ECLI:NL:RBAMS:2023:1624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/13/699122 / FA RK 21-1699
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksvermogen en verzoeken omtrent auto en bruidsgoud in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 16 februari 2023 een beschikking gegeven in het kader van de verdeling van huwelijksvermogen tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Westerveld, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Peters, hebben tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2023 gedeeltelijk overeenstemming bereikt, maar er bleven nog enkele geschilpunten over, waaronder de verdeling van een auto, bruidsgoud en de draagplicht van schulden aan de moeder van de vrouw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om te oordelen over het verzoek tot verdeling, en dat het Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogen van partijen, aangezien de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft en de man de Egyptische nationaliteit. De peildatum voor de verdeling is vastgesteld op 17 maart 2021, de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend.

Wat betreft de auto heeft de vrouw verzocht deze aan haar toe te delen tegen een waarde van € 4.300,-, maar de rechtbank heeft de waarde geschat op € 4.800,- en de auto aan de vrouw toegewezen onder de verplichting om € 2.400,- aan de man te betalen. De verzoeken van de vrouw met betrekking tot het bruidsgoud zijn afgewezen, omdat de rechtbank niet kon vaststellen wie van partijen over het goud beschikte. Ook het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot betaling van de helft van haar schulden aan haar moeder is afgewezen, omdat onvoldoende bewijs werd geleverd dat er nog sprake was van een schuld op de peildatum.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/699122 / FA RK 21-1699 (LB/SV)en C/13/706996 / FA RK 21-5652 (LB/SV)
Beschikking van 16 februari 2023 betreffende de verdeling
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Westerveld,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. D.G. Peters,

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 6 juli 2022;
- de akte uitlating samenstelling en verdeling gemeenschap van goederen van de zijde van de vrouw;
- akte uitlating verdeling gemeenschap van goederen van de zijde van de man.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Arabische taal.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling gedeeltelijk overeenstemming bereikt. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt, waarin is vermeld dat partijen hun verzoeken die daarop betrekking hebben, hebben ingetrokken
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Thans liggen nog aan de rechtbank voor de verzoeken van partijen met betrekking tot de verdeling van de auto en het bruidsgoud en de draagplicht van de schulden aan de moeder van de vrouw.
2.2.
Bevoegdheid
2.2.1.
Zoals overwogen in de beschikking van 6 juli 2022 is de rechtbank bevoegd op het verzoek tot verdeling kennis te beslissen.
2.3.
Toepasselijk recht
2.3.1.
Aan de rechtbank ligt nog voor de vraag welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogen van partijen. Het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (hierna: het Verdrag) is van toepassing. Partijen hadden ten tijde van de huwelijkssluiting geen gemeenschappelijke nationaliteit. De vrouw had de Nederlandse nationaliteit en de man had de Egyptische nationaliteit. Partijen hebben geen eerste huwelijksdomicilie gevestigd in de zin van het Verdrag. Partijen zijn gehuwd in Egypte, waarna de vrouw naar Nederland is teruggekeerd. De man heeft zich vervolgens 10 maanden later bij de vrouw in Nederland gevestigd waar partijen vervolgens hun gehele huwelijksduur hebben gewoond. De man heeft in 2020 de Nederlandse nationaliteit verkregen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het huwelijksvermogensregime van partijen het nauwst verbonden is met het Nederlandse recht. Op grond van artikel 4, lid 3 van het Verdrag is daarom het Nederlands recht van toepassing. Dit betekent dat partijen gehuwd zijn de in algehele gemeenschap van goederen.
2.4.
Peildatum
2.4.1.
De peildatum voor de omvang en samenstelling van de huwelijksgemeenschap is de datum waarop het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank is binnengekomen, te weten 17 maart 2021. De peildatum voor de waardering is de datum waarop de verdeling plaatsvindt dan wel een datum daar zo dicht mogelijk bij gelegen, te weten de datum van deze beschikking. Een uitzondering daarop vormen de banksaldi en de schulden. Dezen worden per 17 maart 2021 in de verdeling betrokken.
2.5.
De auto
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht de auto aan haar toe te delen tegen een waarde van € 4.300,-. De vrouw heeft daartoe gesteld dat uit de overgelegde koerslijst weliswaar een waarde blijkt van € 5.300,-, maar dat dat de waarde is zonder schade. De auto van partijen heeft schade, waardoor de waarde lager is.
2.5.2.
De man heeft de gestelde waarde van de auto betwist. Volgens de man klopt het dat de auto in maart 2021 wat schade had, maar was deze schade niet zodanig dat afgeweken moet worden van de koerslijst.
