ECLI:NL:RBAMS:2023:1545

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C/13/717319 / FA RK 22-2856
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarigen met benoeming van bijzondere curator

Op 20 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, die op 31 juli 2009 in Polen zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Dickhoff, heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarbij ook nevenvoorzieningen zijn gevraagd, waaronder een zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Kocabas-Güler, heeft verweer gevoerd en zelfstandige verzoeken ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. Tevens is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw zal zijn, en dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 113,- per kind per maand dient te betalen. De rechtbank heeft een bijzondere curator benoemd voor de kinderen, omdat er zorgen waren over de situatie. De omgang met de man is voorlopig opgeschort in afwachting van de rapportage van de bijzondere curator. De rechtbank heeft de verdere behandeling van de zorgregeling aangehouden tot een pro forma zitting op 29 mei 2023. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. L. van Berkum, rechter en kinderrechter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummers / rekestnummers:
C/13/717319 / FA RK 22-2856 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
C/13/723702 / FA RK 22-6271 (verdeling)
Beschikking van 20 maart 2023 betreffende de echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Dickhoff,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. E. Kocabas-Güler.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw met producties, ingekomen op 2 mei 2022;
- het verweerschrift van de man met zelfstandige verzoeken en producties, ontvangen op 14 juli 2022;
- de reactie van de vrouw op de zelfstandige verzoeken met producties, ingekomen op 6 september 2022;
- producties VI tot en met XIII van de vrouw, ingekomen op 9 februari 2023;
- aanvullende stukken van de man, ingekomen per e-mail op 15 februari 2023.
1.2.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft op 14 februari 2023 met de rechter gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • De vrouw en haar advocaat, bijgestaan door een tolk in de Poolse taal, B. Hitchcock;
  • De man en zijn advocaat, bijgestaan door een tolk in de Poolse taal, M. Cosika.
De vrouw heeft zich ter zitting van pleitaantekeningen bediend en een aanvullende draagkrachtberekening overgelegd. Partijen hebben verder hun standpunten toegelicht en vragen van de rechter beantwoord. Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 31 juli 2009 te [plaats] , Polen. Partijen hebben de Poolse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats 1] , Polen;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 te [geboorteplaats 2] .
Bij beschikking betreffende de voorlopige voorzieningen is onder meer door de rechtbank:
“5.1. bepaalt dat de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , met onmiddellijke ingang aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
5.2.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
5.3.
bepaalt dat de man met ingang van heden € 25,= per kind per maand zal betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, bij vooruitbetaling te voldoen;
5.4.
bepaalt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden: de vader de voornoemde minderjarigen elke zaterdag ziet. Op 18 juni 2022 van 12:00 tot 13:00 uur. Op 25 juni 2022 van 12.00 tot 14:00 uur. De omgang zal vervolgens in uren worden uitgebreid in onderling overleg en met ondersteuning van het Sociaal Wijkteam. Voorts zal vanaf 22 juni 2022 elke woensdag om 19:30 uur een videobelmoment plaatsvinden tussen de man en de minderjarigen. De man zal direct naar [minderjarige 1] bellen en [minderjarige 1] zal zijn zusje erbij halen;”.

