ECLI:NL:RBAMS:2023:1600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
13.196330.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met tbs-maatregel na aanrijding van fietsers in Amsterdam

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2022 in Amsterdam met haar auto op een fietspad meerdere fietsers heeft aangereden. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, was betrokken bij een incident waarbij zij met haar auto op het fietspad van de Oosterdokskade reed en daarbij vier fietsers in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet toerekeningsvatbaar was, gezien haar psychische toestand, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een acute stressreactie. De rechtbank legde een tbs-maatregel met voorwaarden op, omdat de verdachte niet strafbaar werd geacht voor de bewezen feiten, waaronder poging tot doodslag en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet bewust was van de gevolgen van haar handelen en dat er sprake was van een dissociatieve toestand. De officier van justitie had eerder een tbs-maatregel met voorwaarden geëist, wat door de rechtbank werd toegewezen. De benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de aanrijding, kregen schadevergoeding toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.196330.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer 13.196330.22
Datum uitspraak: 22 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. S. de Bont en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. M. van Keulen naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en de deskundigen mr. drs. R.A. Sterk, M.A. Rahsepar Meadi en H.M. Ellen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting, ten laste gelegd dat:
1. primair.
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een (personen)auto op het fietspad van de Oosterdokskade is gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas heeft gegeven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen voornoemde [benadeelde partij 1] (die zich op het fietspad bevond), heeft aangereden en/of over die [benadeelde partij 1] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
1. subsidiair.
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een traumatische lieswond) heeft toegebracht, door op het fietspad van de Oosterdokskade te gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas te geven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen voornoemde [benadeelde partij 1] (die zich op het fietspad bevond), aan te rijden en/of over die [benadeelde partij 1] heen te rijden.
1.
meer subsidiair.
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (personen)auto op het fietspad van de Oosterdokskade is gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas heeft gegeven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen voornoemde [benadeelde partij 1] (die zich op het fietspad bevond), heeft aangereden en/of over die [benadeelde partij 1] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
1. meest subsidiair.
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de Oosterdokskade, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [benadeelde partij 1] , zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht (te weten een traumatische lieswond), bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte is met haar auto het fietspad op gereden van de Oosterdokskade en/of
- verdachte is gedurende langere tijd op het fietspad blijven rijden en/of
- verdachte heeft vervolgens gas gegeven en/of is met hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen, tegen de zich op het fietspad bevindende [benadeelde partij 1] aangereden en/of is (vervolgens) over die [benadeelde partij 1] heen gereden,
ten gevolge waarvan vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
2 primair.
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] en/of [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen, te weten een of meerdere voorbijganger(s) in de buurt van de Oosterdokskade opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (personen)auto op het fietspad is gaan rijden en/of blijven rijden en/of vervolgens gas heeft gegeven en/of met een hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen op, althans in de richting van genoemde slachtoffers (die zich op of in de directe nabijheid van het fietspad bevonden), is (in)gereden en/of blijven rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 subsidiair.
zij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de Oosterdokskade, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, bestaande dat gedrag hieruit:
- verdachte is met haar auto het fietspad op gereden van de Oosterdokskade en/of
- verdachte is gedurende langere tijd op het fietspad blijven rijden en/of
- verdachte heeft vervolgens gas gegeven en/of is met hoge, althans aanzienlijke snelheid, dan wel zonder te remmen of vaart te minderen, in de richting van de zich op het fietspad bevindende [benadeelde partij 2] en/of [naam 1] en/of [naam 2] gereden en/of tegen een of meer van de fietsen van voornoemde perso(o)n(en) aangereden en/of aangebotst.
3.
zij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op/aan de Odebrug en/of Prins Hendrikskade en/of Oosterdokskade, op of omstreeks 1 augustus 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [naam 1] en/of [naam 2] ) letsel en/of schade was toegebracht.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft als bestuurder van haar auto op een fietspad meerdere fietsers, die voor haar goed zichtbaar geweest moeten zijn, met een aanzienlijke snelheid van achteren aangereden. Hierna is zij weggereden. Door in een auto met hoge snelheid op een korte afstand recht op de slachtoffers af te rijden heeft verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat de slachtoffers niet op tijd weg zouden kunnen springen en dodelijk gewond zouden raken. Het is slechts aan de snelle reactie van de drie in feit 2 genoemde fietsers te danken dat de verdachte hen niet heeft aangereden, met alle mogelijke gevolgen van dien. Door op voormelde wijze aan het verkeer deel te nemen, wordt een auto een levensgevaarlijk object, zo niet een dodelijk wapen. De slachtoffers hadden kunnen vallen en overreden kunnen worden, wat bij het slachtoffer [benadeelde partij 1] ook daadwerkelijk gebeurd is. Dat zijn verwondingen uiteindelijk niet dodelijk zijn geweest, is meer geluk dan wijsheid. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was dit handelen gericht op het teweegbrengen van de dood van de slachtoffers.
De officier van justitie is van mening dat dit een poging tot doodslag oplevert voor de slachtoffers [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [naam 1] , [naam 2] en omstanders en daarnaast een verlaten plaats ongeval.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte zich niet meer kan herinneren wat er op 1 augustus 2022 op het fietspad in het centrum van Amsterdam is gebeurd. Zij was niet zichzelf en verward. Dat zij dit incident en de dagen erna zich niet meer kan herinneren, is ook vastgesteld door deskundigen. Verdachte heeft op het naast de rijbaan gelegen fietspad gereden en bij een kruising heeft zij enkele fietsers aangereden. De verdachte heeft zich niet schuldig gemaakt aan de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde poging tot doodslag. Zij heeft zich niet blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat zij [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [naam 1] en/of [naam 2] dodelijk letsel zou toebrengen. De snelheid van de auto op het moment van de aanrijding is niet vastgesteld en op basis van de verklaringen in het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte ‘gewoon’ gas heeft gegeven en dat zij niet met een aanzienlijke snelheid op de fietsers is ingereden. Als zij fors gas zou hebben gegeven zou er meer schade aan de auto en de fietsen volgens haar zijn ontstaan.
De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling van slachtoffer [benadeelde partij 1] en de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2] en/of [naam 1] en/of [naam 2] kan worden bewezen. Feit 3 kan ook worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 1 augustus 2022 liep getuige [getuige] rond 15:30 uur op het voetpad van de Odeburg. Hij kwam uit de richting van de Prins Hendrikkade en liep in de richting van de Oosterdokskade. Hij zag dat een Renault Twingo op het fietspad reed en dat voor deze auto enkele fietsers voor het rode verkeerslicht stilstonden. Hij zag dat deze auto versnelde en daarbij een vrouw op een fiets raakte, die daardoor ten val kwam. Hij zag kort daarop dat een persoon op de fiets ook ten val kwam vlak voor deze auto. Hij hoorde dat het motorgeluid in sterkte toenam alsof er gas werd bijgegeven en zag de auto versnellen. Hij zag vervolgens dat deze persoon, die vlak voor deze auto ten val was gekomen door de aanrijding, werd overreden door deze auto ter hoogte van zijn heup. Hij zag dat deze auto geen moment inhield en met snelheid wegreed. [2]
Aangeefster [naam 2] stond op 1 augustus 2022 te Amsterdam met haar bakfiets op het fietspad te wachten voor het stoplicht op de Odebrug aan de Oosterdokskade. Zij hoorde rumoer en geschreeuw achter zich en zag dat een auto op het fietspad reed. Op het fietspad achter haar stonden een man en een vrouw. Zij hoorde een man de bestuurster van de auto aanspreken. Zij hoorde: "Ga van het fietspad af!" Zij zag dat de bestuurster van de auto gas gaf en hoorde een klap. Zij zag de auto op haar afkomen en voelde dat de auto tegen de achterzijde van haar fiets aanreed. Zij liet haar bakfiets naar rechts vallen en sprong naar rechts om niet onder de auto te komen. Zij zag dat de auto tegen de man aanreed die achter haar stond. Zij zag de auto vaart minderen. De man lag ter hoogte van het zebrapad. Zij zag dat de man met zijn hoofd en bovenlichaam tussen het fietspad en de stoep op zijn zij lag. Zij hoorde dat de auto weer gas gaf en zij zag dat de auto met het rechter voor- en achterwiel over het onderlichaam en benen van de man en zijn fiets heen reed. Zij hoorde de man schreeuwen en dacht: "Die is dood!". Zij zag dat de auto wegreed. Zij was enorm geschrokken en dacht echt dat zij in levensgevaar was. Zij is in shock geraakt, kreeg hyperventilatie en een paniekaanval. Zij kreeg hulp van het ambulance personeel. Zij weet niet wat de schade gaat bedragen van de bakfiets. [3]
