ECLI:NL:RBAMS:2023:1589

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
C/13/721798 / FA RK 22-5178
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op ouderverstoting en ondertoezichtstelling in geschil over gezamenlijke gezagsuitoefening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 maart 2023, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, waarbij de vader een verzoek heeft ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarige en benoeming van een deskundige op het gebied van ouderverstoting. De ouders zijn gescheiden sinds 2010 en de minderjarige heeft sinds 2017 geen contact meer met de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door het gebrek aan contact met de vader, wat kan leiden tot psychische problemen op latere leeftijd. De rechtbank heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Regio Amsterdam voor de duur van een jaar, met als doel het contact tussen de minderjarige en de vader te herstellen. De moeder is verplicht om de vader regelmatig op de hoogte te houden van de ontwikkelingen van de minderjarige. De rechtbank heeft de beslissing om een deskundige te benoemen aangehouden, in afwachting van de voortgang van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie en Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/721798 / FA RK 22-5178
Beschikking van 22 maart 2023 betreffende geschil gezamenlijke gezagsuitoefening als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek en ondertoezichtstelling
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.C. Andréa te Alkmaar,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De verdere procedure

1.1.
Bij beschikking van 16 november 2022 is het verzoek van de moeder namens de minderjarige tot vervangende toestemming voor wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige, afgewezen en is de behandeling van het verzoek van de vader tot benoeming van een deskundige en tot ondertoezichtstelling van de minderjarige, aangehouden.
De inhoud van deze beschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het nadien ingekomen stuk:
- een F9-formulier d.d. 14 februari 2023 met bijlagen van de advocaat van de moeder.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam] , namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 7 juli 2007 te Amsterdam. Hun huwelijk is op 15 december 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 7 december 2010 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk is geboren:
[minderjarige]
,hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009.
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
2.4.
[minderjarige] verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.5.
Er is sinds augustus 2017 geen omgang tussen [minderjarige] en de vader.
2.6.
Op 16 maart 2021 heeft de Raad een rapport uitgebracht waarbij het onderzoek door de Raad
werd afgesloten zonder verder vervolg waarbij de Raad het advies heeft uitgebracht dat de
ouders en [minderjarige] het hulpverleningstraject op vrijwillige basis dienden voort te zetten onder regie van Jeugdbescherming Amsterdam.

3.Het verzoek

3.1.
Thans is nog aan de orde het zelfstandig tegenverzoek van de vader:
  • tot benoeming van een deskundige op het gebied van ouderverstoting, bijvoorbeeld mevrouw drs. H. Koppejan, althans een andere deskundige die de rechtbank geschikt acht;
  • tot ondertoezichtstelling van de minderjarige van Jeugdbescherming Regio Amsterdam voor de duur van één jaar.

