ECLI:NL:RBAMS:2023:1669

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/13/730258 / KG ZA 23-149
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een kort geding betreffende gezag en alimentatie na beëindiging van een samenlevingsrelatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2023, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw vorderingen heeft ingesteld tegen de man, haar ex-partner, met betrekking tot de voorlopige toevertrouwing van hun minderjarige kind, het gebruik van de gezamenlijke woning en de betaling van alimentatie. De vrouw heeft verzocht om de voorlopige toevertrouwing van hun minderjarige kind aan haar, maar deze vordering is afgewezen omdat zij geen belang heeft bij deze toevertrouwing, aangezien zij al het ouderlijk gezag heeft. De vrouw heeft ook verzocht om het exclusieve gebruik van de gezamenlijke woning, wat is toegewezen, omdat de vrouw na de beëindiging van de relatie met de kinderen in de woning is blijven wonen en de man slechts sporadisch aanwezig is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de vrouw zwaarder wegen dan die van de man, vooral gezien de spanningen die de huidige woonsituatie met zich meebrengt voor de kinderen.

Daarnaast heeft de vrouw voorlopige alimentatie gevorderd voor zowel de minderjarige als de meerderjarige kinderen. De voorzieningenrechter heeft de man veroordeeld tot betaling van € 210,00 per maand voor elk kind, totdat in een bodemprocedure definitieve beslissingen worden genomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/730258 / KG ZA 23-149 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 23 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie bij dagvaarding van [geboortedatum 1] 2023,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. Tijsterman te Uithoorn,
(met betrekking tot vordering III in conventie) mede namens het meerderjarige kind van partijen
[meerderjarige] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. Y.M. van Vliet te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Gedagvaard was op verkorte termijn tegen 8 maart 2023, maar de zitting is verplaatst naar 9 maart 2023, waarop de man vrijwillig is verschenen.
1.2.
Bij deze zitting waren partijen met hun advocaten aanwezig. Op de zitting heeft de vrouw de dagvaarding (conventie) toegelicht en de man de tegenvordering (reconventie). Partijen hebben producties ingediend en hun standpunten nader toegelicht, de man deed dat aan de hand van een pleitnota.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn ex-partners. Zij hebben vanaf maart 1996 samengewoond, sinds 1998 in de huidige woning aan de [adres] (hierna: de woning), waarvan zij ieder voor de helft eigenaar zijn. Partijen zijn niet getrouwd, zij hebben geen geregistreerd partnerschap. Op 6 november 1998 hebben zij een schriftelijke samenlevingsovereenkomst gesloten.
2.2.
Partijen zijn de ouders van :
- de meerderjarige [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] . Zij woont thuis bij partijen en volgt een MBO-opleiding.
- de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2007 te [geboorteplaats] . Hij volgt voortgezet onderwijs en woont ook thuis.
De man heeft de kinderen erkend. De vrouw heeft alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
De relatie tussen partijen is in 2021 geëindigd.
2.4.
De man heeft een aannemingsbedrijf, gevestigd op het adres van de woning. Hij houdt kantoor aan huis en huurt een werkplaats in [plaats 2] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert:
I. [minderjarige] aan haar toe te vertrouwen;
II. te bepalen dat zij met ingang van de tweede dag na betekening van dit vonnis voorlopig voor de duur van twaalf maanden, of zoveel korter of langer als uit de tussen partijen te voeren onderhandelingen over de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun samenlevingsvoorwaarden voortvloeit, bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de gezamenlijke woning, met bevel dat de man deze woning verder niet mag betreden, zo nodig te bewerkstelligen met de sterke arm van politie en justitie;
III. de man te veroordelen met ingang van de datum van zijn vertrek uit de woning als tijdelijke bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie aan [meerderjarige] een bedrag te betalen van € 250,00 per maand, totdat door de bodemrechter hierover is beslist;
IV. de man te veroordelen met ingang van de datum van zijn vertrek uit de woning als tijdelijke bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de vrouw een bedrag te betalen van € 350,00 per maand, totdat door de bodemrechter hierover is beslist;
V. te verstaan dat de vrouw de reguliere vaste lasten als beschreven in alinea 26 van de dagvaarding zal voldoen;
VI. althans een in goede justitie te bepalen voorziening te treffen;
een en ander met compensatie van de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert:
I. te bepalen dat de man, totdat de samenlevingsovereenkomst tussen partijen is afgewikkeld, althans voor de duur van drie maanden (artikel 12 lid 1 samenlevingsovereenkomst) bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de gezamenlijke woning, het kantoor van zijn eenmanszaak en de inboedel op het adres [adres] , met het bevel dat de vrouw de woning niet mag betreden, zo nodig te bewerkstelligen met de sterke arm van politie en justitie;
II. voor zover het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning wordt toegewezen aan de vrouw, haar te veroordelen tot betaling van de werkelijke woonlasten, waaronder de hypotheek, de gemeentelijke belastingen en de gebruikerslasten van de woning, zoals gas, water, licht, internet en tv-abonnementen, althans haar te veroordelen tot het betalen van een gebruiksvergoeding aan de man van € 382,29 per maand, althans voor zover de Voorzieningenrechter birdnesting toewijst te vrouw te veroordelen tot betaling van de helft, althans naar evenredigheid van inkomen van partijen van de werkelijke woonlasten, zoals hiervoor genoemd, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
een en ander met compensatie van de proceskosten.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Nu de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen, zullen ze tezamen worden beoordeeld.
