ECLI:NL:RBAMS:2023:1519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13.308989.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit gasdrukwapen met deels vrijspraak voor wapenbezit en oplegging van geldboete

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie op 4 december 2020 en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool op 6 december 2020. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Kramer, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.J. Bouwman, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de feiten en het bewijs gewogen. De verdachte werd op 4 december 2020 in een lift aangetroffen met medeverdachten, waar in tassen vuurwapens en munitie werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de wapens, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de wapens die in de tassen waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de officier van justitie en sprak de verdachte vrij van de feiten 1, 3 en 4.

Wel werd feit 2 bewezen verklaard, namelijk het voorhanden hebben van een gasdrukpistool. De rechtbank legde een geldboete op van 550 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder strafbare feiten had gepleegd en dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in de strafoplegging zijn meegenomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.C.J. Klaver als voorzitter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.308989.20
Datum uitspraak: 09 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
Ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1],
thans uit andere hoofde gedetineerd te: [naam PI].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Bouwman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Medeplegen van het voorhanden hebben van twee vuurwapens van de derde categorie (een pistool van het merk Zoraki en een pistool van het merk BBM) op 4 december 2020 te Amsterdam;
Het voorhanden hebben van een wapen van de eerste categorie, namelijk een gasdrukpistool, op 6 december 2020 te Amsterdam;
Medeplegen van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen op 4 december 2020 te Amsterdam;
Medeplegen van het voorhanden hebben van munitie op 4 december 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 4 december 2020 is een verbalisant in burger op weg naar huis wanneer hij een grote groep jongens ziet, waarbij hij het vermoeden krijgt dat er filmopnames voor een drillrapvideo worden gemaakt. Als de politie ter plaatse komt rennen de aanwezigen weg. Op min of meer hetzelfde ogenblik ontvangt de politie een melding van geluidsoverlast voor het adres [adres 2] in Amsterdam. Verdachte wordt buiten gecontroleerd en gaat vervolgens de flat, waarin de woning van de melder zich bevindt, binnen. De verbalisanten volgen verdachte. De verdachte wordt vervolgens in de lift van de flat met drie medeverdachten aangetroffen en gefouilleerd. In de lift worden op de grond twee tassen aangetroffen. In de zwarte tas bevindt zich het BBM-vuurwapen, het stroomstootwapen en munitie en in de Gucci-tas bevindt zich het Zoraki-vuurwapen en munitie. Op het BMM-vuurwapen is het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het Zoraki-wapen en de munitie in de Gucci-tas van hem zijn. . In de woning van de oma van verdachte, waar de verdachte verblijft, wordt op 6 december 2020 een gasdrukwapen (feit 2) aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Voor het tweede feit heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Voor de overige feiten geldt dat verdachte heeft erkend dat hij op 4 december 2020 bezig was met het opnemen van een videoclip. Verdachte spreekt over ‘mijn cameraman’ en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte hem als figurant had uitgenodigd voor de opname van de videoclip. Verdachte heeft de clipshoot georganiseerd. Kort gezegd stelt de officier van justitie dat verdachte om voormelde redenen zowel wetenschap als beschikkingsmacht over de aanwezige wapens en munitie heeft gehad, zodat ook de feiten 1, 3 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het tweede feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte voor de feiten 1, 3 en 4 vrij te spreken. Verdachte heeft een publieke, open oproep op Instagram geplaatst om bij de opname van de videoclip aanwezig te zijn. Hierbij heeft hij niet opgeroepen om wapens mee te nemen. Er komen via via mensen op deze oproep af. Van de verdachte kan niet worden verwacht dat hij de mensen die op de oproep af komen allemaal controleert op het aanwezig hebben van (bijvoorbeeld) wapens en munitie. Verdachte is in de lift aangehouden. In één van de tassen, die op de grond in de lift werd aangetroffen, zijn het stroomstootwapen, een kogelwerend vest, munitie en één van de vuurwapens gevonden. Er zijn geen sporen van verdachte op of in deze tas aangetroffen. Verdachte heeft de wapens niet voorhanden gehad, heeft geen beschikkingsmacht gehad en geen wetenschap van de aanwezigheid van de wapens.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van feit 1, 3 en 4
