ECLI:NL:RBAMS:2023:1605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
22/4768
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor het bouwen van een autolift in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 maart 2023, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een autolift in de garage, ten behoeve van een extra parkeerplaats voor een klassieke auto, ongegrond verklaard. Eiser had de vergunning aangevraagd om zijn hobbyproject, een klassieke auto, te kunnen stallen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag afgewezen, omdat deze in strijd was met de geldende bestemmingsplannen en de beleidsregel 'Nota parkeernormen auto', die een maximum parkeernorm van één parkeerplek per woning voorschrijft. De rechtbank oordeelde dat het college terecht een groter gewicht had toegekend aan het algemeen belang van een autoluwe woonbuurt dan aan het individuele belang van eiser. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de aanvraag af te wijzen, ongeacht het feit dat eiser de auto niet vaak zou gebruiken. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de aanvraag niet gebaseerd kan worden op de informatie op de website van de gemeente, maar op het geldende bestemmingsplan. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: V. Hooghiemstra).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Met het bestreden besluit van 14 september 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn dochter [naam] en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [de persoon] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of het college eisers aanvraag om een omgevingsvergunning op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Achtergrond van deze zaak
4. Eiser heeft op 21 juli 2020 bij het college een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op de [adres] te Amsterdam (de locatie). Het college heeft deze vergunning op 22 december 2020 verleend.
5. Op 28 april 2022 heeft eiser het college gevraagd om de tekst van de aan hem verleende omgevingsvergunning te wijzigen. Eiser wil aan de woning een parkeerplaats toevoegen, middels plaatsen van een [hulpmiddel] in de garage (het bouwplan). Het college heeft dit verzoek opgevat als nieuwe aanvraag.
6. Met een besluit van 18 mei 2022 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
7. Met het bestreden besluit is het college bij deze weigering gebleven. Op grond van de op de locatie geldende bestemmingsplannen [1] is de beleidsregel ‘Nota parkeernormen auto’ (parkeernota) van toepassing. [2] De locatie is een zogenoemde ‘ [locatie] ’. Op een dergelijke locatie geldt volgens de parkeernota een maximum parkeernorm van één parkeerplek per woning. Het bouwplan is hiermee in strijd. Het college wijkt niet van zijn bestemmingsplan af, omdat het bouwplan volgens het college in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Standpunt van eiser
8. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert aan dat de auto een [auto] is en niet vaak gebruikt zal worden. De auto is bedoeld als hobbyproject en om mee te doen aan evenementen voor [auto] ’s. Bovendien stonden in de kavelregels geen parkeernormen opgenomen en werd op de website van de gemeente de optie aangeboden om een inpandige [hulpmiddel] te plaatsen.
Het oordeel van de rechtbank
9. Voor het beoordelen van de beroepsgronden van eiser is allereerst van belang welk recht de rechtbank moet toepassen. De hoofdregel in het bestuursrecht is dat verweerder bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht toegepast zoals dat op dat moment geldt. [3] Dat tijdstip is in deze zaak 14 september 2022.
10. In artikel 9.3, onder a, van het plan Centrumeiland tranche 3 (plan) staat dat ten aanzien van parkeren de parkeernormen gelden zoals deze zijn opgenomen in de parkeernota van 17 juni 2018 met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Op grond van de parkeernota geldt voor de locatie een maximum parkeernorm van één parkeerplek per woning. [4] Het gebruik van de [hulpmiddel] voor het stallen van meer dan één auto is dus in strijd met het bestemmingsplan.
11. Het college mag de maximum parkeernorm naast zich neerleggen en besluiten alsnog, in strijd met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen, als dit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [5] De rechtbank stelt voorop dat dit een bevoegdheid van verweerder is en geen verplichting. Verder heeft het college beleidsvrijheid bij de vraag of gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. De rechter moet zich beperken tot de vraag of het college in dit geval in redelijkheid heeft kunnen besluiten om niet van zijn bevoegdheid gebruik te maken om eiser, in strijd met het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen.
12. Om dit te beoordelen, moet de rechtbank de belangen van het college en eiser tegen elkaar afwegen. Het college streeft naar een autoluwe woonbuurt en wil Amsterdam in de toekomst op die manier inrichten. Eisers wil zijn woongenot vergroten, door zijn [auto] nabij te hebben om hieraan te kunnen klussen. De rechtbank is van oordeel dat het college een groter gewicht mocht toekennen aan het algemeen belang van de stad dan het individuele belang van eiser. Het college mocht eisers aanvraag om een omgevingsvergunning in redelijkheid afwijzen.
13. Dat eiser de auto niet veel gebruikt maakt dit oordeel niet anders. Zoals de rechtbank onder 10 heeft overwogen geldt als criterium immers niet hoeveel kilometer per jaar met de gestalde auto gereden wordt, maar hoeveel auto’s per woning geparkeerd worden. Ook het feit dat in de kavelregels geen parkeernorm is opgenomen leidt niet tot een ander oordeel. In de kavelregels staat onder ‘parkeren’ dat parkeren (onder andere auto en fiets) inpandig dient te worden opgelost en een maximum van één entree voor alle parkeerplekken geldt. Uit de kavelregels volgt niet in de woning meer dan één parkeerplaats gerealiseerd mag worden. Tot slot is niet relevant of op de website van de gemeente de optie zou zijn aangeboden om een [hulpmiddel] te plaatsen. Hieruit volgt niet dat een extra parkeerplaats gerealiseerd mag worden. Bovendien moet eisers aanvraag om een omgevingsvergunning niet getoetst worden aan de website van de gemeente, maar aan het geldende bestemmingsplan.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.J. van ‘t Hoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 maart 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Plan Centrumeiland tranche 3
Artikel 9.3 Parkeren
a. Ten aanzien van parkeren gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in vastgestelde beleidsregel Nota parkeernormen Auto d.d 17 juni 2018 met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat indien gedurende de planperiode de beleidsregel wordt gewijzigd, ook rekening gehouden dient te worden met deze wijziging.

Voetnoten

1.Op de locatie gelden de bestemmingsplannen ‘IJburg 2e fase 1e partiële herziening’ en ‘plan Centrumeiland tranche 3’.
2.Dit staat in artikel 9.3, onder a, van het plan Centrumeiland tranche 3.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
4.Dit staat in paragraaf 5.5 van de parkeernota.
5.Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.