ECLI:NL:RBAMS:2023:1640

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
13/182004-21 + 13/701222-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne en witwassen van crimineel geld

Op 13 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 113,93 kilogram cocaïne en het witwassen van € 412.025,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 juli 2021 in Amsterdam betrokken was bij de drugshandel en het witwassen van crimineel geld. Tijdens de zittingen op 20, 25 en 27 januari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij het vervoeren en aanwezig hebben van de cocaïne, die in een woning werd aangetroffen. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van de drugs en het geld, en er was sprake van beschikkingsmacht over deze voorwerpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/182004-21 (onderzoek Guerrero) + 13/701222-19 (tul)
Datum uitspraak: 13 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende op het [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 20, 25 en 27 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en van wat de gemachtigd raadslieden van verdachte, mr. C.C. Polat en mr. V.A. van Biljouw (waarnemend voor mr. Polat), naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 8 juli 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. het medeplegen van het telen/bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren, in ieder geval opzettelijk aanwezig hebben, van 113,93 kilogram cocaïne;
2. het medeplegen van het witwassen van € 412.025.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Feiten en omstandigheden
De volgende feiten kunnen op grond van de het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de zitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van deze strafzaak.
Aanloop en parkeergarage
Op 8 juli 2021 zien verbalisanten een Volkswagen Up met kenteken [kenteken 1] rijden op de A4. Achter deze auto rijdt een Volkswagen Up met kenteken [kenteken 2] . Naar aanleiding van een ANPR-hit op de eerste auto volgen verbalisanten beide voertuigen. Vervolgens zien verbalisanten dat de tweede auto de ondergrondse parkeergarage van de flat aan de [adres 2] in Amsterdam inrijdt. [naam 1] bestuurt deze auto en [naam 2] is de bijrijder. Kort hierna loopt [medeverdachte 2] vanuit het trappenhuis van de flat richting de parkeergarage. [naam 2] stapt uit de auto en loopt samen met [medeverdachte 2] naar het trappenhuis. Even later lopen [naam 2] en [medeverdachte 2] weer richting de auto, waarna [medeverdachte 2] wegloopt. Verbalisanten lopen naar de auto om de inzittenden staande te houden. Op dat moment ziet [verbalisant 1] dat [naam 1] een met geelkleurig tape omwikkeld blok in zijn handen heeft en dat van zich af gooit, waarna het terechtkomt op de grond voor de bestuurdersstoel. Later wordt vastgesteld dat het om een blok cocaïne gaat. [naam 2] , [naam 1] en [medeverdachte 2] worden aangehouden.
Situatie in de woning
Bij de aanhouding worden in de trui van [medeverdachte 2] twee telefoons aangetroffen. Ook houdt [medeverdachte 2] een sleutel in zijn hand. De sleutel blijkt te passen op de woning aan de [adres 2] . [verbalisant 2] opent de voordeur van deze woning met de sleutel die bij [medeverdachte 2] is aangetroffen. Wanneer de verbalisanten de woning betreden, treffen zij verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aan.
In de woning zien de verbalisanten het volgende. In slaapkamer B zijn [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] aanwezig. Er staat een geldtelmachine aan. [medeverdachte 1] zit achter de geldtelmachine en is geld aan het tellen. [medeverdachte 5] zit naast [medeverdachte 1] en is geld aan het stapelen. Op het bed in deze kamer liggen stapels gebundelde geldbiljetten. In de openstaande kast achter [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] liggen tientallen blokken. Op een plank in slaapkamer B ligt een opengesneden blok met daarnaast een bord met poederresten. In deze kamer worden in totaal 109 blokken aangetroffen, die positief zijn getest op cocaïne. Het geld dat is aangetroffen bedraagt
€ 412.025,-. Verder wordt in deze slaapkamer een vacumeerapparaat en verpakkingsmateriaal aangetroffen.
