ECLI:NL:RBAMS:2023:1650

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/13/729435 / JE RK 23-79
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 7 april 2023, en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) heeft verzocht om deze verlenging met een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarigen, de ouders en een vertegenwoordiger van JBRA zijn gehoord. De ouders hebben het ouderlijk gezag over de minderjarigen en de kinderen wonen bij de moeder.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie in het gezin complex is, vooral gezien de ernstige ziekte van de moeder, die momenteel onder behandeling is voor uitgezaaide kanker. De vader heeft recentelijk weer contact met zijn dochters kunnen opbouwen, maar er zijn zorgen over de invloed van de moeder op de kinderen en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en hen te ondersteunen in hun omgang met beide ouders.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen tot 7 april 2024, met de uitvoering door JBRA. De beschikking is mondeling gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens : C/13/729435 / JE RK 23-79
datum uitspraak: 2 maart 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
Jeugdbescherming RegioAmsterdam, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen JBRA,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] .

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , wonende te [woonplaats 1] ,

hierna te noemen de moeder,

[de vader] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van JBRA van 7 februari 2023.
Op 2 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige 1] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- mevrouw [naam] namens JBRA.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder. Bij beschikking van 29 maart 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 7 april 2023.

Het verzoek

JBRA heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
Aan het verzoek is ten grondslag gelegd dat de gronden nog aanwezig zijn en verlenging daarom noodzakelijk is. De zorgen over het loyaliteitsconflict van de kinderen spelen nog steeds. Hoewel de ouders zeggen open te staan voor hulp, komt deze hulpverlening onvoldoende van de grond. De moeder is ernstig ziek en om die reden in het ziekenhuis opgenomen geweest. De kinderen stonden toen frequent in contact met de vader en hadden wekelijks en in de weekends contact met hem. De kinderen spraken zich positief uit over de vader en ook de partner van de moeder heeft die omgang als steunend ervaren. Nadat de moeder medio december 2022 weer thuis is gekomen, is de houding van de kinderen ten aanzien van de vader veranderd. Met name bij [minderjarige 1] is dat te zien. De moeder (h)erkent de invloed van haar eigen onverwerkte emoties naar de vader op de kinderen niet. De vader reageert hier weer op door zich dwingend en belastend naar de kinderen op te stellen. Om dit patroon te doorbreken is begeleide omgang met de vader en opvoedondersteuning bij de moeder noodzakelijk. Op 9 maart 2023 gaat de hulpverlening bij De Oplossing Hulpverlening van start.

Het standpunt van de minderjarige [minderjarige 1] en de ouders

[minderjarige 1] heeft verklaard dat het goed gaat thuis. Ze vindt het jammer dat nu al een paar weken geen omgang met de vader is geweest. Ze wil de vader graag weer zien, maar daarvoor wil ze eerst het conflict – het liefst samen met mevrouw [naam] erbij – met haar vader uitpraten. Als er dan weer omgang met de vader is, zou ze het fijn vinden als daar wat flexibiliteit in komt. [minderjarige 2] heeft een kindbrief geschreven waarin staat dat ze het niet erg vindt als mevrouw [naam] in het gezin blijft helpen.
Beide ouders zijn het eens met het verzoek en staan ook achter de hulpverlening bij De Oplossing Hulpverlening. De moeder vindt het wel belangrijk dat dezelfde gezinsmanager betrokken kan blijven en ze niet steeds weer andere hulpverleners krijgen. De vader vindt het belangrijk dat hij wordt gehoord en hij zijn kinderen kan blijven zien.

De beoordeling

Alle betrokken partijen staan achter het verzoek van JBRA. Ook de kinderrechter is van oordeel dat een ondertoezichtstelling nog nodig is. De situatie in het gezin is complex. De moeder heeft uitgezaaide kanker en ondergaat momenteel pittige behandelingen om haar levensverwachting wat te kunnen verlengen. De vader heeft nadat hij lang geen contact heeft gehad met zijn dochters, sinds kort de banden met hen kunnen aanhalen. Zowel de meiden als de vader moeten nog wel wennen aan de verhouding vader – dochter. Het is goed als de hulpverlening daarbij betrokken blijft, om de prille omgang die is ontstaan te stabiliseren. Verder is belangrijk dat ouders leren communiceren over zaken die hun dochters aangaan en daarin samen beslissingen kunnen nemen, ook met het oog op een toekomst zonder de moeder. Daarvoor is van groot belang dat ouders hulpverlening krijgen van De Oplossing Hulpverlening. De kinderrechter begrijpt dat de moeder niet overvraagd moet worden en vertrouwt erop dat de gezinsmanager dat in het oog blijft houden. Hoewel beide ouders op dit moment van goede wil zijn, is de kinderrechter van oordeel dat het verplichte kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Sinds de moeder uit het ziekenhuis is, lijken de meiden weer in een loyaliteitsconflict te komen. Dan is temeer van belang dat de gezinsmanager de ouders kan (bij)sturen indien nodig.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
  • Het lukt de ouders gezamenlijk beslissingen te nemen over de opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderen krijgen de hulp die zij nodig hebben om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen;
  • De kinderen hebben onbelast contact met beide ouders en hebben geen last van de spanningen die de ouders onderling met elkaar hebben;
  • De ouders krijgen psycho-educatie en begeleiding zodat zij goed kunnen aansluiten bij wat [minderjarige 1] nodig heeft.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 7 april 2024, uit te voeren door Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren als griffier en in het openbaar uitgesproken op
2 maart 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam