In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1984, heeft de rechtbank Amsterdam op 13 maart 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het telen, bereiden, verkopen en vervoeren van 113,93 kilogram cocaïne, evenals het witwassen van € 412.025,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. R. Willemsen, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.M.C. Glismeijer, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
Tijdens de zittingen op 20, 25 en 27 januari 2023 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er bewijs was dat de verdachte aanwezig was in de woning waar de cocaïne en het geld werden aangetroffen, er onvoldoende bewijs was voor wetenschap en beschikkingsmacht over deze middelen. De verdachte was huurder van een slaapkamer in de woning, maar er was geen bewijs dat hij betrokken was bij de drugshandel of het witwassen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder cocaïne en geld, onttrokken aan het verkeer, aangezien deze verband hielden met de misdrijven waarvan de verdachte was vrijgesproken. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 36d van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, onder leiding van voorzitter mr. J.G. Vegter, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.