4.De standpunten ter zitting

4.1.
De advocaat van de vader handhaaft de verzoeken. Er zijn gronden voor een ondertoezichtstelling en voor benoeming van een deskundige. Hierbij wordt onder meer het volgende aangevoerd. Het ontbreken van contact/omgang van een kind met haar vader over zo een lange periode, vormt een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor een kind. Zonder een maatregel zal de situatie niet veranderen en zal [minderjarige] haar vader niet gaan zien. Hierdoor zal zij een “scheve” identiteitsontwikkeling doormaken, waardoor er een groot risico zal ontstaan dat zij op latere leeftijd psychische problemen zal krijgen. Het is nodig dat de rechtbank de regie oppakt om tot contactherstel te komen en zo toe te werken naar een zorgregeling. De beslissing tot al dan niet omgang kan niet alleen bij [minderjarige] komen te liggen, zoals nu gebeurt. De advocaat bepleit binnen een periode van bijvoorbeeld drie maanden in het kader van een ondertoezichtstelling drie begeleide contacten te laten plaatsvinden. De moeder dient hierbij het contact te stimuleren en de vader dient de – al dan niet waarheidsgetrouwe – angsten van [minderjarige] serieus te nemen en daarmee aan de slag te gaan.
4.2.
De vader verklaart dat hij er spijt van heeft dat hij de kwestie niet eerder juridisch heeft aangepakt. Dat werd echter hem afgeraden door de hulpverlening en dat advies heeft hij gevolgd. Hij had de hoop dat het contact in het vrijwillige kader hersteld zou worden. Dat is niet gelukt. Er is nu een formeler kader nodig om grip op de situatie te krijgen. Tot op heden was het meer pappen en nathouden. De vader is bang dat het weer een herhaling van zetten gaat worden. Binnen een vrijwillig kader is de omgang in alle voorgaande jaren ondanks de ingezette hulpverlening, niet tot stand gekomen. Hij hoort nu op de zitting van de moeder dat het goed gaat met [minderjarige] en dat vindt hij fijn, maar de vader vraagt zich af of het in de toekomst wel goed met [minderjarige] zal blijven gaan. Daarover heeft hij heel veel zorg. Hij vindt dat er sprake is van ouderverstoting. Hij wordt als vader verstoten. Het doet hem ook verdriet dat [minderjarige] al 5 ½ jaar geen contact met zijn familie heeft. Hij doet zijn best om contact met [minderjarige] te onderhouden. Hij mailt [minderjarige] elke maand en af toe stuurt hij haar een kaart. Hij appt haar bewust niet. In december 2022 is zijn vader (opa vz.) overleden. Hij heeft [minderjarige] gelegenheid gegeven afscheid van haar opa te nemen. Haar laatste reactie was in oktober 2022 waarbij zij berichtte dat zij geen behoefte had om haar opa nog te zien. Hij maakt documentatie voor zijn eigen tijdslijn. Hij zal [minderjarige] standaard blijven schrijven om te laten zien dat hij betrokken is.
De moeder informeert hem niet of nauwelijks over [minderjarige] . Het laatste bericht was ongeveer ¾ jaar geleden. De informatie over school kan hij zelf inzien via een app. Hij vraagt geen informatie aan de moeder omdat hij dan alleen maar het antwoord krijgt dat het goed met [minderjarige] gaat.
Een herstel van de omgang zal in het begin moeilijk zijn, maar daarna kan het weer heel mooi worden. De vader verklaart desgevraagd ter zitting dat de moeder als moeder goed is voor [minderjarige] .
4.3.
De advocaat van de moeder verzet zich tegen een ondertoezichtstelling en een benoeming van een deskundige. Hiervoor zijn geen gronden aanwezig. Er is geen sprake van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] . Het gaat op alle gebieden goed met haar. De moeder heeft nooit contact tussen [minderjarige] en haar vader in de weg gestaan en zal dat in de toekomst ook niet doen. Het is duidelijk dat het [minderjarige] zelf is, die geen contact met haar vader wil. Betrokkenen hebben de afgelopen jaren al zes hulpverleningstrajecten gevolgd, waarbij zeventien hulpverleners betrokken zijn geweest, om het contact/de omgang tussen vader en dochter te herstellen. Dat is niet gelukt.
4.4.
De moeder verklaart dat het goed gaat met [minderjarige] . Het gaat goed op school, zij heeft vriendinnen, zit op scouting, doet aan muziek en haar samenzijn met de kinderen van haar nieuwe partner, verloopt ook goed. De moeder verwacht dat als er verplichte contacten met de vader worden opgelegd, [minderjarige] boos zal worden en weerstand zal laten zien. Ook verwacht de moeder dat [minderjarige] zal huilen en dat het niet goed zal gaan op school. Zij zal dan niet over gaan naar een volgende klas. De moeder vindt het het beste als de situatie blijft zoals die nu is. De hele kwestie loopt nu al 5 ½ jaar. De vader heeft nooit enige actie ondernomen om tot een herstel van de omgang te komen. Er kwam ook nooit een vraag vanuit de vader hoe het met [minderjarige] ging. De moeder begrijpt dat een vader nodig is voor de identiteitsontwikkeling van een kind, maar er is in deze situatie te veel in het verleden gebeurd. [minderjarige] is maanden niet bij vader welkom geweest toen er in zijn nieuwe gezin een halfbroertje werd geboren. Ouderverstoting kan schadelijk voor een kind zijn, maar dat hoeft niet. Het ene kind kan daar misschien last van krijgen maar een ander kind niet. De moeder denkt bij ouderverstoting meer aan de situatie dat een kind mee naar het buitenland wordt genomen en daardoor al het contact met de andere ouder verliest. De moeder vindt dat zij [minderjarige] nooit heeft tegengehouden in het contact met haar vader. Het is een eigen keuze van [minderjarige] .
Het lijkt de moeder verschrikkelijk als er mogelijk schadelijke gevolgen voor [minderjarige] op langere termijn zullen zijn indien zij geen contact meer met haar vader zal hebben, maar [minderjarige] nu dingen opdringen, vindt de moeder eigenlijk erger. Daarbij speelt ook haar leeftijd mee. [minderjarige] is nu dertien jaar oud.
De moeder verklaart desgevraagd ter zitting dat de vader, toen de ouders nog bij elkaar waren, een goede vader voor [minderjarige] is geweest. De moeder denkt dat [minderjarige] het wel fijn bij de vader zou kunnen hebben. Het zou een aanvulling in haar leven kunnen zijn als zij zich veilig bij haar vader zou voelen. Dat hoopt de moeder en zij zou [minderjarige] dat wel willen geven, maar de beslissing tot omgang ligt bij [minderjarige] . [minderjarige] heeft zich nooit veilig bij de vader gevoeld. Dat staat los van wat zij er als moeder van vindt. De coach Rachelle, verbonden aan Family Supporters, ziet [minderjarige] niet zo vaak. Het betreft meer een what’s app contact.
De moeder informeert de vader bijvoorbeeld als [minderjarige] een nieuwe beugel of bril heeft of bij grote veranderingen.

