ECLI:NL:RBAMS:2023:1598

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
13/665103-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij schietincident door te fungeren als chauffeur

Op 20 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een schietincident op 17 februari 2015. De verdachte werd ervan beschuldigd medeplichtig te zijn aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een benadeelde partij door als chauffeur te fungeren. Tijdens de zittingen op 13 februari en 6 maart 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de zware mishandeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of medeplichtigheid. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de plannen om de benadeelde partij te schieten. De rol van de verdachte als chauffeur was niet voldoende om te concluderen dat hij opzettelijk had bijgedragen aan het schietincident. Daarom werd de verdachte integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de beschuldiging niet was bewezen. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/665103-15 (13Poelslak)
Datum uitspraak: 20 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1].

1.Onderzoek ter zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van
13 februari 2023 en 6 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.B. Schmidt naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partij [benadeelde partij], bijgestaan door mr. E.P.H. van Esser, naar voren heeft gebracht.
Deze zaak is gelijktijdig - maar niet gevoegd - behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met parketnummer 13/665104-15.
Het onderzoek is, met instemming van de verdediging en openbaar ministerie, enkelvoudig gesloten op 6 maart 2023.

2.Inleiding en beschuldiging

Verdachte wordt er - kort samengevat - van beschuldigd dat hij samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [benadeelde partij] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, door met een vuurwapen meermalen op/in de richting van [benadeelde partij] te schieten (
primair), dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest door zijn mededader(s) te vervoeren naar [benadeelde partij], daar te wachten/op de uitkijk te staan en vervolgens met de mededader(s) weg te rijden van de plaats delict (
subsidiair), dan wel aan [benadeelde partij] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
meer subsidiair), dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest (
meest subsidiair).
De gehele tekst is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Wel kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van zware mishandeling van [benadeelde partij] met voorbedachten rade (
meest subsidiair). De betrokkenheid van verdachte bij het schietincident, door te fungeren als chauffeur, baseert de officier van justitie op de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd, de historische verkeers- en zendmastgegevens en de camerabeelden.
Uit die gegevens volgt dat verdachte op 17 februari 2015, kort voor het schietincident, telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte], die door het Openbaar Ministerie als opdrachtgever wordt gezien. Uit de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd kan worden opgemaakt dat hij door medeverdachte [medeverdachte] werd gebeld om hem van Amsterdam-Oost naar Sloterdijk te brengen en dat hij gelijk ‘die andere jongen’ (de rechtbank begrijpt: de vermoedelijke schutter) heeft opgehaald. Medeverdachte [medeverdachte] zou niet degene zijn geweest die heeft geschoten. Op de camerabeelden is te zien dat de mannen [benadeelde partij] in de BMW hebben opgewacht. Nadat de schutter was uitgestapt heeft verdachte de autolampen gedoofd. Toen de schutter [benadeelde partij] had neergeschoten, heeft verdachte hem direct opgepikt. De officier van justitie vindt het onaannemelijk dat verdachte deze harde knallen niet heeft gehoord. Vervolgens is verdachte samen met de anderen weggereden van de plaats delict en daarbij langs [benadeelde partij], die op de grond lag, gereden. Verder volgt uit het dossier dat verdachte op 24 februari 2015, een paar dagen na het incident, telefonisch is gewaarschuwd dat zijn auto ‘heet’ is. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de bovengenoemde gedragingen heeft verdachte opzet gehad op het gronddelict en op zijn behulpzaamheid daarbij.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte wetenschap had van – en daarmee het vereiste (voorwaardelijk) opzet op – het tenlastegelegde. De rol van snorder is onvoldoende om het opzet op het schietincident en de behulpzaamheid daarbij aan te nemen. Het vervoeren van de anderen naar de plaats delict, het wachten op de terugkeer van de schutter en het vervolgens met hen wegrijden kan daarom niet worden gekwalificeerd als een opzettelijke strafrechtelijke bijdrage aan het schietincident in de zin van medeplegen of medeplichtigheid.