3.De beoordeling

Scheiding
3.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. Volgens de man is dat ook niet mogelijk omdat partijen niet met elkaar kunnen communiceren. Nu partijen voldoende hebben gemotiveerd dat het voor hen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding.
3.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
3.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal nu het huwelijk duurzaam is ontwricht, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
3.5.
De vrouw heeft primair verzocht een beslissing te nemen conform het nader in te dienen ouderschapsplan en te bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking. Gelet op het feit dat partijen geen ouderschapsplan hebben overgelegd beschouwt de rechtbank dit verzoek als ingetrokken. De vrouw heeft subsidiair verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te bepalen op € 179,- per maand per datum indiening verzoekschrift. De rechtbank zal hierna op deze nevenverzoeken ingaan.
Hoofdverblijfplaats
3.6.
De vrouw heeft (subsidiair) verzocht te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn. De man heeft zich ten aanzien van dit verzoek gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.7.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
De rechtbank zal conform het verzoek beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond. Bovendien heeft de man bevestigd dat dit overeenstemt met de feitelijke gang van zaken en niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
3.8.
De man heeft verzocht een zorg- en contactregeling vast te stellen waarbij de kinderen, gedurende de periode waarin hij niet beschikt over een zelfstandige woning, bij de man zullen zijn op zaterdag van 12.00 uur tot 18.00 uur en wekelijks een video-belmoment zullen hebben op woensdag om 19.30 uur. Vanaf het moment waarop de man beschikt over zelfstandige woonruimte verzoekt hij een regeling waarbij de kinderen eens per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur bij hem zullen zijn, waarbij hij de kinderen haalt en brengt, en waarbij de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld.
3.9.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en verzocht om een Raadsonderzoek te gelasten.
3.10.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
.
3.11.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het zorgelijke gesprek dat met [minderjarige 1] is gevoerd en de problematiek tussen de partijen die uit de stukken blijkt, aanleiding en noodzaak gezien direct een bijzonder curator te benoemen.
Bij beschikking van 22 februari 2023 is mr. S.J. van der Woude tot bijzondere curator benoemd. De rechtbank zal in afwachting van de uitkomst van zijn werkzaamheden geen zorgregeling bepalen en het verzoek aanhouden tot nader te noemen pro forma datum. Een zorgregeling vaststellen met de man wordt op dit moment namelijk niet in het belang van de kinderen geacht. De kinderen hebben op dit moment rust nodig en pas na onderzoek van de bijzonder curator kan worden bezien of omgang met de man in het belang van de kinderen is. Dit houdt in dat de uit de voorlopige voorzieningen vloeiende zorgregeling niet langer zal worden gehandhaafd.
Gezien de benoeming van de bijzonder curator ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit moment een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten, zoals door de vrouw verzocht, mede gelet op de lange wachttijden. De rechtbank houdt dit verzoek aan samen met het verzoek van de man ten aanzien van de zorgregeling.
3.12.
Huurrecht woning
3.12.1.
De vrouw heeft om het huurrecht van de woning verzocht. De man heeft gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen, onder de voorwaarde dat de vrouw de verhuurder verzoekt de huurovereenkomst aan te passen met dien verstande dat de man niet langer aansprakelijk zal zijn terzake de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst.
3.12.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
3.12.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
3.12.4.
De rechtbank zal conform het verzoek van de vrouw beslissen, nu dit verzoek niet is weersproken en op de wet is gegrond. De man heeft geen belang bij een beslissing op zijn verzoek, nu de vrouw met deze uitspraak de enig huurder wordt van de echtelijke woning en de man daarmee niet langer aangesproken kan worden.
Kinderalimentatie
3.13.
De vrouw heeft ter zitting verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderalimentatie) vast te stellen van € 113,- per kind(totaal) per maand met ingang van de datum waarop het verzoekschrift is ingediend.
De man heeft daartegen verweer gevoerd, in die zin dat zijn draagkracht de bijdrage zoals verzocht niet toelaat.
3.14.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van Nederland op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen toepassen, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
3.15.
De rechtbank zal, met inachtneming van de stellingen en stukken van partijen de bijdrage zelfstandig bepalen. De rechtbank betrekt daarbij de uitgangspunten zoals opgenomen in het Rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie. Voor de uitwerking van de berekening verwijst de rechtbank naar de draagkrachtberekening die als Bijlage I is bijgevoegd en de als Bijlage II bijgevoegde berekening en verdeling van de kosten van de kinderen.
Netto besteedbaar gezinsinkomen en behoefte
3.16.
Partijen zijn het erover eens dat voor het bepalen van de behoefte uitgegaan dient te worden van de inkomens in het jaar 2021. Naar de onbetwiste stelling van de vrouw bedroeg het netto besteedbaar gezinskomen € 3.529,- per maand inclusief het kindgebonden budget.
Zij verschillen in beperkte mate over de behoefte die hieruit vloeit. Nu de man van een voor de kinderen gunstiger bedrag uitgaat zal de rechtbank hierbij aansluiten. Dat maakt dat de behoefte in 2021 € 739,- bedroeg en geïndexeerd naar 2023 € € 779,- per maand.
