ECLI:NL:RBAMS:2023:1583

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/5095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • T.L. Fernig - Rocour
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag 2022

Op 13 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had beroep aangetekend tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek kleefde aan het bestreden besluit van verweerder. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiseres geen recht had op de energietoeslag, ondanks dat zij in het verleden kwijtschelding van gemeentelijke belastingen had ontvangen op basis van een inkomenstoets.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden waren die maakten dat moest worden afgeweken van de beleidsregels. Eiseres had in 2021 een inkomen dat net boven het toetsbedrag lag, maar in 2022 lag haar inkomen onder het toetsbedrag. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had onderzocht of er bij de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen een inkomenstoets had plaatsgevonden, wat had kunnen leiden tot een andere beslissing over de energietoeslag.

De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat verweerder aan eiseres de eenmalige energietoeslag voor 2022 moet toekennen. Tevens is het bestreden besluit vernietigd en is bepaald dat het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5095

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

13 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
( [gem. verweerder] ).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een eenmalige energietoeslag voor 2022 op 13 maart 2023 op een digitale zitting behandeld. Eiseres was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [1] .
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 20 oktober 2022;
  • herroept het primaire besluit van 16 augustus 2022;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres de eenmalige energietoeslag 2022 moet toekennen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

Het beoordelingskader
1.1.
Om te beoordelen of iemand wel of niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, heeft verweerder de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 (de Beleidsregels) opgesteld. Een huishouden heeft recht op de energietoeslag als zij over het refertejaar over een minimuminkomen beschikt: een fiscaal gezinsinkomen dat minder of gelijk is aan 120% van het bruto wettelijk minimum loon. [2]
1.2.
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat, hoewel de Beleidsregels zijn ingekaderd binnen de Participatiewet, op de Beleidsregels artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in zijn volledigheid van toepassing wordt geacht. Verweerder ziet dus af van toepassing van de Beleidsregels, wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat afwijzing van de energietoeslag onevenredig is.
Het motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek kleeft aan het bestreden besluit en dat het daarom niet in stand kan blijven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.2.
Eiseres heeft zowel voor het jaar 2021 als voor het jaar 2022 kwijtschelding van gemeentelijke belastingen ontvangen. Zij heeft daarbij gegevens overgelegd die er op duiden dat voor die kwijtschelding een (zelfs stengere) inkomenstoets is gebruikt dan voor het onderhavige besluit. Zij heeft verder op de Beleidsregels gewezen waarin staat dat, indien over een refertejaar al een inkomenstoets in het kader van een gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden en daarbij is vastgesteld dat het inkomen niet hoger is dan het relevante toetsbedrag, verweerder kan bepalen dat het inkomen over de referteperiode niet opnieuw wordt getoetst in het kader van de eenmalige energietoeslag. [3] Als verweerder voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen al een inkomenstoets heeft gedaan, hoeft hij dat dus niet opnieuw te doen voor de beoordeling van de eenmalige energietoeslag. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat hier in de bezwaarfase geen onderzoek naar is gedaan, maar dat zij in beroep het beleid van de gemeentelijke belastingen [4] heeft bekeken. Zij kreeg daarbij niet de indruk dat voor de kwijtschelding een inkomenstoets heeft plaatsgevonden. Zij weet het echter niet zeker en heeft dit niet gecheckt bij de Afdeling Belastingen van verweerder.
2.3.
