ECLI:NL:RBAMS:2023:1652

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
22/3069
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor tenuitvoerlegging van straf opgelegd in Duitsland op basis van Overleveringswet

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtsulpkamer, een beslissing genomen op een vordering ex artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering was ingediend door de officier van justitie op 10 juni 2022 en betreft een verzoek om toestemming voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan. Het verzoek is afkomstig van het Kantongerecht Duisburg-Ruhrort in Duitsland en betreft een overgeleverde persoon, geboren in 1988 in Duitsland, die de Duitse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Na navraag bij de verzoekende autoriteit is er een proces-verbaal van 6 december 2022 ontvangen, waaruit blijkt dat de overgeleverde persoon tijdens een verhoor uitleg heeft gekregen over de juridische situatie. De rechtbank concludeert dat de overgeleverde persoon de mogelijkheid heeft gehad om zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021.

Gezien de toereikendheid van de voorhanden zijnde stukken en de eerbiediging van de rechten van de verdediging, heeft de rechtbank besloten het verzoek toe te wijzen. De rechtbank verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor de tenuitvoerlegging van de straf die is opgelegd voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK-nummer: 22/3069
Datum beslissing: 22 maart 2023
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 10 juni 2022, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door het Kantongerecht Duisburg-Ruhrort, Duitsland, op
30 juni 2021 en betreft:
[overgeleverde persoon]
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] (Duitsland),
met de Duitse nationaliteit,
hierna te noemen: ‘de overgeleverde persoon’.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
Na navraag bij de verzoekende autoriteit met betrekking tot het hoorrecht van de overgeleverde persoon in deze procedure, is een proces-verbaal van 6 december 2022 van het
Amtsgericht Rheinbachtoegestuurd. Daaruit volgt dat de overgeleverde persoon bij dat verhoor uitleg heeft gekregen “over de feitelijke en juridische situatie volgens de nota van het Openbaar Ministerie Duisburg van 14.11.2022.” Deze nota (de rechtbank begrijpt: brief) zit ook in het dossier en ziet op de door de rechtbank per e-mailbericht van 8 juni 2022 gestelde vragen met betrekking tot het hoorrecht van de overgeleverde persoon in deze procedure. De overgeleverde persoon heeft hierop tijdens het verhoor van 6 december 2022 gereageerd (zonder inhoudelijk verweer te voeren).
De rechtbank leidt hieruit af dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. Een en ander zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. [1]
De voorhanden zijnde stukken zijn daarom toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan. De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor de tenuitvoerlegging van de straf opgelegd aan
[overgeleverde persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 22 maart 2023 door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.