Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Krakow, Polen. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1983, was in Nederland verblijvend en had meer dan vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor gevangenhouding.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en onderzocht of aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander was voldaan. De opgeëiste persoon had rechtmatig verblijf in Nederland en de rechtbank oordeelde dat hij gelijkgesteld kon worden met een Nederlander. De officier van justitie betoogde dat de verjaring niet aan de orde was, maar de rechtbank concludeerde dat de verjaring van de tenuitvoerlegging van de straf naar Nederlands recht was verlopen. De rechtbank weigerde de overlevering op grond van artikel 9 OLW, omdat de feiten waarvoor de overlevering was verzocht, naar Pools recht waren verjaard.
De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon sinds 2008 in Nederland woonde en een nieuw leven had opgebouwd. Gezien de omstandigheden, waaronder de lange tijdsduur van de feiten en de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon, werd de overlevering geweigerd. De rechtbank kwam niet meer toe aan de beoordeling van andere weigeringsgronden, aangezien de weigeringsgrond van artikel 9 OLW van toepassing was. De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.