5.Standpunt en advies van de Raad ter zitting

5.1.
De Raad vindt het spijtig dat de moeder thans ter zitting verwijten maakt richting de vader, bijvoorbeeld als moeder zegt dat de vader niets van zich heeft laten horen en pas actie onderneemt als zij een procedure start. De vader heeft uitgelegd dat hij de rust heeft willen bewaren, en geen escalatie wilde. Dat is goed geweest. Het is niet goed om dat negatief te labelen, zoals de moeder nu doet. De Raad hoort dat de moeder volhardt in haar standpunt dat [minderjarige] het in het verleden niet fijn bij de vader heeft gehad. Een negatief beeld uit het verleden dient de moeder niet te blijven herhalen. Het is enorm belangrijk dat [minderjarige] zich een nieuw beeld van haar vader zal kunnen vormen. Fouten kunnen in het leven hersteld worden. [minderjarige] lijkt hierin vast te lopen. Het is in het belang van haar verdere ontwikkeling dat het beeld dat [minderjarige] van haar vader heeft, zal worden bijgesteld. Het is belangrijk dat een ouder de andere ouder in de positie van ouder van hun kind, kan “omarmen”. Een moeder en een vader zijn beiden belangrijk in het leven van een kind. [minderjarige] heeft nodig dat zij zich veilig zal voelen bij haar vader. Een deskundige kan dit bij een herstart van het contact/de omgang van [minderjarige] met haar vader, begeleiden. De vraag is hierbij onder meer: “Wat heeft de vader nodig en wat kan de moeder hierbij geven”. Het is belangrijk dat de moeder hierbij vertrouwen zal uitstralen, en sociale en psychische toestemming aan [minderjarige] zal geven tot omgang met haar vader. Het is in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] als [minderjarige] van haar beide ouders het gevoel krijgt dat zij ruimte mag hebben om haar eigen weg te vinden en de kans krijgt om een eigen nieuw beeld van haar vader te vormen.
5.2.
De Raad adviseert thans ter zitting om tot een ondertoezichtstelling over te gaan nu de ouders zich nog in dezelfde fase bevinden als ten tijde van het uitbrengen van het Raadsrapport in maart 2021. Er werd toen hulp voor de ouders in een vrijwillig kader geadviseerd en de Raad had toen vertrouwen dat dit zou worden opgepakt. Dit is echter niet danwel onvoldoende gebeurd. Als je rust en stabiliteit wilt handhaven, zoals de moeder nu wil, zal er niets gebeuren en zal er niets veranderen. Dat is niet in het belang van [minderjarige] .
Een ondertoezichtstelling van minimaal negen maanden acht de Raad nodig gelet op de wachttijden en de complexiteit van deze kwestie, waarbij een ervaren en bekwame gezinsmanager de regie moet voeren. Hierbij dient niet direct binnen drie maanden contact tussen de vader en [minderjarige] te worden afgedwongen. De Raad acht het in het belang van [minderjarige] dat zij van haar ouders de ruimte zal krijgen in haar eigen tempo het contact met haar vader op te starten waarbij kritisch naar de ouders zal worden gekeken en waarbij belemmeringen worden overwonnen en [minderjarige] door de ouders zal worden ondersteund bij het contactherstel met haar vader. De ouders dienen inzicht te krijgen hoe zij [minderjarige] kunnen ondersteunen om de belemmering, die zij voelt bij contact met haar vader, te overwinnen om zodoende tot een normaal en regulier contact met haar vader te komen. Als een ouder volhardt in een standpunt en houding, kan er maatregel op maatregel worden ingezet maar dat zal niet tot het gewenste resultaat leiden. Het is aan de ouders om de beweging in gang te zetten. Aangezien [minderjarige] bij de moeder woont is het van groot belang dat de moeder een positieve houding in woord en gebaar inneemt met betrekking tot contact van [minderjarige] met haar vader.
5.3.
De Raad is verder van mening dat de moeder de vader meer over [minderjarige] dient te informeren dan nu gebeurt. Daarbij kan je (ook) denken aan informeren over bijvoorbeeld het winnen van een wedstrijd, de scouting, de muziek etc. Er gebeurt heel veel bij een meisje in de tienerleeftijd. Op deze manier kan de vader met [minderjarige] meegroeien.