2.5.3.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de auto aan de vrouw kan worden toegedeeld. Wel is de waarde van de auto in geschil. De rechtbank schat de waarde van de auto in redelijkheid op € 4.800,-. Daartoe overweegt de rechtbank dat de overgelegde waardebepaling dateert van juni 2021, terwijl de huidige waarde van de auto in de verdeling moet worden betrokken. Dat er sprake is van zodanige schade aan de auto dat van een nog lagere waarde moet worden uitgegaan, is door de vrouw tegenover de betwisting door de man, onvoldoende onderbouwd gesteld. De rechtbank zal de auto aan de vrouw toedelen, onder de verplichting € 2.400,- aan de man te voldoen.
2.6.
Bruidsgoud
2.6.1.
De vrouw heeft verzocht de man te veroordelen de bruidssieraden die te zien zijn op de door de vrouw overgelegde foto’s aan de vrouw af te geven op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat hij daarmee in gebreke blijft. De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de man de bruidssieraden uit de woning heeft meegenomen. De sieraden die al door de man zijn teruggegeven zijn de sieraden die de vrouw al voor het huwelijk bezat.
2.6.2.
De man heeft verweer gevoerd en heeft betwist dat hij over de bruidssieraden beschikt. De man heeft gesteld dat hij alles heeft afgegeven wat hij heeft. Volgens de man heeft de vrouw het goud onder zich. De man kan niet afgeven wat hij niet onder zich heeft en daarom kan een dwangsom niet aan de orde zijn.
2.6.3.
De rechtbank overweegt dat beide partijen zich op het standpunt stellen dat de andere partij over het bruidsgoud beschikt. Dat uit een WhatsApp gesprek zou blijken, zoals door de vrouw is gesteld, dat de man haar voorhuwelijkse gouden sieraden heeft teruggegeven, levert geen bewijs op dat de man nog over het tijdens het huwelijksfeest geschonken goud beschikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw tegenover de gemotiveerde betwisting door de man haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Nu de rechtbank niet in staat is vast te stellen wie van partijen over het bruidsgoud beschikt, wijst de rechtbank de verzoeken af.
2.7.
Schulden vrouw
2.7.1.
De vrouw heeft gesteld dat zij schulden heeft bij haar moeder. Op de peildatum was de schuldenlast € 16.430,39 groot. De vrouw heeft aangevoerd dat dit geld in de woning is geïnvesteerd, voor de aankoop van de auto is gebruikt en gebruikt is voor inlossing van de debetstand op de bankrekening. De vrouw verzoekt de man te veroordelen de helft van de schuld aan haar te vergoeden.
2.7.2.
De man heeft de hoogte van de schulden betwist. Volgens de man leende de vrouw vaak geld, maar werd dit ook weer terugbetaald. Dit blijkt volgens de man ook uit de door de vrouw overgelegde producties. Daarnaast lijken sommige bedragen op de overgelegde bankafschriften een gift te zijn of anders een terugbetaling. Het lijkt alsof er voor de peildatum € 400 is geleend, maar ook weer is afbetaald voor advocaatkosten.
De man betwist in ieder geval dat er geld is geleend voor de aanschaf van de auto. De man heeft de aanbetalingen voor de aanschaf van de auto gedaan en de rest is maandelijks per bank voldaan. De vrouw moet alle bankafschriften waaruit bij- en afboekingen blijken overleggen, aldus de man
2.7.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De door de vrouw overgelegde productie 14 ziet op een door haar moeder aangegane persoonlijke lening. Uit deze productie blijkt niet dat de moeder van de vrouw een bedrag aan de vrouw heeft geleend. Uit de overgelegde productie 15 blijkt dat de moeder diverse bedragen aan de vrouw heeft overgemaakt. Echter, bij de overboekingen ontbreekt een omschrijving en ook zijn er geen leenovereenkomsten overgelegd. Dat haar moeder geld aan de vrouw heeft geleend blijkt daar dan ook niet uit. Productie 16 geeft een debetstand op de bankrekening van de vrouw weer. Ook blijkt er een overboeking van de moeder van de vrouw aan de vrouw van € 2.000,- maar er ontbreekt een omschrijving en/of onderliggende leenovereenkomst. In ieder geval blijkt uit geen enkel stuk dat er op de peildatum nog sprake was van een schuld aan de moeder. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw daarom af.
2.8.
Bewijsaanbod
2.8.1.
De vrouw heeft aangeboden om bewijs te leveren van wat door haar is gesteld ten aanzien van het bruidsgoud en de schulden. De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de vrouw haar stellingen, gelet op de gemotiveerde betwisting van de man, onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank komt daarom niet toe aan bewijslevering. Daarnaast ziet de rechtbank in het aanbod van de vrouw geen concrete aanduiding van de specifieke feiten en omstandigheden waarop het aanbod betrekking heeft, zodat ook om die reden aan het bewijsaanbod voorbij wordt gegaan.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
deelt de auto toe aan de vrouw, onder de verplichting € 2.400,- aan de man te voldoen;
3.2.
verklaart de beslissing met betrekking tot de auto uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 16 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.