ECLI:NL:RBAMS:2023:1518

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13.005876.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit met gevangenisstraf

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam in een strafzaak uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 december 2020, waarbij de verdachte in de lift van een flat in Amsterdam werd aangetroffen met een tas waarin een BBM-vuurwapen, een stroomstootwapen en munitie waren verstopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op uitnodiging van een medeverdachte naar de opname van een videoclip was gegaan en dat hij een van de wapens in zijn handen had gehad. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de gevaarlijkheid van het bezit van dergelijke wapens in de openbare ruimte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van een Zoraki-pistool, omdat dit wapen niet in de tas van de verdachte was aangetroffen. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.005876.21
Datum uitspraak: 09 maart 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
Ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1],
thans uit andere hoofde gedetineerd te: [naam PI].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D. Fontein naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Medeplegen van het voorhanden hebben van twee vuurwapens van de derde categorie (een pistool van het merk Zoraki en een pistool van het merk BBM) op 4 december 2020 te Amsterdam;
Medeplegen van het voorhanden hebben van een stroomstootwapen op 4 december 2020 te Amsterdam;
Medeplegen van het voorhanden hebben van munitie op 4 december 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 4 december 2020 is een verbalisant in burger op weg naar huis wanneer hij een grote groep jongens ziet, waarbij hij het vermoeden krijgt dat er filmopnames voor een drillrapvideo worden gemaakt. Als de politie ter plaatse komt rennen de aanwezigen weg. Op min of meer hetzelfde ogenblik ontvangt de politie een melding van geluidsoverlast voor het adres [adres 2] in Amsterdam. Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt buiten gecontroleerd en gaat vervolgens de flat waarin de woning van de melder zich bevindt, binnen. De verbalisanten volgen [medeverdachte 1]. De verdachte wordt vervolgens in de lift van de flat met de medeverdachten, waaronder [medeverdachte 1], aangetroffen en gefouilleerd. In de lift worden op de grond twee tassen aangetroffen. In de zwarte tas bevindt zich het BBM-vuurwapen, het stroomstootwapen en munitie en in de Gucci tas bevindt zich het Zoraki-vuurwapen en munitie. Op het BBM-vuurwapen is het DNA van verdachte aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het Zoraki-wapen en de munitie in de Gucci tas van hem zijn.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem had uitgenodigd voor de opname van een videoclip. Verdachte wist wat wel dat er spullen waren, maar er was gezegd dat het niets ernstigs was. Verdachte heeft verklaard dat hij de zwarte tas heeft vastgehouden. Het DNA van verdachte is aangetroffen op het vuurwapen dat in die zwarte tas is aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een vuurwapen heeft vastgehouden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1, voor het BBM-wapen, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft dit wapen vast gehad en heeft ook de tas waar het in zat vast gehad. Voor het andere wapen van feit 1, te weten het Zoraki-wapen en voor de feiten 2 en 3, heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft de wapens en munitie niet meegenomen, verdachte heeft geen verdere betrokkenheid bij drillrap en wist niet wat er in de tas zat die hij vast had. Verdachte wist ook niet wat er in de tas van medeverdachte [medeverdachte 2] zat. Er is geen sprake geweest van nauwe en bewuste samenwerking, zodat medeplegen niet bewezen kan worden. Verdachte heeft ook geen organiserende rol gehad.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de wapens en munitie in de nabijheid van verdachte, namelijk in de lift waarin hij stond, zijn aangetroffen. De wapens en munitie waren op dat moment niet zichtbaar. De vervolgvraag luidt of verdachte feitelijk over de wapens en munitie heeft kunnen beschikken, en of hij zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens en munitie. Verdachte is op 4 december 2020 op uitnodiging van medeverdachte [medeverdachte 1] naar de opname van de videoclip gegaan, waarin hij als figurant zou optreden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij één van de aangetroffen wapens in zijn handen heeft gehad bij het opnemen van de videoclip in het park, dat hij het wapen heeft teruggegeven aan de persoon van wie hij het wapen kreeg, en dat diezelfde persoon hem vervolgens de zwarte tas heeft gegeven om mee te nemen naar de volgende locatie in de flat. Verdachte is aldus degene geweest die de zwarte tas met daarin het BBM-vuurwapen, munitie en het stroomstootwapen van het park naar de flat heeft vervoerd. Door de tas aan te nemen van de persoon die hem eerder het vuurwapen gaf zonder daarover nadere vragen te stellen wat er in die tas zat, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de tas, naast het vuurwapen, ook nog andere wapens en munitie zouden zitten. Verdachte heeft daarnaast over de wapens en de munitie kunnen beschikken, hij heeft immers de tas van het park naar de flat meegenomen. Aldus staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat verdachte het BBM-wapen, het stroomstootwapen en de munitie bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor feit 1 voor zover het betrekking heeft op het BBM-wapen, en voor feit 2 en feit 3. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan, zodat verdachte van het medeplegen zal worden vrijgesproken.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het Zoraki-pistool uit feit 1. Dit wapen is niet aangetroffen in de zwarte tas die verdachte droeg, maar in de Gucci tas die bij medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de anderen waarschijnlijk niet wisten dat hij dit wapen bij zich had. Medeverdachte [medeverdachte 2] is bij vonnis van 7 december 2022 veroordeeld voor het voorhanden hebben van dit wapen en vrijgesproken van het medeplegen.
4.5
Bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 4 december 2020 te Amsterdam, een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (getransformeerd), van het merk BBM, type 315, kaliber 6,35mm (synoniem .25 ACP),voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2:
op 4 december 2020 te Amsterdam een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 3:
op 4 december 2020 te munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
51 patronen, van het kaliber 9x17mm (synoniem 9mm kort / .380 auto), voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om een taakstraf op te leggen gelijk aan drie maanden gevangenisstraf. De redelijke termijn is overschreden. Helaas heeft de reclassering geen nieuw rapport kunnen opstellen, maar in het rapport uit 2022 is geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft verzocht hiermee in de straftoemeting rekening te houden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een vuurwapen, een stroomstootwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is naar zijn aard gevaarlijk voor iedere burger die met het gebruik ervan zou kunnen worden geconfronteerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens en stroomstootwapens bevordert het gebruik ervan en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft deze voorwerpen in de openbare ruimte aanwezig gehad. Daarom dient daartegen uit oogpunt van generale preventie streng te worden opgetreden.
Hoewel verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog een jeugdige leeftijd had, ziet de rechtbank geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. In het rapport van 21 juli 2022 adviseert de reclassering toepassing van het volwassenenstrafrecht. Er zijn onvoldoende indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank volgt daarin het advies van de reclassering.
Uit de meest recente rapportage van de reclassering blijkt dat de reclassering geen contact met verdachte heeft kunnen krijgen en dat moeder, zus en woonbegeleider geen tot weinig contact met hem hebben. De verdachte zit op de dag van de terechtzitting in verzekering voor een nieuw feit. De rechtbank vindt deze omstandigheden zorgelijk.
Verdachte is op 7 januari 2021 in verzekering gesteld. Binnen twee jaar na die datum, op 7 januari 2023, had vonnis moeten worden gewezen. Dat betekent dat de redelijke termijn met ongeveer twee maanden overschreden is. Vanwege deze geringe overschrijding zal de rechtbank hieraan geen consequentie verbinden.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De rechtbank houdt in de strafmaat rekening met de eendaadse samenloop van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om van het oriëntatiepunt af te wijken en acht deze straf passend en geboden. De zal daarom afwijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd en een hogere straf opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
acht maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze opheffing van de schorsing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2023.
[…]