Het enkele feit dat verdachte binnen het tijdsbestek van ongeveer een uur pinbetalingen heeft verricht met de pinpas van [slachtoffer 2] in de buurt van waar zij is opgelicht, is daartoe onvoldoende.
De rechtbank zal verdachte in zaken A en B daarom vrijspreken van feit 1.
Op 24 september 2022 is verdachte aangehouden na een achtervolging door de politie, waarbij verdachte (onder meer) verschillende stoptekens van de politie heeft genegeerd. Bij de aanhouding zijn in de buddyseat van de scooter van verdachte verschillende goederen aangetroffen, waaronder vijf bankpassen (op naam van vijf verschillende – voor verdachte onbekende – mensen), twee scanners, een e.dentifier2 en een croscall telefoon. Verdachte wordt van heling van deze goederen verdacht.
Om vast te kunnen stellen dat sprake is van heling dient te worden vastgesteld of de goederen van een misdrijf afkomstig zijn en zo ja, of verdachte op het moment van het verwerven/voorhanden krijgen van deze goederen wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat het goederen betroffen die van een misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bankpas van [slachtoffer 3] dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde heling en overweegt daartoe het volgende. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 3] aangifte heeft gedaan van diefstal, waarbij onder meer haar pinpas is weggenomen. Bij een doorzoeking van de buddyseat van de scooter van verdachte is deze pinpas – samen met de andere goederen – aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij al deze goederen in een geurzakje heeft gevonden onder een bankje in een park. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de samenstelling van deze goederen, verdachte op zijn minst redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het hier ging om de buit van een diefstal. De verklaring van verdachte dat hij voornemens was de pinpas aan de rechtmatige eigenaar te retourneren acht de rechtbank – mede bezien in het licht van de overige verdenking(en) waarvoor hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep en de wijze waarop verdachte is aangehouden – ongeloofwaardig. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling door het betreffend goed te verwerven en voorhanden te hebben.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige goederen dat uit het dossier onvoldoende is gebleken dat deze goederen van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte wordt hiervan dan ook vrijgesproken.