[medeverdachte 3] wordt in slaapkamer D aangetroffen. Verdachte komt op het moment van binnentreden door de verbalisanten uit het toilet lopen. [medeverdachte 4] zat samen met [medeverdachte 6] aan de tafel te eten in de woonkamer met open keuken. In deze keuken wordt een schaal met daarop wit poeder, een pasje en een opgerold vijftig eurobiljet aangetroffen. Net nadat de politie de woning heeft betreden, komt [medeverdachte 7] de woning binnen met zijn eigen sleutels.
Relatie tot elkaar en de woning
Vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 1] de eigenaar is van de woning aan de [adres 2] . Hij heeft hier vroeger zelf gewoond en bezoekt de woning nog regelmatig. [medeverdachte 1] verhuurde kamers in de woning. [medeverdachte 7] huurde slaapkamer A en [medeverdachte 3] huurde slaapkamer D. In deze slaapkamers zijn geen voor deze zaak relevante voorwerpen aangetroffen. [medeverdachte 5] verbleef ook een aantal dagen in de woning. Verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , en [medeverdachte 6] waren geen huurders. In algemene zin kan verder worden vastgesteld dat alle verdachten elkaar in meer of mindere mate – direct of indirect – kenden en/of met elkaar samenwerkten.
De gesprekken op de iPhone SE
Een van de telefoons die bij [medeverdachte 2] is aangetroffen, een iPhone SE, is onderzocht. Op de telefoon zijn berichten aangetroffen. De persoon die de berichten via deze telefoon verstuurt, gebruikt de naam [fake naam 1] . Op 8 juli 2021 – de dag van aanhouding – wordt er een gesprek gevoerd over de verkoop van een partij ‘ [naam 3] ’. Op de telefoon zijn verder foto’s aangetroffen van blokken. Deze foto’s zijn vergeleken met de aangetroffen blokken cocaïne in de woning. De politie heeft geverbaliseerd dat de blokken op de foto’s overeenkomen met de aangetroffen blokken in de woning.
Camerabeelden
In het dossier zijn de camerabeelden van 8 juli 2021 uit de parkeergarage en bij de lift op de begane grond beschreven. De politie heeft op de camerabeelden onder andere – kort samengevat – het volgende waargenomen. Om 08:19 uur lopen verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] de lift uit. Ze lopen naar buiten. Rond 12:20 uur komen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] de garage inlopen. Om 12:45 uur lopen zij weer naar buiten, waarna de Peugeot van [medeverdachte 1] de garage inrijdt en parkeert. [medeverdachte 5] stapt uit aan de bestuurderszijde en [medeverdachte 1] aan de bijrijderszijde. Om 12:53 uur komen verdachte en [medeverdachte 4] lopend de parkeergarage binnen. Zij voegen zich bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . De achterdeuren van de Peugeot gaan open en er worden meerdere tassen vanuit de auto naar de ingang van de flat gedragen. De politie schrijft op dat de tassen redelijk zwaar ogen. Om 12:57 uur verlaat de Peugeot de garage weer. Om 14:39 uur rijdt [medeverdachte 1] met een Volkswagen Caddy de garage in en parkeert. [medeverdachte 1] stapt uit en loopt richting de ingang van de flat. [medeverdachte 5] komt de garage inlopen en [medeverdachte 1] loopt weer terug naar de Caddy. [medeverdachte 1] draagt een donkere tas en brengt deze naar de Caddy. De politie schrijft op dat deze tas nogal zwaar oogt. Om 14:43 uur lopen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] met een lege tas vanaf de auto terug naar de flat. [medeverdachte 1] rijdt met de Caddy de garage uit. Om 15:21 uur komt [medeverdachte 2] binnen en gaat de lift in. Om zowel 16:33 uur als 18:49 uur rijdt er een zwarte Volkswagen Up de garage in waarmee [medeverdachte 1] contact maakt.
Verder blijkt uit het dossier dat de tijdstippen op de beelden elf minuten voorlopen op de daadwerkelijke tijd.
Uit het dossier blijkt niet dat de tassen die uit de Peugeot zijn geladen, in de woning zijn gevonden. Uit het dossier valt ook niet op te maken waar de tassen wel heen zijn gebracht of wat de inhoud van de tassen is geweest.
