ECLI:NL:RBAMS:2023:1659

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
13/254911-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan België in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met garanties voor detentieomstandigheden

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 23 mei 2022 door de substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Mexico in 1986, is gedetineerd in Nederland en heeft afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in België beoordeeld en vastgesteld dat er een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling bestond. Echter, België heeft garanties verstrekt over de detentieomstandigheden, waaronder voldoende leefruimte en toegang tot gezondheidszorg, waardoor dit gevaar is weggenomen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks het verweer van de raadsman dat de detentieomstandigheden in Antwerpen slecht zijn. De rechtbank oordeelde dat de garanties voldoende zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. J.G. Vegter als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/254911-22
RK nummer: 22/4579
Datum uitspraak: 8 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2022 door de substituut-procureur generaal bij het hof van beroep Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Mexico) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Zijn gemachtigd raadsman, mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam, die waarneemt voor zijn collega mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam, is wel verschenen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Bij tussenuitspraak van 21 december 2022 is het onderzoek heropend en is de beslissing over de overlevering aangehouden in afwachting van een eventuele wijziging in de situatie rondom de detentieomstandigheden. Hierbij is de termijn nogmaals verlengd, nu met 60 dagen. [3]
De rechtbank heeft, met instemming van partijen en in gewijzigde samenstelling, het onderzoek op 22 februari 2023 voortgezet in de stand waarin dat onderzoek zich op het moment van de schorsing bevond. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. G.R. Stolk.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Mexicaanse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 21 december 2022

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 21 december 2022 waarin zij al heeft geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de weigeringsgrond van artikel 12 OLW (onder 4), de strafbaarheid (onder 5) en de detentieomstandigheden in het kader van artikel 11 OLW (onder 6). De overwegingen en beslissingen in deze uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW - detentieomstandigheden

In de tussenuitspraak van 21 december 2022 is onder 6.4 onder meer overwogen:
Er is dus sprake van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon. De mogelijkheid bestaat echter dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. [4]
Bij brief van 19 januari 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven ten behoeve van [alias opgeëiste persoon] alias [opgeëiste persoon] :

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?[alias opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis Antwerpen (vleugel A).

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [alias opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
De raadsman heeft betoogd dat de verstrekte garantie betekenisloos is, omdat de detentie-omstandigheden in Antwerpen het slechtst zijn van heel België. De overlevering kan daarom niet worden toegestaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte individuele garantie voldoet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De garantie is verstrekt naar aanleiding van het hiervoor benoemde, eerder vastgestelde reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in detentie-instellingen in België en toegesneden op de opgeëiste persoon. Het niet nader onderbouwde verweer dat de garantie betekenisloos zou zijn, wordt verworpen.
Gelet op voornoemde garantie van de Belgische autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat het vastgestelde reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen.

5.Verzoek aanhouding, artikel 36 OLW

De raadsman heeft aangevoerd dat eerst de lopende Nederlandse strafzaak moet worden afgewikkeld, voordat op het overleveringsverzoek wordt beslist.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af. Het volgende is hiervoor redengevend. Zoals de officier van justitie terecht heeft betoogd, heeft de rechtbank op grond van de OLW niet de bevoegdheid een overleveringsverzoek te weigeren of een beslissing daarover aan te houden indien in Nederland nog een strafzaak loopt tegen de opgeëiste persoon (voor andere feiten dan die ten grondslag liggen aan het EAB). Een openstaande strafzaak kan wel een belemmering voor de feitelijke overlevering opleveren in de zin van artikel 36 OLW, maar die situatie komt pas aan de orde nadat is beslist dat de overlevering wordt toegestaan.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2, 10 en 10a Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]alias[alias opgeëiste persoon]aan de substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel E. van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22, zesde lid, OLW.
4.Artikel 11, tweede lid, OLW
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.