Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd. De zaak betreft meerdere tenlasteleggingen, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie op 4 december 2020 en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool op 6 december 2020. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Kramer, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.J. Bouwman, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de feiten en het bewijs gewogen. De verdachte werd op 4 december 2020 in een lift aangetroffen met medeverdachten, waar in tassen vuurwapens en munitie werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de wapens, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de wapens die in de tassen waren aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de officier van justitie en sprak de verdachte vrij van de feiten 1, 3 en 4.
Wel werd feit 2 bewezen verklaard, namelijk het voorhanden hebben van een gasdrukpistool. De rechtbank legde een geldboete op van 550 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder strafbare feiten had gepleegd en dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in de strafoplegging zijn meegenomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.C.J. Klaver als voorzitter.