Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Recklinghausen in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 maart 2023 gehouden, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft ook de garantie ontvangen dat, in geval van veroordeling in Duitsland, de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan. Deze garantie werd gegeven door de uitvaardigende justitiële autoriteit en werd door de rechtbank als voldoende geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de waarborg voor terugkeer naar Nederland. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 23 maart 2023.