Aangeefster [naam 1] reed op haar fiets op het fietspad. Zij zag dat er een auto op het fietspad reed achter haar. Zij stopte op het kruispunt bij een stoplicht met een groepje mensen die ook op de fiets waren. Zij reed verder bij groen licht over de Odebrug naar de tweede kruising op de Oosterdokkade. Hier stopte zij weer voor het stoplicht en de auto reed nog steeds op het fietspad achter haar en de andere fietsers aan. De autobestuurster reed zachtjes met haar auto tegen hun fietsen aan. Zij hoorde een man de bestuurster aanspreken van de auto. Zij hoorde: "Wat ben je aan het doen, ga van het fietspad af!" Zij vermoedt dat de bestuurster ongeveer anderhalve minuut achter haar aanreed op het fietspad, zij had al veel eerder van het fietspad af kunnen gaan. Zij zag en hoorde dat de bestuurster gas gaf. Zij zag de auto op haar afkomen. Zij sprong van haar fiets aan de kant en zij zag dat de bestuurster over een man en zijn fiets heen reed. Zij zag dat de auto helemaal over de man heen reed. Zij zag en hoorde dat er paniek uitbrak bij heel veel mensen. Zijzelf was ook in paniek. Zij zag dat haar fiets ook was overreden door de bestuurster. Zij is er goed vanaf gekomen maar heeft hier veel last van. Het achterwiel van haar fiets is totaal vernield. [4]
Aangever [benadeelde partij 2] reed op de Geldersekade op het fietspad en zag dat voor hem, ter hoogte van huisnummer [nummer] , een auto het fietspad opreed. De auto reed door op het fietspad. Hij haalde de auto in en tikte op het raam. Hij zei: "Gaat u van het fietspad af!". Hij zag dat de vrouw strak voor zich uitkeek. Zij reed verder op het fietspad. Ter hoogte van het stoplicht van de Prins Hendrikkade stond het stoplicht op rood en stopte de auto. Daarna reed de auto verder op het fietspad. Aangever fietste verder over de Odebrug naar de tweede kruising op de Oosterdokskade. Hij fietste naast de auto net voor het stoplicht van de Oosterdokskade. Voor het stoplicht zag hij [benadeelde partij 1] . Hij zag dat de auto vaart minderde. Hij fietste naast de auto aan de bestuurderszijde. Hij zei op dwingender toon tegen de vrouw in de auto: Wegwezen van het fietspad, oprotten!" Hij gebaarde met zijn armen en handen dat zij van het fietspad af moest. Hij vermoedde dat hij ondertussen voor de auto reed en hoorde dat de auto gas gaf. Hij hoorde een klap en zag dat [benadeelde partij 1] die voor de auto stond op het fietspad werd aangereden. Hij zag dat de auto over [benadeelde partij 1] en zijn fiets heen reed. Hij zag dat de auto met de voorwielen en achterwielen over [benadeelde partij 1] heen reed. Zijn fiets is ook aangereden. Hij zag dat de auto doorreed. Hij weet niet hoe de auto over zijn fiets is gereden. Zijn fiets is vernield aan de achterzijde en het frame. Het is een wonder dat er niet nog meer fietsers gewond zijn geraakt. Bij het verlaten van de plaats van het ongeval had zij nog meer mensen letsel of erger kunnen aandoen. Hij heeft hier heel veel last van. Hij is erg geschrokken. Zijn rechterhand is gekneusd, maar de arts maakt zich meer zorgen om zijn psychische gesteldheid. [5]
Aangever [benadeelde partij 1] stond op 1 augustus 2022 te Amsterdam met zijn fiets op de Odebrug te wachten voor het verkeerslicht op het fietspad. Via dit verkeerslicht kan je oversteken naar de Oosterdokskade. Voor hem stonden twee mensen te wachten om de brug over te steken. Tijdens het fietsen in de richting van het verkeerslicht hoorde hij [benadeelde partij 2] iets roepen in de richting van een automobilist die over het fietspad reed. Hij keek om en zag dat [benadeelde partij 2] aan de bestuurderskant reed van de auto. [benadeelde partij 2] probeerde contact met de bestuurder te krijgen. [benadeelde partij 2] en de bestuurder reden op dat moment in zijn richting. De auto reed over het fietspad heen. Daarna is aangever stil gaan staan voor het verkeerslicht en kwam [benadeelde partij 2] links naast hem staan. Hij voelde dat hij een harde tik kreeg tegen de achterkant van zijn fiets. Hij zag dat [benadeelde partij 2] ook een harde tik kreeg. Hij schrok dat hij uit het niets van achteren werd aangereden. Hij hoorde dat hij door een auto werd aangereden. Hij denkt dat hij en [benadeelde partij 2] ongeveer een meter naar voren geduwd zijn. Hij hoorde dat de bestuurder van de auto flink gas gaf. Hij weet dat hij vrijwel meteen daarna op de grond lag. Hij voelde dat hij viel op zijn beide armen en benen. Hij voelde op dat moment dat er twee banden over hem heen reden. Hij voelde dat er een band over zijn onderbuik/bekken en daarna over zijn been reed. Het is allemaal snel gegaan. Vlak daarna voelde hij weer een band over zijn lichaam heen gaan. Dit was vrijwel op dezelfde plek. Hij voelde pijn. Er ging een shock door hem heen. Hij dacht ik moet blijven zitten om geen verdere schade te maken. Hij moest aan een collega denken die een ongeluk heeft gehad en daardoor een dwarslaesie heeft opgelopen. Hij hoorde dat de auto was doorgereden. Hij is met de ambulance vervoerd naar het AMC. Hij heeft twee open wonden. Een in zijn onderbuik en de andere bij zijn lies. De artsen konden zien en voelen dat er lucht in de wond van zijn lies was gekomen. Hierdoor moest hij geopereerd worden. Hij heeft in het ziekenhuis de hele nacht een infuus gehad voor een forse pijnbestrijding. Naast de verwondingen aan zijn lichaam is zijn fiets stuk. Die zal moeten worden vervangen. [6]