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag slechts in de woning was om een klus met een van de medeverdachten te bespreken. Deze persoon doet timmermanswerkzaamheden in de woning van verdachte. Verdachte is alleen in de woonkamer en in het toilet geweest. Er is hem verder niets bijzonders opgevallen in de woning.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is, kort gezegd, of verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de in de woning aangetroffen 113,93 kilogram cocaïne en het aangetroffen geldbedrag van € 412.025,- en zo ja, of hij zich ook schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van dat bedrag.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van 113,93 kilo cocaïne en het medeplegen van het witwassen van € 412.025,-. Verdachte had wetenschap van de in de woning aanwezige verdovende middelen en het geldbedrag. Hij had daar ook beschikkingsmacht over.
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat op basis van de camerabeelden, in samenhang bezien met de berichten op de telefoons, is op te maken dat de cocaïne op 8 juli 2021 naar de woning is gebracht. Op de beelden is te zien dat hierbij verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] betrokken zijn geweest. Bovendien had verdachte zelf ook cocaïne op zak. Het is daarnaast volstrekt ongeloofwaardig dat willekeurige personen zouden worden toegelaten in een woning waar op dat moment cocaïne met een straatwaarde van meer dan drie miljoen ligt. Verdachte heeft ook geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van het geld in de woning terwijl dat van hem, gelet op de omstandigheden, wel mag worden verlangd. Hij heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de verdovende middelen en het geld in de kamer. De enkele aanwezigheid van verdachte in de woning is daarvoor onvoldoende. De verdovende middelen en het geld lagen in een aparte kamer. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de deur van deze kamer openstond. Ook als de deur open stond of op een kier, is het maar de vraag of het geluid van een geldtelmachine in de gehele woning te horen was. Dat er een chemische geur in de woning hing valt ook niet vast te stellen, nu niet alle verbalisanten daarover iets hebben opgeschreven. Zelfs als er wel een geur aanwezig was, zegt dat nog niets over de wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Bovendien was verdachte ziek en rook hij niets.
Dat er een wikkel cocaïne bij verdachte zou zijn aangetroffen, volgt niet uit het dossier. Maar ook in het geval dat er wel een wikkel bij verdachte zou zijn aangetroffen, impliceert dat geen wetenschap van de blokken cocaïne. Ook kan op basis van het dossier niet de conclusie worden getrokken dat in de tassen die verdachte heeft gedragen, verdovende middelen zaten. Bovendien strookt de tijdlijn van de berichten uit de telefoon die bij [medeverdachte 2] is aangetroffen, niet met hetgeen op de camerabeelden te zien is. Tot slot heeft verdachte al in een vroeg stadium een consistente verklaring afgelegd over de reden waarom hij in de woning was.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 113,92 kilogram cocaïne
De rechtbank overweegt als volgt.
De iPhone SE - drugstelefoon
Vastgesteld kan worden dat de iPhone SE die onder [medeverdachte 2] in beslag is genomen, een telefoon betreft waarop gesprekken worden gevoerd in het kader van de handel in drugs. Zo verstuurt de gebruiker van de iPhone SE met het account ‘ [fake naam 2] ’ berichten als ‘kan je [naam 3] kwijt’, ‘een stuk of 100’, ’46x diamand 11xw’, ‘but [naam 4] is finished’, ‘rest is verkocht’ en stuurt hij foto’s van blokken die eruit zien als blokken cocaïne en die deels ook lijken op de – geteste – blokken cocaïne die later in de woning zijn aangetroffen. Op basis van de aangetroffen berichten in de telefoon en hetgeen de verbalisanten in de parkeergarage waarnemen, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] in de avond van 8 juli 2021 vanuit de woning aan de [adres 2] een blok cocaïne heeft verkocht en dat daarover voorafgaand met [naam 2] via deze telefoon afspraken zijn gemaakt.
Door wie werd de telefoon gebruikt?