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat op 17 februari 2015 rond 23.00 uur er nabij het sorteercentrum van PostNL op de [adres 2] in Amsterdam een schietincident heeft plaatsgevonden. [benadeelde partij], medewerker van het sorteercentrum, is beschoten door één schutter en [benadeelde partij] is hierbij door meerdere kogels geraakt waardoor hij ernstig gewond is geraakt. De schutter is nabij de plaats delict in de BMW van verdachte [verdachte] gestapt, waarna de BMW is weggereden.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank - met de raadsman - van oordeel dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het meest subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat verdachte op meerdere momenten, ten overstaan van de politie, de rechter-commissaris en de rechtbank, een verklaring heeft afgelegd. Aanvankelijk heeft verdachte ontkend dat hij op 17 februari 2015 als chauffeur heeft gefungeerd. Tijdens het vierde verhoor bij de politie van 25 juni 2015 is verdachte belastend gaan verklaren over zijn eigen rol. Uit deze verklaringen kan – kort samengevat – worden opgemaakt dat hij ontkent dat hij wetenschap heeft gehad van het plan om op [benadeelde partij] te schieten, maar dat hij wel als chauffeur betrokken is geweest bij het incident.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen is vereist dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, in elk geval met de schutter, een wezenlijke bijdrage aan het schietincident heeft geleverd. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het bewijs daarvoor ontbreekt. De rol van
snorder is daarvoor immers onvoldoende.
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde medeplichtigheid is vereist dat bewezen kan worden dat het opzet van verdachte – in ieder geval in voorwaardelijke zin – was gericht op het schietincident zelf en op zijn behulpzaamheid daarbij. Hoewel verdachte door zijn chauffeursdiensten onmiskenbaar behulpzaam is geweest bij het plegen van het feit, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat hij voorafgaand aan en/of tijdens het schietincident wist van de bedoeling van de ander(en) om op [benadeelde partij] te schieten. Wat er na het schietincident is gebeurd – het samen met de schutter wegrijden van de plaats delict – kan op zichzelf niet als bewijs dienen voor opzet op het gronddelict of op de behulpzaamheid daarbij. Ook de op 24 februari 2015 getapte telefonische waarschuwing dat het voertuig van verdachte ‘heet’ is, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Ander bewijs voor wetenschap bij verdachte dat het schietincident plaats zou gaan vinden, ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat van het vereiste opzet voor medeplichtigheid geen sprake is.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 17 februari 2015 als medepleger dan wel als medeplichtige betrokken is geweest bij het schietincident. Dit houdt in dat de rechtbank het tenlastegelegde niet bewezen vindt. Verdachte zal daarvan integraal worden vrijgesproken.

4.Beslag

Onder verdachte zijn in het onderzoek naar het tenlastegelegde waarvan hij werd verdacht de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1 zaktelefoon (Nokia, G4993744);
- 1 zaktelefoon (Samsung, G4993745);
- 1 voertuig (BMW, kenteken [kenteken]).
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe.
Omdat niet is vastgesteld dat deze voorwerpen van enig misdrijf afkomstig zijn en omdat verdachte integraal zal worden vrijgesproken van de beschuldiging, moeten de telefoons en het voertuig worden teruggegeven aan verdachte.

5.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft € 1.278,53 aan vergoeding van materiële schade en
€ 15.000,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd. Daarbij is verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat de beschuldiging, waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet is bewezen. Aan verdachte wordt geen straf of maatregel opgelegd en
artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt niet toegepast. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij en verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
- 1 zaktelefoon (Nokia, G4993744);
- 1 zaktelefoon (Samsung, G4993745);
- 1 voertuig (BMW, kenteken [kenteken]).
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij]
niet-ontvankelijkis in zijn vordering omdat verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Tal en F. Wormhoudt, griffiers,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 20 maart 2023.
[…]