5.2.
Vanwege de oplopende spanningen tussen partijen heeft de vrouw een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
Toevertrouwen van [minderjarige]
5.3.
De vrouw wenst dat [minderjarige] aan haar wordt toevertrouwd, opdat ze bijdragen van de overheid kan aanvragen. Nu de vrouw alleen het gezag heeft over [minderjarige] , heeft ze bij deze vordering echter geen belang. Aanvragen van bijdragen of toeslagen kan zij ook nu al doen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Voortgezet gebruik van de woning
5.4.
Over de afwikkeling van de samenlevingsovereenkomst en verdeling van de (beperkte) gemeenschap, waaronder ook de woning en de inboedel, zullen partijen afspraken moeten gaan maken. Daartoe zijn tot nu toe weinig stappen gezet. Ter zitting hebben partijen ingestemd met mediation. Zij hebben echter laten weten het verloop van dat traject niet te willen afwachten en vonnis gevraagd. Beiden maken aanspraak op (tijdelijk) voortgezet gebruik van de woning, met uitsluiting van de ander. De vrouw heeft te kennen gegeven dat overname van het aandeel van de man voor haar financieel gezien niet mogelijk is.
5.5.
De woning zal voorlopig aan de vrouw worden toegewezen, met uitsluiting van de man. Vooralsnog wegen de belangen van de vrouw zwaarder dan die van de man. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van betekenis. De vrouw is na de beëindiging van de relatie met de kinderen in de woning blijven wonen. De man slaapt nog van maandagavond tot donderdagochtend in de woning. Op de andere dagen en nachten verblijft hij op Texel waar hij een woning aan het verbouwen is, bij zijn ouders in [plaats 2] of bij zijn vriendin in [plaats 3] . Op de dagen dat de man in de woning verblijft, is de situatie zeer gespannen. De vrouw slaapt dan op een matras in de kamer van haar zoon of dochter. Zij kookt voor de kinderen en de man eet dan mee. Partijen en de kinderen gaan elkaar zoveel mogelijk uit de weg. De vrouw is op zoek naar een huurwoning, maar is er nog niet in geslaagd die te vinden. De huidige situatie levert veel spanningen op, ook voor de inwonende kinderen van partijen die binnenkort examens moeten doen. Dat is voor alle betrokkenen niet langer houdbaar. Beide kinderen hebben schriftelijk verklaard dat zij bij hun moeder in [woonplaats 2] willen blijven wonen. De vrouw werkt dicht bij de woning in [woonplaats 2] . Haar familie woont in [plaats 1] (haar moeder) en [woonplaats 1] (haar zus). Alleen al vanwege de reistijd voor haar (en ook de kinderen) is het geen goede oplossing als zij voorlopig daar zou intrekken. Voor ‘birdnesting’ bestaat bij de vrouw geen draagvlak. De man gebruikt de woning momenteel slechts drie avonden/nachten, voornamelijk als slaapadres. De man kan dan ook terecht bij zijn ouders in [plaats 2] , waar hij bovendien zijn werkplaats heeft. Zij hebben een ruim huis met meerdere slaapkamers. De man heeft aangevoerd dat zijn ouders op leeftijd zijn en verblijf bij hen daarom niet wenselijk is. Dit heeft hij echter verder niet onderbouwd. De man heeft een kleine kamer in de woning in gebruik als kantoorruimte, maar zijn werkzaamheden als zelfstandig aannemer zijn voor het grootste deel niet administratief van aard. De administratie kan hij ook vanaf een ander adres bijwerken. Kortom: de man heeft voorlopig een alternatieve verblijfplaats, de vrouw heeft die niet. De duur van het voortgezet verblijf zal zoals gevorderd worden beperkt tot 12 maanden. Partijen of hun advocaten zullen in overleg moeten treden over de overdracht aan de man van zijn persoonlijke eigendommen zoals kleding, computer en de administratie van zijn bedrijf.
5.6.
Partijen zijn het er (nagenoeg) over eens welke kosten verband houden met de woning. De vrouw noemt in de dagvaarding de bewonerslasten die zij bereid is te betalen zodra en zolang zij zonder de man in de woning verblijft, te weten de hypotheekrente, OZB, gemeentelijke belastingen en energiekosten (gas, water en elektra). De man noemt daarnaast nog internet- en TV-abonnementen die volgens hem tot de bewonerslasten behoren. Daar heeft de vrouw geen bezwaar tegen geuit. Al deze kosten komen voor rekening van de vrouw, zodra de man de woning heeft verlaten. De vordering van de vrouw op dat punt zal worden toegewezen. Er bestaat geen aanleiding om, zoals de man vordert, de vrouw te veroordelen om die kosten aan de man te betalen. Uiteraard gelden deze voorzieningen met betrekking tot de woning totdat partijen anders afspreken of een rechter anders bepaalt.
Voorlopige kinderbijdragen
5.7.
De vrouw vordert van de man een voorlopige bijdrage van € 350,00 voor [minderjarige] en € 250,00 voor [meerderjarige] . [meerderjarige] is (jong)meerderjarig. De vrouw heeft een machtiging van [meerderjarige] overgelegd, waarin deze de vrouw machtigt om namens [meerderjarige] op te treden in een procedure bij de rechtbank en het nodige te doen ter verkrijging van een voorlopige bijdrage van de man in haar kosten van levensonderhoud en studie. Voor de hoogte van de bijdragen heeft de vrouw een alimentatieberekening overgelegd en verwezen naar de jaarstukken van de man over 2020, haar loonstroken over 2022 en de meest recente beschikkingen met betrekking tot toeslagen 2022.
5.8.
De man heeft de berekening van de vrouw betwist en er onder meer op gewezen dat hij de zorgverzekering voor beide kinderen betaalt. Hij vindt de gevorderde bijdragen te hoog en acht een bijdrage van € 100,00 per kind voldoende. Hij heeft er op gewezen dat de machtiging van [meerderjarige] slechts ziet op de vaststelling van de onderhoudsbijdrage, niet op een door de vrouw in te stellen vordering tot betaling. De man heeft verklaard dat hij bereid is ook aan [meerderjarige] € 100,00 per maand te betalen.
5.9.
De door partijen verstrekte gegevens over hun inkomen lopen uiteen. Het netto gezinsinkomen bedraagt volgens de vrouw € 4.542,00 en volgens de man € 4.141,00 per maand. De vrouw gaat uit van een maandelijkse behoefte van de kinderen van € 1.088,00, de man van € 840,00. Partijen hebben onvoldoende (recente) gegevens verstrekt om tot een juiste draagkrachtberekening te komen, daarom zal in dit kort geding worden uitgegaan van de laagste bedragen. De man heeft geen alimentatieberekening overgelegd. Gelet op deze gegevens komt een door de man te betalen voorlopige onderhoudsbijdrage van € 210,00 per maand per kind niet onredelijk voor. In een bodemprocedure kan eventueel een berekening worden gemaakt aan de hand van dan te verstrekken recente stukken.
Proceskosten
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van de tweede dag na betekening van dit vonnis gedurende 12 (twaalf) maanden bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de woning aan de [adres] , met bevel dat hij deze woning verder niet mag betreden en met machtiging van de vrouw om dit zo nodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
6.2.
veroordeelt de man om met ingang van de datum van zijn vertrek uit de woning € 210,00 per maand te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , totdat door de bodemrechter hierover is beslist,
6.3.
bepaalt dat de man met ingang van de datum van zijn vertrek uit de woning € 210,00 per maand dient te betalen aan [meerderjarige] als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, totdat door de bodemrechter hierover is beslist,
in conventie en in reconventie
6.4.
bepaalt dat met ingang van de datum van vertrek van de man uit de woning de werkelijke woonlasten, bestaande uit de hypotheekrente, de gemeentelijke belastingen en de (andere) gebruikerslasten van de woning zoals gas, water, licht, internet en tv-abonnementen, voor rekening komen van de vrouw,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MAH