De verdachte heeft ter zitting van 8 maart 2023 verklaard dat zij zich er niets meer van kan herinneren dat zij op 1 augustus 2022 in Amsterdam is geweest en op het betreffende fietspad heeft gereden. Zij kan zich nog wel herinneren dat zij op 1 augustus in de ochtend met haar personenauto, een Renault Twingo, naar haar werk in Leiden is gereden en dat zij die dag eerder weg is gegaan van haar werk en op de A44 heeft gereden, wat normaal haar route naar huis is. [7]
3.3.2.
Bewijsoverweging
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Om tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag te komen, moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het van het leven beroven van de vier fietsers. Op grond van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte daartoe de volle opzet heeft gehad, omdat hieruit niet blijkt dat verdachte op 1 augustus 2022 willens en wetens met haar auto op het bewuste fietspad tegen de slachtoffers is aangereden om (één van) hen daarbij te doden.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden en dat zij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Of in een concreet geval kan worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van verdachte geen inzicht geven over wat er tijdens de gedraging in haar is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Dat houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op het ten laste gelegde sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [naam 1] en/of [naam 2] en de bewuste aanvaarding van die kans door verdachte.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
Door de politie is de rijroute van de verdachte gereconstrueerd. Verdachte heeft over het fietspad van de Geldersekade gereden, komende vanuit de Nieuwmarkt en gaande in de richting van de Prins Hendrikkade. Het fietspad wordt middels een verhoogde stenen gele dorpel gescheiden van de rijbaan. Verdachte heeft op meerdere momenten de mogelijkheid gehad om het fietspad te verlaten, maar zij is ondanks de waarschuwingen van aangever [benadeelde partij 2] door blijven rijden op het fietspad, waarbij zij verschillende verkeersborden die een verplicht fietspad aanduiden heeft genegeerd. Aan het einde van het fietspad op de Geldersekade is de verdachte op de kruising van de Prins Hendrikkade en de Odebrug, die in het verlengde ligt, rechtdoor blijven rijden waardoor zij op het fietspad van de Odebrug belandde. Over de bolling van de Odebrug bevinden zich de stoplichten waar de fietsers zijn aangereden toen zij daar voor rood licht stonden te wachten. [8]
Op grond van deze reconstructie en de redengevende feiten en omstandigheden, zoals hiervoor in rubriek 3.1. weergegeven, stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende enige tijd met haar auto over het fietspad van de Geldersekade en de Odebrug heeft gereden. Verdachte reed daarbij op korte afstand tussen de fietsers op het fietspad. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een zekere vorm van waarneming van de verdachte. Hoewel zij niet heeft gereageerd op waarschuwingen dat zij het fietspad moest verlaten is zij voor de fietsers bij de kruising van de Prins Hendrikkade gestopt voor een rood stoplicht. Voor het volgende rode stoplicht op het fietspad van de Odebrug is verdachte eerst zacht met haar auto tegen de fietsers aangereden die voor het stoplicht stonden te wachten. Kort daarna zagen en/of hoorden de fietsers dat de auto gas gaf en op hun af kwam rijden. Slachtoffer [benadeelde partij 1] werd toen door de auto aangereden. Hij is op de grond gevallen, waarna de auto met het rechter voor- en achterwiel over kwetsbare delen van zijn lichaam is gereden. De andere slachtoffers konden naar de kant springen of zich naar de kant laten vallen , waardoor zij niet zijn geraakt door de auto die zonder te remmen of vaart te minderen op hen is ingereden. Vervolgens is de auto weggereden van de plaats van het ongeval.