De iPhone SE is in de avond van 8 juli 2021 bij [medeverdachte 2] aangetroffen. Uit de gesprekken op de iPhone SE blijkt dat er in de ochtend van 8 juli 2021 al wordt gevraagd door [fake naam 2] : ‘kan je [naam 3] kwijt?’. In de middag wordt gesproken over hoeveel blokken er nog beschikbaar zijn. Ook wordt er gesproken over een zwarte Volkswagen Up die eerder die dag door [naam 5] naar [fake naam 2] is gestuurd. Uit de camerabeelden blijkt dat op 8 juli 2021 om 16:30 uur [medeverdachte 1] contact maakt met de bestuurder van een zwarte Up. Hieruit leidt de rechtbank af dat de iPhone SE niet alleen door [medeverdachte 2] , maar ook door anderen in de groep werd gebruikt in het kader van de handel in drugs.
Zat er cocaïne in de tassen?
De rechtbank stelt ook vast dat het niet anders kan dan dat zich in de tassen die in de middag van 8 juli 2021 uit de Peugeot werden geladen, cocaïne bevond. Dit leidt de rechtbank af uit de chatberichten op de iPhone SE in samenhang met wat de politie op de camerabeelden heeft gezien. Zo schrijft [fake naam 2] om 11:38 uur ‘heb ze met een uurtje bro’. Vervolgens schrijft hij om 12:43 uur ’30.5’ en om 12:44 uur ‘heb ze net binnen bro’.
Op de camerabeelden heeft de politie gezien dat net daarvoor – na een correctie van elf minuten op de tijdsregistratie van de beelden – om 12:40 uur (in plaats van 12:51 uur) [medeverdachte 5] met [medeverdachte 1] in een Peugeot de parkeergarage inrijdt en parkeert. Twee minuten later, na correctie om 12:42 uur, lopen verdachte en [medeverdachte 4] de garage binnen. Vervolgens gaan de achterdeuren van de Peugeot open en dragen verdachte en zijn medeverdachten de tassen naar de ingang van de flat. De berichten in de iPhone SE sluiten daarmee precies aan op hetgeen op de camerabeelden te zien is.
Rol verdachte
Deze constatering, gecombineerd met het feit dat diezelfde avond een groot aantal blokken cocaïne in de woning is aangetroffen, maakt dat het niet anders kan dan dat zich in de tassen in de Peugeot cocaïne bevond en dat deze cocaïne naar de woning is gebracht. Verdachte heeft zich dus beziggehouden met het uitladen van tassen waarin drugs zat. Bovendien is in de avond door [medeverdachte 2] (in vereniging) vanuit de woning een blok cocaïne verkocht dat grote gelijkenis vertoont met een deel van de blokken die zijn aangetroffen in de woning. Dit blok was afkomstig uit een slaapkamer van de woning waar 113,93 kilogram cocaïne werd aangetroffen en een geldbedrag van € 412.025,-. Verdachte bevond zich ook in die woning. Uit al het voorgaande blijkt dat verdachte onderdeel uitmaakte van een groep die zich bezighield met de handel in drugs. De rechtbank acht het bovendien onaannemelijk dat een willekeurig persoon wordt gevraagd om mee te helpen met het uitladen van tassen waarin verdovende middelen zitten.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte wetenschap had van de in de woning aangetroffen 113,93 kilogram cocaïne. Uit de handelingen die verdachte heeft verricht, te weten het op meerdere tijdstippen aanwezig zijn in het appartementencomplex aan de [adres 2] en in de woning op 8 juli 2021 en het uitladen van de tassen, leidt de rechtbank ook beschikkingsmacht af. De rechtbank vindt, gelet op al het voorgaande, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van 113,93 kilogram cocaïne.
4.4.2
Het medeplegen van eenvoudig witwassen
Aan verdachte is ook tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (eenvoudig) witwassen van € 412.025,-. Dit geld is, net als de verdovende middelen, aangetroffen in slaapkamer B van de woning aan de [adres 2] , terwijl [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] (een deel van) het geld aan het tellen en stapelen waren.
