ECLI:NL:RBAMS:2023:1627
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geldbedrag in het kader van witwasonderzoek
Op 21 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van een klager, die in het strafvorderlijk onderzoek betrokken was bij een inbeslagname van een geldbedrag van € 441.160,10. Dit bedrag was op 7 juli 2020 in beslag genomen bij de ABN AMRO Bank in het kader van een onderzoek naar valsheid in geschrift en witwassen. De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. I.R. Rigter, verzocht om teruggave van het in beslag genomen geld, stellende dat het belang van strafvordering zich niet langer tegen teruggave verzet. De rechtbank heeft het klaagschrift behandeld in een openbare raadkamer op 7 maart 2023, waarbij de klager, zijn raadsman en de officier van justitie zijn gehoord.
De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave, stellende dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter het in beslag genomen geldbedrag later zal verbeurd verklaren. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het onderzoek naar de klager nog niet is afgerond en dat er sprake is van een grootschalig witwasonderzoek met internationale componenten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van het geldbedrag, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming is gedaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard, met de overweging dat de klager ontvankelijk was in zijn beklag en dat de voortzetting van het beslag niet disproportioneel is. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.