4.3.2Het oordeel over het onder de feiten 1 tot en met 4 ten laste gelegde
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van functionele aangiftes die gedaan zouden zijn ter verkrijging van een verblijfsvergunning, een woning en een uitkering voor [persoon 1] .
De rechtbank acht de aangiftes betrouwbaar, zij ondersteunen elkaar maar zijn op bepaalde punten ook weer niet geheel gelijkluidend. Voorts worden zij deels ondersteund door een letselverklaring, een geluidsopname en een gedeeltelijke bekentenis van verdachte. De rechtbank betrekt bij het oordeel over de betrouwbaarheid ook de eerdere veroordeling van verdachte voor mishandeling van [persoon 1] uit 2005 en de politiemutatie van 2019 waaruit blijkt dat de kinderen toen tegen de politie hebben gezegd dat zij mishandeld en bedreigd werden door hun vader.
De rechtbank ziet echter onvoldoende bewijs voor structurele mishandeling van [persoon 1] en de kinderen. In de verklaringen van [persoon 1] en de kinderen wordt een aantal incidenten genoemd. Daarnaast verklaren zij slechts in algemene zin dat zij in de ten laste gelegde periodes dagelijks, dan wel wekelijks werden mishandeld. Steunbewijs voor structurele mishandeling gedurende een periode van tien jaar in de vorm van bijvoorbeeld getuigenverklaringen van buiten het gezin of doktersinformatie ontbreekt, met uitzondering van één incident over de mishandeling met een stuk laminaat van [persoon 3] . Een en ander is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte zijn ex-vrouw en kinderen dagelijks dan wel wekelijks heeft mishandeld over een periode van tien jaar op de wijze zoals telkens onder het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging bij de feiten 1 tot en met 4 is weergegeven. De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Ten aanzien van het bewijs van de meer specifiek in de tenlastelegging omschreven incidenten overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van feit 1 (mishandeling van zijn ex-vrouw [persoon 1] )
[persoon 1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte haar bij haar bovenarmen heeft gepakt en tegen de toiletdeur in de woning aan [adres] heeft geduwd. Hierdoor heeft zij pijn ervaren aan haar rug, schouder en heup. Dit incident is gezien door [persoon 4] en zij heeft hierover in haar aangifte gelijkluidend verklaard. Volgens [persoon 4] heeft dit incident in de periode tussen 14 januari 2009 en 1 september 2013 in Nederland plaatsgevonden, voordat de familie in 2013 naar Turkije vertrok. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zijn ex-vrouw [persoon 1] heeft mishandeld in voornoemde periode in Amsterdam.
Ten aanzien van feit 2 (mishandeling van zijn zoon [persoon 2] )
[persoon 2] heeft verklaard dat hij in april 2019 in Turkije door verdachte in het gezicht geslagen is. [persoon 4] heeft gezien dat [persoon 2] tijdens dit incident een klap in het gezicht kreeg. Van dit incident is tevens een geluidsopname beschikbaar die door [persoon 1] is gemaakt en in een proces-verbaal is uitgewerkt. Daaruit blijkt dat op de geluidsopname meerdere klappen te horen zijn. De rechtbank acht deze geweldshandeling daarom bewezen.
[persoon 2] heeft verder verklaard dat hij in 2011 of 2012 in Nederland met zijn hoofd door verdachte in hun woning tegen de muur is gegooid. [persoon 1] heeft dit gezien en verklaart hierover gelijkluidend in haar aangifte. De rechtbank komt daarmee ook tot een bewezenverklaring van deze geweldshandeling
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zijn zoon [persoon 2] heeft mishandeld in 2011 of 2012 in Amsterdam en in april 2019 in Turkije.
Voor de overige tenlastegelegde geweldshandelingen geldt dat enkel [persoon 2] hierover verklaard heeft. Daarmee is er onvoldoende wettig bewijs. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 (mishandeling van zijn zoon [persoon 3] )
[persoon 3] heeft verklaard dat hij door verdachte is geslagen met een houten plank waar een spijker aan zat. [persoon 1] heeft gelijkluidend verklaard en heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden toen [persoon 3] tien of elf jaar oud was. De rechtbank acht deze geweldshandeling daarmee bewezen.
Verder heeft [persoon 3] verklaard dat hij in april 2019 in Turkije door verdachte met de vlakke hand in het gezicht geslagen is en dat dit pijn deed. Verdachte heeft voor dit deel van de tenlastelegging een bekennende verklaring afgelegd. [persoon 1] verklaart hierover dat verdachte [persoon 3] hierbij met zijn vuist op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank neemt ook het proces-verbaal van de geluidsopname mee als steunbewijs, nu hieruit blijkt dat er meerdere klappen zijn uitgedeeld. De rechtbank komt daarmee ook tot een bewezenverklaring voor deze geweldshandelingen.
Datzelfde geldt voor het incident met het laminaat. [persoon 3] en [persoon 1] verklaren dat verdachte een stuk laminaat naar [persoon 3] heeft gegooid, waardoor een wond boven zijn oog is ontstaan. Volgens de letselverklaring kan het litteken boven het oog van [persoon 3] zijn ontstaan door het gooien met laminaat tegen het oog. Uit de letselverklaring blijkt dat dit incident in 2012 in Amsterdam heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaart dat het stuk laminaat was gegooid naar de laminaatlegger die daar toen bezig was en dat dit stuk laminaat [persoon 3] per ongeluk heeft geraakt. Die verklaring acht de rechtbank, gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, niet aannemelijk.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zijn zoon [persoon 3] in 2012 en 2013 of 2014 in Amsterdam en in april 2019 in Turkije heeft mishandeld.
Voor de overige tenlastegelegde geweldshandelingen geldt dat enkel [persoon 3] of enkel [persoon 1] hierover heeft verklaard. Verdachte zal daarom van die geweldshandelingen worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig bewijs.
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling van zijn dochter [persoon 4] )
[persoon 4] heeft verklaard dat ze in april 2019 in Turkije door verdachte is geslagen tot ze op de grond viel. [persoon 2] heeft hierover verklaard dat hij na het incident een bult en blauwe plekken zag op het hoofd van [persoon 4] . [persoon 1] heeft gezien dat [persoon 4] werd geslagen en [persoon 1] heeft na het incident schrammen en rode plekken bij [persoon 4] waargenomen. De rechtbank acht op grond hiervan bewezen dat verdachte [persoon 4] in april 2019 in Turkije heeft mishandeld.
Voor de overige tenlastegelegde geweldshandelingen geldt dat enkel [persoon 1] hierover heeft verklaard en er dus onvoldoende wettig bewijs is. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde woorden die verdachte tegen [persoon 4] zou hebben gezegd, geldt dat het toevoegen van deze woorden geen mishandeling oplevert. Over het tweede gedachtestreepje heeft [persoon 4] verklaard dat alle gezinsleden deze mishandeling hebben gezien. Het incident is echter in geen van de andere aangiftes opgenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken ten aanzien van deze onderdelen in de tenlastelegging.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.