De rechtbank stelt vast dat de wapens en munitie in de nabijheid van verdachte, namelijk in twee tassen in de lift waarin hij stond, zijn aangetroffen. De wapens en munitie waren op dat moment niet zichtbaar en verdachte had zelf geen van de wapens of munitie vast of op zijn lijf. De vervolgvraag luidt of verdachte feitelijk over de wapens en munitie heeft kunnen beschikken en of hij zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens en munitie. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de door de officier van justitie ingenomen stelling dat verdachte een dusdanige regisseursrol, dan wel een andersoortige actieve rol in het geheel had, dat hij invloed heeft gehad op de aanwezigheid van de wapens. Er is bijvoorbeeld niet gebleken dat verdachte de aanwezigen heeft uitgenodigd om wapens en munitie mee te nemen naar de opname van de videoclip. Hoewel verdachte de initiatiefnemer is geweest van de videoclip, en uit videobeelden ook is gebleken dat verdachte met een groot mes heeft gezwaaid voor de videoclip, kan niet worden vastgesteld dat hij een vooropgezet plan had voor een opname van een videoclip waarbij (vuur)wapens en munitie een rol zouden spelen. Door het enkel versturen van een uitnodiging om deel te nemen aan de videoclip kan geen nauwe en bewuste samenwerking worden vastgesteld voor het voorhanden hebben van de wapens en munitie. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en munitie en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Ook de nabijheid van verdachte bij de tassen waarin de wapens en munitie zich bevonden is daarvoor onvoldoende. Daarom is niet bewezen dat de verdachte de wapens en munitie, zoals ten laste gelegd onder feit 1, 3 en 4 voorhanden heeft gehad, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
4.4.2
Het oordeel over feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 2 bewezen kan worden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage III vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 6 december 2020 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool met zilverkleurige metalen kast en loop, voorzien van houten kolfplaten en boven de trekker voorzien van de ingegraveerde tekst “Government – Model – COLT Automatic Caliber 45” heeft voorhanden gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) uit te spreken. De redelijke termijn is overschreden en artikel 63 Sr is van toepassing. Verdachte zit op dit moment een lange straf uit, waarbij in het kader van detentiefasering ook voorwaarden zullen gelden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een namaakvuurwapen in de vorm van een gasdrukwapen voorhanden gehad. Hij heeft dit wapen in de woning van zijn oma neergelegd. . Dit is verboden, omdat met een namaakwapen mensen angst kan worden aangejaagd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder twee strafbeschikkingen heeft ontvangen voor verboden wapenbezit.
Hoewel verdachte ten tijde van het feit nog een jeugdige leeftijd had ziet de rechtbank nu geen aanleiding om het adolescentenstrafecht nog toe te passen. In de rapporten van 11 februari 2022 en 26 januari 2023 adviseert de reclassering toepassing van het volwassenenstrafrecht. De verdachte is op 28 juli 2022 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Verdachte zit deze straf op dit moment uit in een penitentiaire inrichting voor volwassenen.
Verdachte is op 5 december 2020 in verzekering gesteld. Binnen twee jaar na die datum, op 5 december 2022, had vonnis moeten worden gewezen. Dat betekent dat de redelijke termijn met ongeveer drie maanden overschreden is. Vanwege deze geringe overschrijding zal de rechtbank hieraan geen consequentie verbinden.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de officier van justitie, zodat aanleiding bestaat een lagere straf op te leggen dan wat de officier van justitie heeft gevorderd. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) schrijven een geldboete van 550 euro voor. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken en acht deze geldboete passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte is in beslag genomen: zie beslaglijst in bijlage II.
Onttrekking aan het verkeer
Nu de voorwerpen 2 tot en met 12 zijn aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van een dergelijke misdrijven en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 36d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 550,-(vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 11 dagen, met dien verstande dat voor iedere dag die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht aftrek zal plaatsvinden naar de maatstaf van €50,- per dag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2 1 STK Patroon (Omschrijving: 6003696)
3 1 STK Patroon (Omschrijving: 6003697)
4 1 STK Patroon (Omschrijving: 6003700)
5 1 STK Patroon (Omschrijving: 6003701)
6 1 STK Wapen (Omschrijving: 6004206)
7 1 STK Wapen (Omschrijving: 6003694, zwart)
8 1 STK Wapen (Omschrijving: 6003695, zwart)
9 1 STK Wapen (Omschrijving: 6003698, zilver)
10 1 STK Wapen (Omschrijving: 6003699, zwart)
11 1 STK Gasfles (Omschrijving: 6004860)
12 1 DS Doos (Omschrijving: 6004907, Sellier & Bellot)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK Vest (Omschrijving: Kogelwerend vest 6003694, zwart)
13 1 STK Zak (Omschrijving: 6004863, Vomar)
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2023.
[…]