ECLI:NL:RBAMS:2023:1679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/13/724871 / FA RK 22-6880
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en gezamenlijk gezag in een familierechtelijke procedure

In deze tussenbeschikking van 1 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam zich gebogen over een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een zorg- en omgangsregeling voor zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J. Donze, heeft verzocht om de kinderen wekelijks van vrijdagmiddag tot zondagavond bij hem te laten verblijven en een financiële bijdrage van €50 per kind per maand aan de moeder, die de kinderen alleen opvoedt. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Tahitu, heeft het verzoek van de vader betwist en vreest voor de veiligheid van de kinderen in het contact met de vader, mede door eerdere beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook zijn zorgen geuit over de situatie en de impact op de kinderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader bevoegd is tot het gezag, maar dat gezamenlijk gezag alleen kan worden toegekend als beide ouders in staat zijn om samen beslissingen te nemen zonder dat de kinderen klem komen te zitten. De rechtbank heeft besloten dat de vader in afwachting van een traject bij Akwaaba Zorg, waar beide ouders zich vrijwillig zullen aanmelden, eenmaal per week via video contact kan hebben met de kinderen. De rechtbank heeft ook de kinderbijdrage van €50 per kind per maand toegewezen, ingaande op 1 maart 2023. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot de uitkomst van het traject bij Akwaaba Zorg, waarbij partijen de rechtbank op de hoogte moeten houden van de voortgang.

Uitspraak

Tussenbeschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/724871 / FA RK 22/6880 (HH/JS)
Tussenbeschikking van 1 maart 2023 betreffende verzoek gezamenlijk gezag en vaststellen van een zorg/omgangsregeling
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de vader, advocaat mr. F.J. Donze te Amsterdam,
tegen
[de moeder]
,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder, advocaat mr. E. Tahitu te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek van de vader met bijlagen, ingekomen op 28 oktober 2022 en het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 3 januari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 maart 2023.
Tijdens de laatste behandeling zijn verschenen: partijen en hun advocaten en mw. I. Stuifbergen namens de Raad. Partijen worden ieder bijgestaan door een tolk Engels.

2.De feiten

Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, welke relatie is beëindigd medio juli 2022.
Uit deze relatie zijn geboren:
  • [minderjarige 1],
  • [minderjarige 2],
gezamenlijk ook te noemen: de kinderen/de minderjarigen.
De minderjarigen zijn erkend door de vader.
De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen.
De minderjarigen hebben hoofdverblijf bij de moeder.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt tot bepaling dat: -de vader met de moeder met de uitoefening van het gezag wordt belast; -dat de minderjarigen iedere week van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijven; -dat de vader aan de moeder € 50,-- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding.
3.2.
Het verweer strekt tot afwijzing van de verzoeken van de vader.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft bij de mondelinge behandeling mede bij monde van zijn advocaat onder meer verklaard dat er na het verbreken van de relatie met name problemen omtrent de financiën ontstonden. De moeder eiste van de vader dat hij door zou gaan met het betalen van een bijdrage in contanten, maar de vader wilde de bijdrage via een bankrekening laten lopen. Dit was voor de moeder aanleiding om de kinderen bij hem weg te houden. Hij heeft vanaf september 2022 geen contact meer met hen mogen hebben. De vader heeft, toen de moeder gedurende de relatie in Ghana verbleef, vijf weken voor de kinderen gezorgd. De melding van [naam] wegens grensoverschrijdend gedrag door de vader, niet zijnde de vader van [naam] , is niet onderbouwd en dit zou vier jaar geleden zijn gebeurd. Zelfs als de aangifte van [naam] op waarheid zou berusten, wat de vader ontkent, blijkt uit niets dat dit gevaar ook zou spelen bij [minderjarige 1] of [minderjarige 2] . De vader wil zijn kinderen zien. Als dit niet kan, dan stemt hij ermee in om met de kinderen video te bellen of te facetimen via whatsapp. De vader is bereid zich aan te melden bij Akwaaba Zorg.
4.2.
De moeder heeft bij de mondelinge behandeling mede bij monde van haar advocaat onder meer verklaard dat er niet voor niets een rapport van Veilig Thuis ligt en dat er politieonderzoek gaande is naar aanleiding van de beschuldiging van [naam] . De moeder is bang dat de vader de dingen waar de beschuldiging op ziet, ook bij [minderjarige 1] of [minderjarige 2] zal doen en zij vreest voor hun veiligheid bij de vader. De moeder wil niet dat de vader fysiek contact heeft met de kinderen. Videobellen of facetimen zou wel kunnen starten, met een opbouw. De moeder is bereid zich aan te melden bij Akwaaba Zorg.
4.3.
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat het een zorg is dat de kinderen hun vader al een tijd niet hebben gezien, terwijl hij altijd een grote rol heeft gespeeld in hun leven. Dit kan traumatisch voor hen zijn. De Raad begrijpt de zorg van de moeder maar geeft aan dat, wat er mogelijk met [naam] is gebeurd, niet betekent dat dit met [minderjarige 1] of [minderjarige 2] ook is gebeurd of gaat gebeuren. De zorg van Veilig Thuis ziet ook niet op [minderjarige 1] of [minderjarige 2] . Duidelijk is dat er bij de moeder vertrouwensproblematiek speelt. De Raad heeft voorafgaand aan de zitting, contact opgenomen met Akwaaba Zorg, een hulpverlenende instantie die goed aansluit bij deze ouders en hun problematiek. Akwaaba Zorg kan werken aan de zorgen en kan ook stapsgewijs omgang begeleiden. De wachtlijst bij Akwaaba Zorg is maximaal twee maanden. Ouders kunnen zich bij Akwaaba Zorg middels een verwijzing van de huisarts aanmelden. In afwachting van de uitkomst van dit traject adviseert de Raad de verzoeken van de vader aan te houden.

