ECLI:NL:RBAMS:2023:1616

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
C/13/719856 / FA RK 22-4176
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot minderjarige kinderen

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, die op 16 september 2009 in Meknes, Marokko, zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. el Yaakoubi, heeft op 7 juli 2022 een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding, waarop de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Peters, op 22 september 2022 heeft gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 januari 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door tolken in de Arabische taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, hetgeen door de man niet is betwist. Aangezien beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten, is de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding, en is Nederlands recht van toepassing.

De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te wijzen en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij haar te bepalen, toegewezen. De man heeft geen verweer gevoerd tegen deze verzoeken. Daarnaast heeft de rechtbank het aangehechte ouderschapsplan, dat door partijen is opgesteld, opgenomen in de beschikking. De vrouw heeft ook verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, maar dit verzoek is afgewezen omdat de man, die leeft van een AOW-uitkering, geen draagkracht heeft.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/719856 / FA RK 22-4176
Beschikking d.d. 13 februari 2023 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. el Yaakoubi, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. D.G. Peters, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 7 juli 2022;
- het verweerschrift van de man, ingekomen op 22 september 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat, bijgestaan door een tolk in de Arabische taal;
  • de man met zijn advocaat, bijgestaan door een tolk in de Arabische taal.
1.3.
Na de mondelinge behandeling zijn, zoals afgesproken, nog de volgende stukken ontvangen:
 een F9-formulier d.d. 30 januari 2023 van de zijde van de vrouw.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 16 september 2009 te Meknes, Marokko. Partijen hebben de Marokkaanse en de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats] (Marokko).
2.3.
De minderjarigen hebben geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om hun mening kenbaar te maken.
2.4.
Scheiding
2.4.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De man heeft de gestelde duurzame ontwrichting niet betwist.
2.4.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.4.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.4.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.4.5.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld en overhandigd aan de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank begrijpt dat partijen verzoeken het ouderschapsplan op te nemen in de te wijzen beschikking. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.
2.5.
Huurrecht
2.5.1.
De vrouw heeft na de mondelinge behandeling het verzoek ingediend om het huurrecht van de echtelijke woning aan haar toe te wijzen.
2.5.2.
De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
2.5.3.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
2.5.4.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.5.5.
De rechtbank zal conform het verzoek van de vrouw beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond.
2.5.
Verblijfplaats
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn.
De man heeft zich daartegen niet verweerd.
2.5.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
2.5.3.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet.
2.6.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.6.1.
De man heeft verzocht een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) vast te stellen.
2.5.6.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
2.5.7.
Nu de rechtbank het ouderschapsplan zal aanhechten aan deze beschikking, waarin afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling, wijst de rechtbank het verzoek tot vaststellen van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wegens gebrek aan belang af.
2.6.
Kinderbijdrage
2.6.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) vast te stellen van € 587,50 per maand per kind. De vrouw heeft geen recente inkomensgegevens van de man ontvangen. Bij gebrek aan wetenschap schat de vrouw de behoefte van de kinderen op € 1.175,- per maand en acht de man in staat om dit te kunnen betalen.
2.6.2.
De man heeft daartegen als verweer gevoerd dat hij geen draagkracht heeft. De man leeft van een AOW-uitkering. Daarnaast maakt de man veel kosten met name voor [minderjarige 1] die leukemie heeft en daarom naar speciaal onderwijs in Hoofddorp gaat. Ook brengt en haalt hij haar voor controles in het ziekenhuis. Ten slotte wordt er elke maand € 40,16 ingehouden op zijn uitkering vanwege de aflossing van schulden die tijdens het huwelijk zijn ontstaan.
2.6.3.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
2.6.4.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2.6.5.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.6.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is gebleken dat de man een AOW-uitkering ontvangt en derhalve een minimale draagkracht heeft. De man heeft wekelijks omgang met de kinderen, zodat er na aftrek van de zorgkorting geen draagkracht meer resteert voor de minimale bijdrage van € 50,-. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
2.6.7.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Meknes, Marokko op 16 september 2009;
3.2.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
3.3.
bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
3.4.
bepaalt dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.5.
verklaart deze beschikking (met uitzondering van de echtscheiding) uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier L.G.M. Sol op 13 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.