ECLI:NL:RBAMS:2023:1695

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
13/752159-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel; gelijkstellingsverweer verworpen

Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 4 mei 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 15 december 2022 en 7 maart 2023, waarbij de officier van justitie steeds aanwezig was, maar de opgeëiste persoon niet. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding.

De rechtbank onderzocht de identiteit van de opgeëiste persoon en bevestigde dat hij de Poolse nationaliteit had. In het EAB werd melding gemaakt van een eerdere veroordeling door de District Court in Bydgoszcz, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van zes maanden had gekregen. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden waren.

De raadsvrouw van de opgeëiste persoon had aangevoerd dat hij gelijkgesteld moest worden met een Nederlander, omdat hij meer dan 50% van de bijstandsnorm had verdiend en sinds 2018 in Nederland stond ingeschreven. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de overgelegde stukken te laat waren ingediend en niet als objectieve gegevens konden worden aangemerkt. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen belemmeringen waren voor de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752159-19
RK nummer: 20/2281
Datum uitspraak: 21 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2019 door
the District Court in [opgeëiste persoon] , III Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [opgeëiste persoon] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 december 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. S. Kriekaard, die waarneemt voor mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem.
De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting geschorst voor onbepaalde tijd naar aanleiding van een aanhoudingsverzoek van de raadsman. De raadsman heeft aangevoerd dat hij vanwege omstandigheden op zijn kantoor geen adequate verdediging kon voeren en dat onzeker was of dit mogelijk was binnen de komende twee weken.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 7 maart 2023. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon is niet verschenen, maar vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw gemachtigd mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement of the District Court in Bydgoszcz dated Oktober 30, 2015, file reference number III K 353/15.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van mishandeling.

5.Gelijkstelling

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon kan worden gelijk gesteld met een Nederlander. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft de raadsvrouw vijf aangiftes inkomstenbelasting van de jaren 2018 tot en met 2022 overgelegd en het volgende naar voren gebracht. Over deze jaren heeft de opgeëiste persoon meer dan 50% van de bijstandsnorm verdiend. Daarnaast blijkt uit de SKDB-informatiestaat van 8 december 2022 dat hij sinds 2018 staat ingeschreven in Nederland. Daarmee voldoet hij aan de eis van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de stukken te laat zijn aangeleverd en dus buiten beschouwing moeten worden gelaten. Subsidiair kunnen de overgelegde stukken volgens hem niet leiden tot een geslaagd beroep op gelijkstelling, omdat de aangiftes inkomensbelasting geen objectieve stukken zijn.
De rechtbank overweegt dat, nu de stukken op de ochtend van de zitting zijn overgelegd, deze in beginsel te laat zijn aangeleverd. Zelfs als de rechtbank deze stukken wel zou betrekken bij een beroep op gelijkstelling zou dit beroep niet slagen. De stukken die zijn overgelegd betreffen namelijk geen objectieve gegevens waarmee is aangetoond dat de opgeëiste persoon vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Het verweer wordt dan ook verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 300 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Bydgoszcz , III Criminal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.