6.De beoordeling

6.1.
Gelet op de stukken en het debat ter zitting is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Voldoende is gebleken dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd waarbij de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is, niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking.
6.2.
In zijn rapport uit 2021 als hiervoor weergegeven onder 2.6.benoemt de Raad het kiezen door een kind voor een ouder en daarbij alles van de andere ouder afwijzen, als een manier van een kind om met een complexe situatie waarin het zich tussen de ouders bevindt, om te gaan. Hierbij speelt in de regel loyaliteit een belangrijke rol. De Raad sloot het onderzoek in 2021 echter af zonder een verzoek aan de rechtbank te doen, omdat de Raad het vertrouwen had dat binnen een vrijwillig kader met de hulpverlening aan de zorgpunten gewerkt zou worden om tot een contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader te komen.
De rechtbank stelt vast dat langdurige begeleiding in het vrijwillig kader niet heeft geleid tot relatie -en contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . De situatie is onveranderd ten opzichte van 2021. Dit langer laten voortduren is niet in het belang van [minderjarige] , niet op korte maar niet ook op langere termijn.
Terecht heeft de vader bij diens verweer verwezen naar het ook bij de rechtbank bekende Adviesrapport Expertteam ouderverstoting/complexe omgangsproblematiek waarbij de rechtbank, juist om eventuele (toekomstige) schade zoveel mogelijk te beperken wijst op het in 2.3 beschrevene over de korte en langere termijngevolgen (zie pagina 24 en verder). Beide ouders dienen voor ogen te houden, zelfs als zij vinden dat er nu nog nauwelijks problemen te zien zijn, dat op langere termijn gevaar ontstaat voor een hogere mate van gedragsproblemen, depressie, onveilige hechting en dergelijke (zie pagina 25).
Concreet bezien is de rechtbank dus van oordeel dat het negatieve beeld dat [minderjarige] van haar vader heeft en het contactverlies met haar vader een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] vormt. Ze zal hierdoor een scheve identiteitsontwikkeling doormaken en de kans is aanwezig dat ze daardoor op latere leeftijd psychische problemen zal krijgen. Een drangkader is dan ook op zijn plaats.
6.3.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank een ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal bepalen voor de duur van een jaar. De complexiteit van de situatie en wachttijden binnen de hulpverlening maken dat deze termijn nodig is. De rechtbank verwacht van Jeugdbescherming als uitvoerder van de ondertoezichtstelling dat zij naast een gezinsmanager een deskundige inschakelen op het gebied van contactverlies met een ouder, bijvoorbeeld de door de vader voorgestelde deskundige drs. Koppejan. De rechtbank zal gelet hierop het verzoek van de vader om zelf een deskundige te benoemen aanhouden om te bezien wat hierover de ontwikkelingen zullen zijn gedurende de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
6.4.
In het kader van de ondertoezichtstelling dient aan de volgende concrete bedreigingen in ieder geval gewerkt te worden:
- de ouders dienen inzicht en begeleiding te krijgen hoe zij [minderjarige] kunnen ondersteunen om de belemmering die zij voelt in relatie tot haar vader en bij eventueel contact met haar vader en zijn familie, te overwinnen, met als doel om te komen tot eerst relatie- en daarna contactherstel van [minderjarige] met haar vader en zijn familie;
- het beheersbaar maken van het loyaliteitsconflict waarin [minderjarige] zich bevindt;
- het beheersbaar maken van eventuele onverwerkte trauma’s bij [minderjarige] ;
- [minderjarige] dient zich veilig te voelen in relatie tot haar vader.
6.5.
De rechtbank wil bij de voortgang van de ondertoezichtstelling vinger aan de pols houden. Om die reden zal als na te melden een vervolgbehandeling ter zitting worden bepaald.
6.6.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de moeder de vader als na te melden structureel dient te informeren over [minderjarige] .
6.7.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 22 maart 2023 voor de duur van een jaar;
7.2.
bepaalt dat de moeder is gehouden de vader structureel eenmaal per twee maanden schriftelijk op de hoogte te stellen over ontwikkelingen bij [minderjarige] , waaronder onder meer ook valt te verstaan bezigheden van [minderjarige] zoals hobby’s, sport, sociale leven etc. ;
7.3.
bepaalt dat de behandeling enkelvoudig wordt voortgezet ten overstaan van mr. M.E.A. Nijssen
op maandag 12 juni 2023 om 11.30 uuren beveelt de oproeping voor deze zitting van partijen, de Raad en Jeugdbescherming;
7.4.
bepaalt dat Jeugdbescherming
uiterlijk maandag 5 juni 2023de rechtbank schriftelijk op de hoogte dien te stellen van de voortgang van de zaak onder toezending van een afschrift aan de advocaten en de Raad;
7.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
houdt de beslissing op het verzoek tot benoeming van een deskundige aan;
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.A. Nijssen, voorzitter tevens kinderrechter, mr. C.C.M. Oude Hengel en mr. H.P.E. Has, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. P.J. Penders, griffier, op 22 maart 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).