Draagkracht vrouw
3.17.
De rechtbank gaat uit van het onbetwiste jaarinkomen van € 31.428,-, de pensioenpremie van € 91,- per maand en het kindgebonden budget van € 6.945,- per jaar. Ook houdt de rechtbank rekening met de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de overige op de vrouw van toepassing zijnde fiscale heffingen en heffingskortingen.
Hieruit volgt dat de vrouw een draagkracht heeft van € 656,- per maand.
Draagkracht man
3.18.
De man werkt via een uitzendbureau en ontvangt een wisselend loon per 4 weken. Over januari 2023 en de laatste 8 weken van 2022 maakt dit een gemiddeld loon van € 2.345,- per 4 weken, inclusief vakantiegeld. Op jaarbasis maakt dat een inkomen van € 30.485,- bruto. De rechtbank houdt rekening met de op de man van toepassing zijnde fiscale heffingen en heffingskortingen.
Hieruit volgt dat de man een draagkracht heeft van € 266,- per maand.
Verdeling van de kosten van de kinderen
3.19.
De rechtbank zal de zorgkorting op 0% bepalen, nu de kinderen de man feitelijk niet zien en het nu niet in de lijn der verwachtingen ligt dat dit op korte termijn verandert.
In de onderlinge verhouding dient de man met een bedrag van € 113,- per kind per maand bij te dragen. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen.
Verdeling
3.20.
Partijen hebben verzocht te bepalen dat de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door haar c.q. hem voorgestelde wijze.
3.21.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
3.22.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna alleen de nationaliteit van Polen gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag. Partijen hebben na de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd, te weten Nederland. De gemeenschappelijke nationaliteit van partijen is echter die van een zogenaamd nationaliteitsland, te weten Polen. Polen is geen verdragsland. Nu het land van de eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking (Nederland) wel een verdragsland is, dat de verklaring van artikel 5 van het Verdrag heeft afgelegd, werd op grond van het bepaalde in artikel 4, lid 2 aanhef en sub 2 aanhef en onder a. van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het gemeenschappelijke nationale recht van partijen, te weten het recht van Polen, van toepassing op hun huwelijksvermogensregime. Gebleken is dat zich nadien een situatie heeft voorgedaan als omschreven in artikel 7, lid 2 van het Verdrag, te weten dat partijen hun gewone verblijfplaats voortdurend gedurende tien jaar in Nederland hebben gehad, waardoor na voornoemd recht met ingang van 31 juli 2019 het recht van Nederland van toepassing werd op het huwelijksvermogensregime van partijen.
3.23.
Het Pools recht kent een beperkte gemeenschap van goederen, dat tot 31 juli 2019 op het huwelijks vermogensregime van partijen van toepassing was. Wat betreft het huwelijksvermogen over de periode vanaf 31 juli 2019 moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een Nederlandse beperkte wettelijke gemeenschap van goederen bestaat, nu niet is gesteld of gebleken dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt en het vermogen van vóór 31 juli 2019 niet in enige Nederlandse huwelijksgemeenschap vloeit op grond van het Verdrag.
3.24.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:99, eerste lid, sub b BW wordt de gemeenschap van goederen van rechtswege ontbonden op het moment van het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding. In deze zaak is het verzoekschrift ingediend op 2 mei 2022. Daarom geldt die datum als peildatum voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap.
3.25.
Voor wat betreft de waarde van de boedelbestanddelen zal ten aanzien van de schulden en banksaldi in beginsel worden uitgegaan van de waarde per peildatum en ten aanzien van de overige boedelbestanddelen in beginsel van de waarde op het moment van de feitelijke verdeling.
3.26.
Ter zitting is besproken dat thans nog een onvolledig beeld bestaat van de volledige gemeenschap van partijen, meer in het bijzonder ten aanzien van het vermogen/bankrekeningen in Polen. De rechtbank kan daarom nog niet op de verzoeken beslissen. Partijen hebben aangegeven te willen proberen om in onderling overleg, na het overhandigen van de benodigde stukken, met behulp van een Pools sprekend maatschappelijk werker de verdeling af te wikkelen. De rechtbank zal daarom de gehele verdeling aanhouden in afwachting van de uitkomst hiervan.

4.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak met zaak- en rekestnummer C/13/717319 / FA RK 22-2856:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , Polen, op 31 juli 2009;
4.2.
bepaalt dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
4.3.
bepaalt dat de kinderen voorlopig, in afwachting van de rapportage van de bijzonder curator, geen omgang zullen hebben met de man (één en ander in afwijking van de beslissing in beschikking voorlopige voorzieningen onder nummer C/13/716634 / FA RK 22-2490;
4.4.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan het adres [adres] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
4.5.
bepaalt dat de man € 113,- per maand per kind dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de voornoemde minderjarigen, met ingang van datum indiening verzoekschrift, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
4.6.
verklaart de beslissing ten aanzien van de kinderalimentatie en de hoofdverblijfplaats uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
bepaalt dat de behandeling omtrent de zorgregeling
pro formawordt voortgezet op
29 mei 2023, in afwachting van rapportage van de bijzonder curator, en houdt iedere verdere beslissing aan.
In de zaak met zaak- en rekestnummer C/13/723702 / FA RK 22-6271:
4.8.
houdt alle beslissingen aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.E. Meijer op 20 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.