Uit algemene ervaringsregels volgt dat als men als bestuurder van een auto op een dergelijke gevaarzettende wijze in de richting van fietsers rijdt, de aanmerkelijke kans bestaat dat een aanrijding waarbij een slachtoffer dodelijk gewond raakt niet meer kan worden voorkomen. Ook verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. De fietsers bevonden zich op het fietspad op betrekkelijk korte afstand van de personenauto, waardoor zij een zeer korte reactietijd hadden. Door gas te geven en te accelereren en op hen in te rijden en in het geval van [benadeelde partij 1] over kwetsbare delen van zijn lichaam te rijden zonder daarbij op enig moment te remmen, kan het niet anders dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg willens en wetens heeft aanvaard. Dat dit uiteindelijk niet is gebeurd, is niet het gevolg geweest van de wil van de verdachte maar was meer een kwestie van geluk bij een ongeluk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [naam 1] en [naam 2] wettig en overtuigen worden bewezen. Het onder 3 ten laste gelegde, het doorrijden na een ongeval, kan eveneens worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde, op grond van de in rubriek 3 vervatte redengevende feiten en omstandigheden, bewezen dat:
1. primair.
zij op 1 augustus 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een personenauto op het fietspad (in de richting) van de Oosterdokskade is gaan rijden en blijven rijden en vervolgens gas heeft gegeven en zonder te remmen of vaart te minderen voornoemde [benadeelde partij 1] die zich op het fietspad bevond, heeft aangereden en over die [benadeelde partij 1] heen is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 primair.
zij op 1 augustus 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] en [naam 1] en [naam 2] in de buurt van de Oosterdokskade opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een personenauto op het fietspad is gaan rijden en blijven rijden en vervolgens gas heeft gegeven en zonder te remmen of vaart te minderen op genoemde slachtoffers die zich op het fietspad bevonden, is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
zij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op de Odebrug, op 1 augustus 2022 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [naam 1] en [naam 2] letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is voor de bewezen geachte feiten niet strafbaar. De rechtbank komt, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, tot dit oordeel op basis van onder meer de volgende rapportages die zijn opgemaakt over de persoon van verdachte:
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 13 december 2022, opgesteld door psycholoog mr. drs. R.A. Sterk;
  • een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 8 december 2022, opgesteld door M.A. Rahsepar Meadi, arts in opleiding tot medisch specialist (psychiatrie), onder supervisie van psychiater J. Neeleman.
Het rapport van de psycholoog houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is ten tijde van het ten laste gelegde sprake geweest van een borderline persoonlijkheidsstoornis en er lijkt sprake te zijn geweest van een depressieve stoornis en lichte stoornis in het gebruik van alcohol. Betrokkene kan zich niets herinneren van het ten laste gelegde en zij heeft aangegeven dat zij zich emotioneel niet goed voelde. Zij heeft het zwaar met de gevolgen van de echtscheiding waardoor zij haar twee kinderen al een tijd niet heeft gezien en op haar werk is de werkdruk hoog. Betrokkene was na het tijdstip van het ten laste gelegde verward. Zij leed aan waandenkbeelden en had geen realiteitszin. Het is aannemelijk dat er sprake is geweest van realiteitsverstoringen en gelet op het feit dat deze na het toedienen van medicatie (antipsychoticum) snel waren verdwenen en deze na afbouw van dit medicijn ook niet meer terugkwamen, pleit voor een dissociatief beeld. In ieder geval is sprake geweest van realiteitsverstoringen, die gepaard zijn gegaan met oordeels- en kritiekstoornissen. Zij heeft als gevolg van deze problematiek niet adequaat kunnen handelen en zij heeft zaken niet goed kunnen inschatten. Betrokkene moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien, maar zij kan als gevolg van deze psychische problematiek niet in staat worden geacht om haar wil overeenkomstig voornoemd inzicht in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in het geheel niet aan haar toe te rekenen.
Het rapport van de psychiaters houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met cluster B (borderline, instabiele narcistische) trekken en stoornis in gebruik van in ieder geval alcohol. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van een acute stressreactie met dissociatieve kenmerken, waardoor zij haar gedrag niet in vrijheid kon bepalen. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in het geheel niet aan haar toe te rekenen.
De deskundigen R. Sterk en M.A. Rahsepar Meadi hebben op de zitting de conclusies en het advies bevestigd.
De rechtbank neemt de bevindingen, conclusies en het advies van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank verdachte niet toerekeningsvatbaar acht voor de bewezen verklaarde feiten. Verdachte is niet strafbaar is en zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden zal worden opgelegd, onder de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 6 februari 2023. De officier heeft verder de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden van de tbs-maatregel gevorderd en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr).
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ambulant moet worden behandeld voor haar persoonlijkheidsstoornis, stressgevoeligheid en neiging tot problematisch middelengebruik. De deskundigen adviseren een tbs-maatregel met voorwaarden nu aan de daartoe gestelde wettelijke vereisten is voldaan, maar de geïndiceerde ambulante behandeling kan ook in een vrijwillig kader plaatsvinden. Dat heeft de voorkeur van verdachte, omdat zij niet het stigma van de tbs-maatregel wenst. Verdachte heeft een verwijzing van haar huisarts voor een behandeling bij NPI in Amersfoort, een instelling voor persoonlijkheidsstoornissen. In het geval de tbs-maatregel met voorwaarden meer passend wordt geacht door de rechtbank, heeft de verdachte zich bereid verklaard haar medewerking te verlenen aan de voorwaarden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd heeft de rechtbank acht geslagen op de hierboven genoemde rapportages van de psycholoog en de psychiaters die ten behoeve van verdachte zijn opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
Door de deskundigen wordt het risico op recidive als matig verhoogd tot hoog ingeschat. De persoonlijkheidsstoornissen en het problematisch middelengebruik zijn chronisch aanwezig, maar de situatie op 1 augustus 2022 was uitzonderlijk vanwege een exceptionele samenloop van extreme stress en het gaan autorijden. Er is geen sprake van structureel antisociaal gedrag. Vanwege de psychische problematiek dient de ambulante behandeling in een forensische setting zich met name te richten op de gebrekkige copingmethoden en het middelengebruik. Behandeling kan ambulant plaatsvinden in een instelling die expertise heeft in de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen én in die van problemen met gebruik van verdovende middelen/alcohol. In het geval een intensievere vorm van hulpverlening nodig blijkt, kan dan worden opgeschaald naar een klinische setting, maar behandelingen voor persoonlijkheids-stoornissen en middelengebruik geschieden bij voorkeur ambulant. Verdachte heeft echter een forse gevoelsafweer en er is sprake van een beperkt ziektebesef en -inzicht. Door het gebrek aan intrinsieke motivatie voor een behandeling vallen kaders af waarbij behandeling door haar keuzes kan worden ontlopen. Het advies, een tbs-maatregel met voorwaarden, is een passend kader voor de verdachte en zal, zolang de voorwaarden voor haar niet onhaalbaar zijn, volgens de deskundigen een forse externe motivatie vormen voor verdachte.