Gelet op de gegevens en de stukken die eiseres heeft overgelegd, vindt de rechtbank de motivering van verweerder op dit punt onvoldoende. Verweerder had, vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, al in de bezwaarfase een uitgebreidere check moeten doen bij de Afdeling Belastingen. Verweerder had kunnen vragen aan de Afdeling Belastingen of zij bij de beoordeling van de kwijtschelding gemeentelijke belastingen een inkomenstoets heeft gedaan en zo ja, wat die inhield. Dat had in het voordeel van eiseres kunnen uitwerken. Omdat nu niet met zekerheid te zeggen is of bij de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen een inkomenstoets heeft plaatsgevonden, heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd dat de mogelijke toets die de Afdeling Belastingen zou hebben gedaan geen aanleiding was om voor eiseres geen nieuwe inkomenstoets te doen.
2.4.
Omdat er een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek kleeft aan het bestreden besluit, is het beroep gegrond. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en verweerder niet opdragen om zelf een nieuw besluit te nemen. De rechtbank maakt deze keuze opdat een einde komt aan de onduidelijkheid voor eiseres. Ook speelt daarbij een rol, zoals ook aangegeven op de zitting door verweerder, dat verweerder een grote hoeveelheid van dit soort zaken in korte tijd heeft te behandelen.
De rechtbank voorziet zelf
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor moet worden afgeweken van de Beleidsregels op grond van artikel 4:84 van de Awb. De rechtbank overweegt hiertoe dat het inkomen van eiseres over het refertejaar 2021 boven het toetsbedrag ligt, maar niet ver boven het toetsbedrag. Op de zitting is verder vastgesteld dat het inkomen van eiseres over het (lopende) jaar 2022 onder het toetsbedrag ligt. Ook heeft eiseres, die nog steeds werkloos is, op de zitting toegelicht dat zij nog steeds onder financiële druk staat.
3.2.
De rechtbank weegt ook mee dat in deze zaak sprake is geweest van een aantal onzorgvuldigheden van verweerder. Niet alleen heeft verweerder geen navraag gedaan bij de Afdeling Belastingen over een eventuele inkomenstoets, ook het bestreden besluit was misleidend voor eiseres. In het bestreden besluit is namelijk sterk de suggestie gewekt dat verweerder uit coulance met een inkomensdaling van eiseres in het lopende jaar 2022 rekening zou houden, als vast zou komen te staan dat haar inkomen van dat jaar lager was dan het toetsbedrag. In het verweerschrift heeft verweerder zich echter op het standpunt gesteld dat bij werkloosheid, zoals in het geval van eiseres, ook bij een inkomen in 2022 onder het toetsbedrag, toch geen coulance wordt betracht. Het standpunt in het verweerschrift komt niet overeen met het standpunt, zoals dat voor eiseres logischerwijs kon worden begrepen uit het bestreden besluit. Het bestreden besluit biedt geen enkel aanknopingspunt voor de aanname dat het coulance beleid in de praktijk nog andere voorwaarden kent waar eiseres niet aan voldeed. Dit klemt te meer, omdat verweerder op het moment van het bestreden besluit wel al beschikte over de relevante gegevens, namelijk dat eiseres werkloos was. Dit klemt verder te meer, omdat hier sprake is van een door verweerder gehanteerd coulancebeleid dat niet schriftelijk is vastgelegd en niet kenbaar is voor derden, zoals eiseres. Het is daarom moeilijk te controleren door derden, maar ook door de rechtbank.
3.3.
De rechtbank overweegt tenslotte dat, nu niet is uitgesloten dat een nader onderzoek bij de gemeentelijke belastingen in de bezwaarfase tot een besluit in haar voordeel had geleid, maar verder tijdverloop en onderzoek in deze zaak onwenselijk is, het nu te nemen besluit moet uitvallen ten gunste van eiseres.

Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank neemt zelf een beslissing [5] en bepaalt dat verweerder aan eiseres alsnog de eenmalige energietoeslag 2022 moet toekennen. Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde bestreden besluit.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
4.3.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2023 door mr. T.L. Fernig - Rocour, rechter, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Omdat het bericht dat de fysieke zitting naar een digitale zitting werd omgezet de gemachtigde van verweerder niet tijdig heeft bereikt, was zij fysiek op de rechtbank aanwezig, tezamen met de griffier. De rechter en eiseres hebben digitaal deelgenomen. Partijen hebben zich op de zitting akkoord verklaard met deze gang van zaken.
2.Dit volgt uit artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels.
3.Dit volgt uit artikel 4, vijfde lid, van de Beleidsregels.
4.Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent ambtshalve beleid gemeentelijke belastingen (Ambtshalve beleid gemeentelijke belastingen Amsterdam 2020).
5.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb.