ECLI:NL:RBAMS:2023:1544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
C/13/710576 / FA RK 21-7595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en huurrecht in het kader van een huwelijk tussen een man met de Nederlandse nationaliteit en een vrouw met de Soedanese nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2023 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een man en een vrouw, die op 29 maart 2018 in Groningen zijn gehuwd. De man, met de Nederlandse nationaliteit, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond ten tijde van de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft op basis van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht toegepast en het verzoek tot echtscheiding toegewezen.

Daarnaast hebben beide partijen verzocht om het huurrecht van de echtelijke woning, gelegen in Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man meer belang heeft bij het huurrecht van de woning, aangezien hij deze al voor het huwelijk in gebruik had en er een sterke binding met Amsterdam is. De vrouw heeft weliswaar ook in de woning gewoond, maar heeft gedurende het huwelijk langere periodes in Nigeria verbleven. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de financiële situatie van beide partijen en de verstoring van de verstandhouding tussen de vrouw en de buren van de woning.

Ten slotte heeft de rechtbank de verdeling van de gemeenschap van goederen behandeld. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over een betaling van € 900,- door de man aan de vrouw, waarmee is voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de verdeling van hun huwelijkse vermogen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, bepaald dat de man huurder van de woning zal zijn en dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt. De beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier mr. T. Meijer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/710576 / FA RK 21-7595
Beschikking van 20 maart 2023 betreffende de echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.E. van Zutphen,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat (voorheen) mr. R.H. Edens, thans mr. C.J.H.E. Jeurissen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 1 december 2021;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen op 24 februari 2022;
- het verweer op zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 20 april 2022;
- de akte uitlating van de vrouw, tevens houdende producties 1 tot en met 16, ingekomen op 16 september 2022;
- het F9-formulier van 20 september 2022 van de man met aanvullende producties;
- de akte onttrekking van de advocaat van de vrouw, ingekomen 20 september 2022;
- de akte overlegging aanvullende producties tevens houdende aanvullend verzoek van de vrouw, ingekomen op 24 januari 2023;
- producties 20 tot en met 22 van de man, ingekomen op 10 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de man en zijn advocaat en de vrouw en haar advocaat. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de rechter beantwoord. Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 29 maart 2018 te Groningen. De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Soedanese nationaliteit.
2.2.
Bij beschikking betreffende voorlopige voorzieningen van 31 mei 2022 is de man het uitsluitende gebruik van de echtelijke huurwoning toegekend per 1 juli 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Scheiding
3.1.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.1.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
3.1.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
3.1.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal nu het huwelijk duurzaam is ontwricht, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
3.2.
Huurrecht woning
3.2.1.
Beide partijen hebben om het huurrecht van de woning verzocht. De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het huurrecht van deze woning.
3.2.2.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
3.2.3.
De rechtbank zal het huurrecht van de woning toekennen aan de man nu deze daarbij meer belang heeft dan de vrouw. De man heeft reeds voorafgaand aan het huwelijk de woning toegekend gekregen en hij heeft al vanaf 2008 tot aan het huwelijk alleen in de woning gewoond. De man heeft een sterke binding met Amsterdam en is in economische zin gebonden aan de stad. Gedurende het huwelijk hebben partijen weliswaar samen in de woning gewoond, maar zoals uit het ter zitting besprokene is gebleken, heeft de vrouw gedurende het huwelijk ook met langere periodes in Nigeria gewoond en gewerkt. Niet geheel ondenkbaar is dat de vrouw weer in het buitenland gaat werken. De vrouw heeft geen familie in Amsterdam / Nederland, waar de man dit wel heeft. Nu beide partijen zelf een laag inkomen hebben, speelt het inkomen onderling geen rol van betekenis bij de verzoeken, nu zij beiden beperkt zijn in alternatieve keuzes. En hoewel de vrouw heeft aangevoerd dat het haar zelf aan financiële middelen ontbreekt, staat vast dat de vrouw thans samen met een vriend, waarvan de man stelt dat dit haar nieuwe vriend is, een huurovereenkomst is aangegaan voor tijdelijk huur van een woning in Vinkeveen. Het ontbreekt de vrouw derhalve niet geheel aan opties. De vrouw heeft verder nog gesteld dat de woning aan haar dient te worden toebedeeld omdat zij deze gebruikt voor haar werkzaamheden als gids vanuit en naar Schiphol. De woning heeft echter louter een woonbestemming en ander gebruik is door de verhuurder niet toegestaan, zodat dit argument geen rol kan spelen. Tot slot stelt de rechtbank vast dat de verstandverhouding tussen de vrouw en de buren van de woning ernstig is verstoord en dat sinds de vrouw in de woning woonde sprake is geweest van burenoverlast vanuit de echtelijke woning. Nu de man de woning weer alleen gebruikt vanaf juli jl. is hiervan geen sprake meer. Dit geeft eveneens een onvruchtbare bodem voor het gebruik van de woning door de vrouw.
3.3.
Verdeling
3.3.1.
De vrouw heeft primair verzocht te bepalen dat de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door haar voorgestelde wijze en subsidiair verzocht te bevelen dat partijen overgaan tot verdeling.
3.3.2.
Partijen hebben echter ter zitting overeenstemming bereikt in die zin dat de man binnen vier weken na 20 februari 2023 € 900,- aan de vrouw betaalt en dat daarmee is voldaan aan alle verplichtingen die partijen uit hoofde van de verdeling van hun huwelijkse vermogen over en weer hebben. Het verzoek tot verdeling van de vrouw is daarbij ter zitting ingetrokken. Daarop hoeft dan ook niet meer te worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Groningen op 29 maart 2018;
4.2.
bepaalt dat de man huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres] met ingang van de dag waarop de beschikking tot echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
4.3.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Meijer op 20 maart 2023.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.