De arts in opleiding, M.A. Rahsepar Meadi, en de psycholoog, R.A. Sterk, beiden gehoord als deskundigen op de zitting, hebben dit advies bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Door de psycholoog is onder meer verklaard dat de ontregeling is ontstaan door de stress en die was sterk verbonden met haar levensgeschiedenis. Realiteitsverstoringen kunnen dan voorkomen en daar moet verdachte met behulp van een behandelplan meer grip op krijgen. Door de arts in opleiding tot psychiater is verklaard dat verdachte een voorgeschiedenis heeft met dissociatieve symptomen. Deze symptomen kunnen overeenkomen met een psychose, maar een dissociatie reactie op een gebeurtenis als gevolg van acute stress wordt vaker gezien bij personen met een borderlinestoornis. Bij deze stoornis is langdurige psychotherapie waarbij overeenstemming is over het behandelplan, de beste behandeling. Naar verwachting zal het de nodige moeite gaan kosten om met verdachte overeenstemming over het behandelplan te bereiken. Gelet daarop is een tbs-maatregel met voorwaarden nodig.
Naar aanleiding van de adviezen van de deskundigen is door reclasseringswerker H.M. Ellen het reclasseringsadvies van 6 februari 2023 opgesteld in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Dit rapport van de reclassering houdt onder meer het volgende in:
In de periode voorgaand aan het gebeuren op 1 augustus 2022 was er sprake van fors toegenomen stress bij verdachte, onder andere wegens zorgen om de omgangsregeling met haar kinderen, werkdruk en financiële stress. Deze spanning, in combinatie met haar inadequate levensstijl en haar persoonlijkheidsproblematiek, heeft daarbij een rol gespeeld. Verdachte vertoont beperkt zelfinzicht en zij lijkt de ernst van het incident onvoldoende te beseffen. Verdachte toont zich beperkt intrinsiek gemotiveerd voor behandeling, maar zij geeft wel te kennen mee te zullen werken aan de gestelde voorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag tot gemiddeld. De reclassering verwacht dat verdachte zal meewerken aan de voorwaarden. Zij wenst haar leven weer op te pakken, waaronder de terugkeer naar haar woning, (het vinden van) werk en de omgang met haar kinderen. De reclassering adviseert positief over een tbs-maatregel met voorwaarden.
De reclasseringswerkster, H.M. Ellen, gehoord als deskundige ter zitting, heeft het advies bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Voor de ambulante behandeling is de verdachte op 13 februari 2023 aangemeld bij Inforsa Hilversum. Er is een wachtlijst van drie maanden. De intake en behandeling gericht op haar persoonlijkheidsproblematiek kan half mei 2023 starten. Een behandeling bij een forensische instelling is essentieel. Tijdens de behandeling worden de behandeldoelen met de verdachte besproken. In het geval de voorlopige hechtenis zou worden opgeheven of geschorst, dan moet de verdachte gelet op de dadelijke uitvoerbaarheid van de (andere) gestelde voorwaarden hier direct aan voldoen. Het verkrijgen en behouden van structuur, waaronder dagbesteding en wonen, is belangrijk voor de verdachte. Voordat de ambulante behandeling in een forensische setting vanwege de wachtlijst zal worden opgestart, zal tijdens een overbruggingsperiode een toezichthouder worden aangewezen door Inforsa reclassering. Een frequent contact in de beginperiode is mogelijk. Dat is beter dan een contact via de huisarts en/of een praktijkondersteuner.
De reclassering heeft in haar advies de voorwaarden geformuleerd waaronder de tbs-maatregel met voorwaarden kan worden opgelegd, te weten:
  • geen strafbaar feit plegen;
  • meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • meewerken aan een time-out;
  • niet naar het buitenland gaan;
  • ambulante behandeling volgen;
  • alcoholverbod;
  • dagbesteding;
  • inzicht geven in financiën;
  • indien noodzakelijk begeleid wonen;
  • inzicht geven in het sociaal netwerk.
Daarnaast wordt geadviseerd:
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden;
  • het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
De verdachte heeft zowel bij de reclassering als ter terechtzitting verklaard te willen meewerken aan de voorwaarden, in het geval deze door de rechtbank worden opgelegd.
Tbs-maatregel met voorwaarden
De rechtbank is gelet op het vorengaande van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte moet worden gelast, omdat bij haar tijdens het begaan van de feiten (1 primair, 2 primair en 3) een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de onder 1 primair en 2 primair door de verdachte begane feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a lid 1 onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Om deze reden en vanwege de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, dient aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd te worden. De rechtbank legt daarbij alle voorwaarden op die door de reclassering zijn geadviseerd. Deze voorwaarden staan opgesomd in het dictum.