Beschikkingsmacht
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen allereerst zal moeten worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het geldbedrag en daar ook beschikkingsmacht over had. De rechtbank vindt dat daar sprake van is. Uit de iPhone SE die bij [medeverdachte 2] is aangetroffen, blijkt dat sprake is van grootschalige drugshandel waarbij cash wordt betaald. Verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hielden zich, gelet op het eerder overwogene, met deze handel bezig. De 113,93 kilogram cocaïne is aangetroffen in de slaapkamer waar zich ook het geldbedrag van € 412.025,- bevond. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het geldbedrag van € 412.025,- en daar ook beschikkingsmacht over had.
Witwassen
De rechtbank heeft zojuist al vastgesteld dat verdachte zich samen met anderen bezig hield met drugshandel. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugshandel gepaard gaat met (grote hoeveelheden) contant geld. Dat dit ook hier het geval was, volgt ook uit de chatberichten op de iPhone SE, waarin gezegd wordt ‘cash deal wel bro’. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , en verdachte hielden zich, gelet op het eerder overwogene, met deze handel bezig. Dit maakt dat ten aanzien van het in de slaapkamer aangetroffen geldbedrag, dat door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] geteld en gestapeld werd, geen andere conclusie mogelijk is dan dat dit afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf, namelijk de handel in drugs. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onaannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten € 412.025,- (eenvoudig) heeft witgewassen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 8 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 113,93 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 2:
op 8 juli 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 412.025 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 (zes) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van ruim 113 kilo cocaïne en het witwassen van € 412.025,-. Dit zijn zeer ernstige feiten. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd. Ook leidt de verkoop van dergelijke grote hoeveelheden drugs tot andere vormen van criminaliteit. Met de handel in drugs wordt veel geld verdiend en toepassing van geweld ter bescherming van deze handel wordt doorgaans niet geschuwd. Door het plegen van deze strafbare feiten heeft verdachte indirect aan deze negatieve consequenties bijgedragen. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een ernstige bedreiging voor de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Ook een feit als witwassen werkt het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand. De rechtbank rekent dit verdachte aan en een forse gevangenisstraf is daarom op zijn plaats.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 11 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke misdrijven. Zo is hij op 23 januari 2020 veroordeeld voor cocaïnehandel. Dat betekent dat sprake is van recidive, een strafverzwarende omstandigheid. Uit het reclasseringsrapport van 12 januari 2023 blijkt dat verdachte werk heeft, geen financiële problemen heeft en over een steunend familienetwerk beschikt. Wel is bij verdachte sprake van criminogene factoren, die bestaan uit zijn psychisch functioneren en zijn sociale netwerk. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet geen ruimte voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, gelet op de ernst van de misdrijven.
LOVS-oriëntatiepunten
Tot slot heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van de rechtspraak (LOVS-oriëntatiepunten). Hierin wordt als oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van harddrugs met een gewicht van meer dan twintig kilo een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftig maanden genoemd. De oriëntatiepunten voor fraude noemen bij een bedrag tussen € 250.000,- en € 500.000,- een gevangenisstraf tussen de twaalf en achttien maanden.
Op te leggen straf
De specifieke rol van verdachte is in deze zaak niet geheel duidelijk geworden. Verdachte heeft de rechtbank hierin geen enkel inzicht willen geven, omdat hij zijn aandeel volledig heeft ontkend. Gelet op het samenwerkingsverband en de onduidelijkheid over de rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachten, zal de rechtbank bij de straftoemeting aansluiten bij de straffen die aan de medeverdachten worden opgelegd. De rechtbank ziet geen reden om bij de straftoemeting (erg) af te wijken van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten. Wel ziet de rechtbank reden om aan verdachte een hogere straf op te leggen dan zijn medeverdachten, nu bij hem sprake is van recidive. Alles in overweging nemende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 13 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/701222-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 23 januari 2020 van de meervoudige kamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

10.Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte is op 16 februari 2022 geschorst zonder einddatum. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Daarnaast constateert de rechtbank dat verdachte de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden door niet op de oproep van justitie voor deze zitting te verschijnen. Het bevel tot schorsing zal daarom worden opgeheven.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
medeplegen van eenvoudig witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de bij genoemd vonnis van 23 januari 2023 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden.
Heft ophet bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. E.G.C. Groenendaal en A.M. Grüschke, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 maart 2023.
[...]
[...]
[...]
[...]