5.De beoordeling

gezag

5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253 c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezamenlijk gezag met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk (dan wel hem alleen) met het gezag te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met het gezamenlijk gezag niet instemt wordt het verzoek slechts afgewezen indien: a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de vader bevoegd is tot het gezag en dat hij niet eerder met het gezag over de minderjarigen belast is geweest.
Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is van belang dat de ouders tot een behoorlijke gezagsuitoefening in staat zijn en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk onderling overleg kunnen nemen, of dat zij tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen, zodanig dat de kinderen niet klem of verloren zullen raken tussen de ouders.
De rechtbank stelt voorop dat gezamenlijk gezag van de ouders uitgangspunt is van de wetgever.
Omgangs/zorgregeling.
5.2.
Ouders en kinderen recht hebben op omgang met elkaar. Dat is het uitgangspunt van de wet. De rechtbank kan op verzoek van de ouders -of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind-, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van dat omgangsrecht vaststellen dan wel dat omgangsrecht ontzeggen.
5.3.
Uit de artikelen 1:253a en 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, maar tevens gelet op het VN Kinderrechtenverdrag, blijkt voorts dat de rechtbank het recht op omgang kan ontzeggen en het contact tussen een ouder en kind kan verbieden wanneer aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het betreffende geval duidelijk is geworden dat het gerechtvaardigd is dat het fundamentele recht van de ouder op omgang met zijn of haar kind moet worden aangetast. Er dient sprake te zijn van een van de ontzeggingsgronden als vermeld in artikel 1:377a BW, namelijk wanneer: a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.4.
Bij de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat partijen zich in een vrijwillig kader zullen aanmelden bij Akwaaba Zorg. Daarnaast zijn partijen een tijdelijke omgangsregeling overeengekomen in die zin dat de vader in afwachting van de start van het traject bij Akwaba Zorg, met ingang van vrijdag 3 maart a.s. om 18.00 uur, eenmaal per week gedurende twee weken een face-time moment (whatsappvideo) met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal hebben. Na ommekomst van twee weken zal de vader iedere dinsdag en iedere vrijdag om 18.00 uur een face-time moment met de kinderen hebben; dit face-timen (whatsappvideo) zal plaatsvinden via het telefoonnummer van de moeder te weten: [telefoonnummer 1] , de vader is bereikbaar op het nummer [telefoonnummer 2] . Als het traject bij Akwaaba Zorg is gestart, kunnen partijen wellicht in overleg en met hulp van Akwaaba Zorg tot een omgangs-/zorgregeling komenen kan de gezagskwestie aan de orde komen. De verzoeken van de vader zullen in afwachting van het traject bij Akwaaa Zorg worden aangehouden.
5.5.
De advocaten van partijen hebben bij de mondelinge behandeling verklaard dat zij binnen twee weken aan de rechtbank -schriftelijk- zullen berichten of de aanmelding van partijen bij Akwaaba Zorg is gelukt.
kinderbijdrage:
5.6.
De rechtbank heeft gezien dat de moeder bij brief van haar advocaat van 15 februari 2023 heeft ingestemd met het voorstel van de vader ten aanzien van de kinderbijdrage van € 50,00 per kind per maand. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen. De rechtbank zal de kinderbijdrage in laten gaan met ingang van 1 maart 2023.

6.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt in het kader van een
voorlopigeomgangsregeling dat de vader -in afwachting van het traject bij Akwaaba Zorg- met ingang van vrijdag 3 maart 2023 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal facetimen (whatsappvideo) op de volgende momenten:
- eenmaal per week op vrijdag om 18.00 uur te beginnen op vrijdag 3 maart 2023 gedurende twee weken; -na deze twee weken op iedere dinsdag en iedere vrijdag om 18.00 uur; -dit face-timen zal plaatsvinden via het telefoonnummer van de moeder: [telefoonnummer 1] , de vader is bereikbaar via diens telefoonnummer: [telefoonnummer 2] ;
- bepaalt dat de vader € 50,00 per kind per maand dient te betalen aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, met ingang van 1 maart 2023, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- verklaart deze beschikking -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de behandeling omtrent het gezag en een definitieve zorg/omgangsregeling
pro formawordt voortgezet op
7 augustus 2023en bepaalt dat partijen de rechtbank (met cc aan de wederpartij en de Raad)
uiterlijk 10 dagen voor genoemde pro forma datum schriftelijk zullen informerenover het verloop van het traject bij Akwaaba Zorg en hun wensen over de voortgang van de procedure kenbaar zullen maken. De rechtbank merkt daarbij op dat partijen ook tussentijds (schriftelijk) contact met de rechtbank kunnen opnemen als zij hier aanleiding toe zien;
-houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag en een zorg-/omgangsregeling aan.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H.P.E. Has, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier, op 1 maart 2023. [1]
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2022.

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).