Ongemaximeerde tbs-maatregel
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist. De onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de termijn van een eventuele tbs-maatregel met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen, gelet op het bepaalde in artikel 38 lid 6 van het Wetboek van Strafrecht, dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank volgt het advies van de reclassering dat verdachte ook na de tbs-maatregel met voorwaarden, langdurig onder toezicht gesteld kan worden gesteld om zonodig recidive te voorkomen dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank stelt verder vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van deze maatregel, als bedoeld in artikel 37z van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

8.Beslag

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de auto dient te worden verbeurd verklaard. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de auto kan worden verbeurd verklaard.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring is een bijkomende straf. Aangezien verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, is verbeurdverklaring niet mogelijk. Het in beslag genomen en niet terug-gegeven voorwerp, te weten: een zwarte personenauto, merk Renault, [kenteken], dat aan verdachte toebehoort, dient dan ook te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelden partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat deze vorderingen kunnen worden toegewezen.
9.2.
Het oordeel van de rechtbank
9.2.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 1.032,85 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.2.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 153,41 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38d, 38e, 38z, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair
Poging tot doodslag
en
Feit 2 primair
Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Feit 3
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en c van de Wegenverkeerswet 1994
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezene niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Feit 1 primair en feit 2 primair
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Geen strafbaar feit plegen
Betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Betrokkene werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Betrokkene meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • Betrokkene laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
  • Betrokkene houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • Betrokkene helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • Betrokkene werkt mee aan huisbezoeken;
  • Betrokkene geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • Betrokkene vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • Betrokkene werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Niet naar het buitenland
Betrokkene gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Ambulante behandeling
Betrokkene laat zich behandelen door een forensische instelling voor ambulante (verslavings)zorg, zoals Inforsa, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en de betrokkene daarmee instemt, kan zij voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar. Indien de veroordeelde niet instemt met een crisisopname, biedt artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering een wettelijke grondslag voor het indien nodig aanvullend opleggen van de voorwaarde van een crisisopname in een FPC of andere instelling door de rechter.
AlcoholverbodBetrokkene dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de aanwijzingen en richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. De controle op naleving van deze voorwaarde zal ondersteund worden door middel van urineonderzoek en/of blaastesten of anderszins. Betrokkene dient daaraan haar volledige medewerking te verlenen.
Een terugval in middelengebruik zal niet gelijk leiden tot sanctionering maar eerst tot interventie(s).
DagbestedingAls voorwaarde wordt gesteld dat betrokkene streeft naar het verkrijgen en behouden van een structurele en controleerbare dagbesteding. Betrokkene zal niet zonder overleg en toestemming van de reclassering van dagbesteding veranderen.
FinanciënBetrokkene geeft inzicht in haar financiën en indien noodzakelijk werkt zij mee aan een financieel begeleidingstraject.
WonenIndien noodzakelijk werkt betrokkene mee aan ambulante woonbegeleiding of wonen in een (F)RIBW, zolang dit door de reclassering nodig wordt geacht.
NetwerkAls voorwaarde wordt gesteld dat betrokkene openheid geeft over haar sociale netwerk aan de reclassering. Betrokkene geeft indien de reclassering dit nodig acht toestemming om contact met hen op te nemen.
Geeft opdracht aan Reclassering Inforsa locatie Hilversum de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag:
Gelast de teruggave aan verdachte van: een zwarte personenauto, merk Renault, [kenteken].
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1 primair)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van
€ 1.032,85aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 augustus 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] , aan de Staat
€ 1.032,85te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 augustus 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij M.K.M [benadeelde partij 2] (feit 2 primair)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van
€ 153,41aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 augustus 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] , aan de Staat
€ 153,41te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 augustus 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
3 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 2 augustus 2022 (p. 46-47).
3.Proces-verbaal aangifte [naam 2] van 2 augustus 2022 (p. 37-39).
4.Proces-verbaal aangifte [naam 1] van 2 augustus 2022 (p. 34-36).
5.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij 2] van 2 augustus 2022 (p. 29-31).
6.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [benadeelde partij 1] van 2 augustus 2022 (p. 17-19).
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2023.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2022 (p. 134-139).